14 Wie is de meeste

Wie is de meeste?

1.Wat zei Christus bij het Pascha tot Zijn discipelen? Lukas 22:15,16.
15
En Hij zeide tot hen: Ik heb vurig begeerd dit Pascha met u te eten, eer Ik lijd.
16
Want Ik zeg u, dat Ik het voorzeker niet meer eten zal, voordat het vervuld is in het Koninkrijk Gods.

2.Waarover was er twist geweest onder de discipelen? Lukas 22: 24.
24 Er ontstond ook een twist onder hen, wie van hen voor de grootste zou gehouden worden.

3. Hoe bestrafte Christus deze geest? Lukas 22: 25,26 en Markus 10:42-45.
25
En Hij zeide tot hen: De wereldlijke koningen heersen en de machtigen noemt men genadige heren.
26 Doch g ij niet alzo; maar de grootste onder u zal zijn als de jongste, en de voornaamste als een dienaar.

42
En Jezus riep hen tot Zich en zeide tot hen: Gij weet, dat zij, die regeerders der volken heten, heerschappij over hen voeren, en hun rijksgroten oefenen macht over hen.
43 Zo is het echter onder u niet. Maar wie groot wil worden onder u, zal uw dienaar zijn;
44 en wie onder u de eerste wil zijn, zal aller slaaf zijn.
45 Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen.

4.Wat zei de heiland over de plaats, welke Hij zelf bekleedde? Lukas 22: 27.
27 Want wie is de grootste, die aan tafel zit of die dient? Is het niet die aan tafel zit? Maar Ik ben onder u als een dienaar.

5. Welk voorbeeld van nederigheid en gewillig dienstbetoon gaf Christus, niettegenstaande Hij hun Heer en Meester was? Johannes 13: 4,5.
4
en Hij legde zijn klederen af en nam een linnen doek en omgordde Zich daarmede.
5 Daarna deed Hij water in het bekken en begon de voeten der discipelen te wassen, en af te drogen met de doek, waarmede Hij omgord was.

6. Wat was in de oude tijd het gebruik, wat het wassen van de voeten betreft? Genesis 18:4; 19:2; 43:24.
4
Laat toch een weinig water gehaald worden, en wast uw voeten en vlijt u neder onder de boom;

2 en zeide: Zie toch, mijne heren, neemt toch uw intrek in het huis van uw knecht, overnacht en wast uw voeten, dan kunt gij morgenvroeg uws weegs gaan. Maar zij zeiden: Neen, wij zullen de nacht op het plein doorbrengen.

7.Hoe bestrafte Christus Simon, omdat die Hem verkeerd beoordeelde, toen Hij een vrouw, die een zondares was, toeliet Zijn voeten te wassen?
Lukas 7: 44
44
En Zich naar de vrouw wendende, zeide Hij tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen; water voor mijn voeten hebt gij Mij niet gegeven, maar zij heeft met tranen mijn voeten nat gemaakt en ze met haar haren afgedroogd.

8.Welke vraag deed Petrus aangaande deze dienst, welke de Heer hem wilde bewijzen? Johannes 13: 6.
6 Hij kwam dan bij Simon Petrus. Deze zeide tot Hem: Here, wilt Gij mij de voeten wassen?

9. Welk antwoord gaf Jezus? Johannes 13: 7.
7
Jezus antwoordde en zeide tot hem: Wat Ik doe, weet gij nu niet, maar gij zult het later verstaan.

10. Wat was Petrus gevoel over het wassen van zijn voeten door de heiland? Johannes 13: 8.
8
Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in eeuwigheid! Jezus, antwoordde hem: Indien Ik u niet was, hebt gij geen deel aan Mij.

11. Wat was het antwoord van de meester aan Petrus? Johannes 13: 8
8
Petrus zeide tot Hem: Gij zult mijn voeten niet wassen in eeuwigheid! Jezus, antwoordde hem: Indien Ik u niet was, hebt gij geen deel aan Mij.

12.Wat zei Petrus toen hij hoorde dat deel hebben aan Christus afhankelijk was van het bewijzen van deze dienst? Johannes 13: 9.
9
Simon Petrus zeide tot Hem: Here, niet alleen mijn voeten, maar ook de handen en het hoofd!

13.Wat zei Christus, nadat hij hun voeten gewassen had? Johannes 13: 15.
15
want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet, gelijk Ik u gedaan heb.

14.Wat zei hij over het wassen van elkanders voeten? Johannes13: 13,14
13
Gij noemt Mij Meester en Here, en gij zegt dat terecht, want Ik ben het.
14 Indien nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb, behoort ook gij elkander de voeten te wassen;

15. Wat zei Christus zou hun bevinding zijn, wanneer zij Zijn bevel gehoorzaamden? Johannes 13: 17.
17
Indien gij dit weet, zalig zijt gij, als gij het doet.

16. Hoe beschouwt Christus iets, dat aan de minste van Zijn discipelen gedaan wordt? Mattheus 25: 40.
40
En de Koning zal hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan een van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan.