06 Christelijke hulp
Christelijke Hulp
Van welke aard was het werk van Christus onder de mensen? Handelingen 10: 33 38 Hoe God Jezus, de Nazarener, gezalfd heeft met de Heilige Geest en met kracht; welke alom doortrok, goed doende, en
genezende allen, die van de duivel overweldigd waren, want God was met Hem.
Wat doen Zijn ware volgelingen? 1 Johannes 2: 6 6 Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zo te wandelen, als Hij gewandeld heeft.
Wie dienen wij wezenlijk, wanneer wij de behoeftige helpen? Matheus 25: 40 40 En de Koning zal hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan een van deze mijn minste broeders
hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan.
Hoe lang zullen de armen in de wereld zijn? Matheus 26: 11 11 De armen hebt gij immers altijd bij u, maar Mij hebt gij niet altijd.
In welke verhouding staan allen tot God? Spreuken 22: 2 2 Rijken en armen ontmoeten elkaar, de HEER heeft hen allen gemaakt,
Wat is goed bewijs van waar berouw? Daniel 4: 7 27 Daarom, o koning, laat mijn raad u welgevallig zijn: doe uw zonden teniet door rechtvaardigheid en uw ongerechtigheden
door erbarming jegens ellendige; of er misschien verlenging van uw rust wezen moge.
Wat is een bewijs, dat men kennis van God heeft? Jeremia 22:16 16 Hij deed de ellendige en arme recht wedervaren; toen ging het wel. Is dat niet Mij erkennen? Luidt het woord des HEREN.
Welke soort mensen moeten christelijke hulp ontvangen? Jakobus 1: 27 27 Zuivere en onbevlekte godsdienst voor God, de Vader, is: omzien naar wezen en weduwen in hun druk en zichzelf onbesmet
van de wereld bewaren.
Is het onze plicht, altijd te geven wat verwacht of gevraagd wordt? Handelingen 3:6 /2 Korinthe 12:86 Maar Petrus zeide: Zilver en goud bezit ik niet, maar wat ik heb geef ik u; in de naam van Jezus Christus, de Nazireeër: Wandel.
8 Daarom spoor ik u aan te besluiten hem liefde te betonen,
Wat is soms van meer waarde zelfs dan geld, voor mensen, die ontmoedigd zijn? Job 29: 24 24 Lachte ik hun toe, zij konden het nauwelijks geloven, maar de glans van mijn aangezicht konden zij niet verdonkeren.
11.Welke Goddelijke wet van terugwerking gaat met geven samen? Lukas 6: 38 /Psalm 18: 25-27 /109: 17 en Galaten 6; 7
38 Geeft, zo wordt u gegeven: een volle, gedrukte, geschudde en overlopende maat zal men in uw schoot geven; want met
dezelfde maat, waarmee gij meet, zal men u ook meten.
12.Wat wordt er beloofd degenen, die aan de armen geven? Spreuken 19: 17 /Spreuken 28: 27
17 Wie zich over de arme ontfermt, leent de HERE; Hij zal hem zijn weldaad vergelden
27 Wie de arme geeft, zal geen gebrek lijden; maar wie zijn ogen toesluit, wordt zwaar vervloekt.
13. Op welke wijze leerde Job de behoeften van de armen kennen? Job 29: 16
16 een vader was ik voor de armen, en het rechtsgeding van mij onbekenden, onderzocht ik;
14.Welke gelijkenis toont, wat praktische christelijke hulp is? Lukas 10: 30-37
30 Daarop hernam Jezus en zeide: Een zeker mens daalde af van Jeruzalem naar Jericho en viel in de handen van rovers, die hem niet
alleen uitschudden, maar ook slagen gaven en weggingen, terwijl zij hem halfdood lieten liggen.
31 Bij geval daalde een priester af langs die weg; en deze zag hem, doch ging aan de overzijde voorbij.
32 Evenzo ging ook een Leviet langs die plaats, en hij zag hem en ging aan de overzijde voorbij.
33 Doch een Samaritaan, die op reis was, kwam in zijn nabijheid, en toen hij hem zag, werd hij met ontferming bewogen.
34 En hij ging naar hem toe, verbond zijn wonden, goot er olie en wijn op; en hij zette hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een
herberg en verzorgde hem.
35 En de volgende dag stelde hij de waard twee schellingen ter hand en zeide: Verzorg hem en mocht gij meer kosten hebben, dan zal ik
ze u vergoeden, op mijn terugreis.
36 Wie van deze drie dunkt u, dat de naaste geweest is van de man, die in handen der rovers was gevallen?
37 Hij zeide: Die hem barmhartigheid bewezen heeft. En Jezus zeide tot hem: Ga heen, doe gij evenzo.
15.Toen Christus de zeventig uitzond, wat zei Hij toen, dat zij in de steden, waar zij heengingen, moesten doen? Lukas 10: 9
9 en geneest de zieken, die er zijn, en zegt tot hen: Het Koninkrijk Gods is nabij u gekomen.
16.Welke soort van werkers begeert God te zien, waar armoede, lijden, en druk heerst? Jesaja 42: 22, 23
22 Maar dit is een volk, beroofd en uitgeplunderd; men heeft hen allen in kerkerholen geboeid, in gevangenissen zijn zij
weggeborgen;
werden ten roof en er was geen redder; tot plundering en er was niemand die zeide: Geef terug.
23 Wie onder u neemt dit ter ore, schenkt er aandacht aan en luistert in het vervolg?
17.Wat is onze plicht tegenover de verdrevenen en omzwervende? Jesaja 16: 3, 4
3 Schaf raad, geef een beslissing, maak op de volle middag uw schaduw als nacht, verberg de verdrevenen, verraad de
vluchtelingen niet.
4 Laten Moabs verdrevenen bij u vertoeven, wees hun een toevlucht tegen de verwoester. Wanneer het gedaan is met de verdrukker, de
vernieling voltooid is, de verwoesters uit het land verdwenen zijn,
18.Wat spoort christenen aan om werk onder gevangenen te doen? Matheus 25: 36
36 Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen.
19.Wie merkt het zuchten van de gevangenen op? Psalm 102: 20, 21
19 want Hij heeft uit zijn heilige hoogte neergezien, de HERE heeft uit de hemel op aarde geschouwd,
20 om het zuchten der gevangenen te horen, om de ten dode gedoemde te bevrijden;
21 opdat men de naam des HEREN in Sion vertelle, en zijn lof in Jeruzalem,
20.Uit welk werk bestaat het vasten, die God het meest welgevallig is? Jesaja 58: 6, 7
6 Is dit niet het vasten dat Ik verkies: de boeien der goddeloosheid los te maken, de banden van het juk te ontbinden, verdrukten vrij te laten en elk juk te verbreken?
7 Is het niet, dat gij voor de hongerige uw brood breekt en arme zwervelingen in uw huis brengt, ja, als gij een naakte ziet, dat gij hem bekleedt en u niet onttrekt aan uw eigen vlees en bloed?
21.Welke beloften worden er gegeven aan degenen, die aldus in de behoeften en de nood van anderen voorzien? Jesaja 58: 10, 11
10 wanneer gij de hongerige schenkt wat gij zelf begeert en de verdrukten verzadigt, dan zal in de duisternis uw licht opgaan en uw donkerheid zal zijn als de middag.
11 En de HERE zal u voortdurend leiden, u in dorre streken verzadigen en uw gebeente krachtig maken; dan zult gij zijn als een besproeide hof en als een bron, waarvan het water niet teleurstelt.