19 Naarstigheid
Naarstigheid
Welk algemeen bevel heeft God gegeven, wat werken betreft? Exod. 20: 99 zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen;
In plaats van te leven op hetgeen anderen verdienen, welke vermaning wordt er gegeven? Efeziërs 4: 2828 Wie een dief was, stele niet meer, maar spanne zich liever in om met zijn handen goed werk te verrichten, opdat hij iets kan meedelen aan de behoeftige.
Welke algemene regel geeft Paulus op dit punt aan? 2 Thessalonisensen. 3: 1010 Want ook toen wij bij u waren, bevalen wij u dit: Wil iemand niet werken, dan zal hij ook niet eten.
In welke bewoordingen veroordeelt hij luiheid? 1 Thessalonisensen 3: 11,12 11 Wij horen namelijk, dat sommigen onder u zich ongeregeld gedragen, door geen werk te verrichten, maar bezig te zijn met wat geen werk is;
12 zulke mensen bevelen wij en wij vermanen hen in de Here Jezus Christus, dat zij rustig bij hun werk blijven en hun eigen brood eten.
Welk voorbeeld stelde de apostel zich in deze zaak? 2 Thessalonisensen 3: 88 noch gegeven brood bij iemand hebben gegeten; maar met moeite en inspanning werkten wij dag en nacht, om niemand van u lastig te vallen;
Welke arbeid werd aan de mens, ten gevolge van de val, aangewezen? Gen. 3: 1919 in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren.
Wat zijn enkele van de gevolgen van arbeid? Spreuk. 13: 44 De ziel van de luiaard is begerig, maar tevergeefs, doch de ziel van de vlijtige wordt overvloedig verkwikt.
Welke gevolgen hebben slofheid en luiheid in bezigheid? Spreuk. 10: 44 Een trage hand maakt arm, maar de hand van de vlijtige maakt rijk.
Wat zegt Salomo over naarstigheid? Pred. 9: 10; Spreuken27: 23; Spreuken 10:510 Al wat uw hand vindt om naar uw vermogen te doen, doe dat, want er is geen werk of overleg of kennis of wijsheid in het dodenrijk, waarheen gij gaat
23 Zijt naarstig, om het aangezicht uwer schapen te kennen; zet uw hart op de kudden.
5 wie verzamelt in de zomer, is een verstandige zoon; wie slaapt in de oogsttijd, is een zoon die zich schandelijk gedraagt.
Wat zegt Salomo van de werkzame huisvrouw? Spreuk. 31: 27,28 27 Zij houdt toezicht op de gang van haar huishouding, het brood der traagheid eet zij niet.
28 Haar zonen staan op en prijzen haar gelukkig, ook haar man roemt haar:
Wat heeft Paulus gezegd over de belijdende christen, die geen voorziening maakt voor zijn eigen gezin? 1 Timotheus. 5: 8 8 Doch zo iemand de zijnen, en voornamelijk zijn huisgenoten, niet verzorgt, die heeft het geloof verloochend, en is erger dan een
Ongelovige.
Hoe tekent Salomo de luiaard? Spreuk. 24: 30, 31 30 Ik ging langs de akker van een luiaard en langs de wijngaard van een verstandeloos mens,
30 en zie, hij was geheel begroeid met distels, met onkruid bedekt, zijn stenen muur was neergehaald.
Wat is in geestelijke zaken ook nodig? 2 Petrus. 1: 5-10 5 Maar schraagt om deze reden met betoon van alle ijver door uw geloof de deugd, door de deugd de kennis,
6 door de kennis de zelfbeheersing, door de zelfbeheersing de volharding, door de volharding de godsvrucht,
7 door de godsvrucht de broederliefde en door de broederliefde de liefde tegenover allen.
8 Want als deze dingen bij u aanwezig zijn en overvloedig worden, laten zij u niet zonder werk of vrucht voor de kennis van onze Heer Jezus Christus.
9 Want bij wie zij niet zijn, die is verblind in zijn bijziendheid, daar hij de reiniging van zijn vroegere zonden heeft vergeten.
10 Beijvert u daarom des te meer, broeders, om uw roeping en verkiezing te bevestigen; want als gij dit doet, zult gij nimmer struikelen.