13 Christelijke wellevendheid

Christelijke Wellevendheid

Hoe moeten wij ons tegen elkaar gedragen? 1 Petrus. 3: 88 Ten slotte, wees allen eensgezind, medelijdend, hebt de broeders lief, wees barmhartig en ootmoedig,

2.Hoe velen moeten wij eren? 1 Petrus. 2: 17
17
Eert allen, hebt de broederschap lief, vreest God, eert de keizer.

3.Wie moeten wij groeten? Matth. 5: 47
47
En indien gij alleen uw broeders groet, waarin doet gij meer dan het gewone? Doen ook de heidenen niet hetzelfde?

4.Welk respect moet aan de bejaarden betoond worden? Leviticus. 19: 32, 2 Koningen. 2: 23,24
32
Voor het grijze haar zult gij opstaan en aan de oude zult gij eer bewijzen en voor uw God zult gij vrezen: Ik ben de HERE.

23 Van daar ging hij naar Betel. Toen hij de weg opklom, kwamen er kleine knapen uit de stad, die de spot met hem dreven en hem toeriepen: Kom op, kaalkop! Kom op, kaalkop! {}
24 Toen wendde hij zich om, zag hen en vervloekte hen in de naam des HEREN. Toen kwamen er twee berinnen uit het woud en verscheurden tweeënveertig van die kinderen.



5.Wie moeten kinderen in het bijzonder eren? Exod. 20: 12
12
Eer uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land dat de HERE, uw God, u geven zal.

6.Hoe moeten de getrouwe evangeliedienaars beschouwd worden? 1 Tim. 5: 17
17
De oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun, die zich belasten met prediking en onderricht.

7.Wat is de grondslag van christelijke wellevendheid? 1 Kor. 13: 4,5
4 De liefde is lankmoedig, de liefde is goedertieren, zij is niet afgunstig, de liefde praalt niet, zij is niet opgeblazen,
5 zij kwetst niemands gevoel, zij zoekt zichzelf niet, zij wordt niet verbitterd, zij rekent het kwade niet toe.