05 Christus en de Sabbat
Christus en de sabbat
Van wat zei Christus is de zoon des mensen een Heer? Matteus12: 8 / Markus 2: 28
8 Want de Zoon des mensen is een Here ook van den sabbat.
28 Zo is dan de Zoon des mensen een Here ook van den sabbat.
Wie heeft de sabbat gemaakt? Johannes 1: 3
3 Alles is door Hem ontstaan, en buiten Hem om is er niets ontstaan. Wat ontstaan was,
Heeft Christus terwijl Hij op aarde was, de Sabbat gehouden? Lukas 4: 16
16 En Hij kwam te Nazareth, daar Hij opgevoed was, en ging, naar Zijn gewoonte, op den dag des sabbats in de synagoge; en stond op om te lezen.
Hoe werd hij, ofschoon Hij de heer, Maker, en een houder van de Sabbat was, door de Schriftgeleerden en Farizeeën bewaakt en bespiet op die dag? Lukas 6: 7
7 En de Schriftgeleerden en de Farizeën namen Hem waar, of Hij op den sabbat genezen zou; opdat zij enige beschuldiging tegen Hem mochten vinden.
Door middel van welke vraag beantwoorde Christus hun valse ideeën en redeneringen over het houden van de Sabbat? Lukas 6:9
9 Zo zeide Jezus tot hen: Ik zal u vragen: Wat is geoorloofd op de sabbatten, goed te doen, of kwaad te doen, een mens te behouden, of te verderven?
Hoe toonde zij hun ontevredenheid dat hij de man met de verdorde hand op de Sabbat had genezen? Markus 3: 6
6 En de Farizeën, uitgegaan zijnde, hebben terstond met de Herodeanen tesamen raad gehouden tegen Hem, hoe zij Hem doden zouden.
Wat deden de Joden, omdat Jezus een man genas op de Sabbatdag, en hem zei zijn bed op te nemen en te wandelen?
Johannes 5: 16
16 En daarom vervolgden de Joden Jezus, en zochten Hem te doden, omdat Hij deze dingen op den sabbat deed.
Hoe antwoordde Jezus hun? Johannes 5: 17
17 En Jezus antwoordde hun: Mijn Vader werkt tot nu toe, en Ik werk ook.
Welke uitwerking had dit antwoord op de Joden? Johannes 5: 18
18 Om die reden waren de Joden er nog meer op uit om Hem te doden. Hij tastte immers niet slechts de sabbat aan, maar Hij noemde zelfs God zijn eigen Vader en maakte daardoor zichzelf aan God gelijk.
Welke beschuldiging brachten de Farizeeën tegen de discipelen in bij Christus, omdat zij op de Sabbatdag een paar korenaren plukten op hun honger te stillen? Markus 2: 24
24 En de Farizeën zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op den sabbatdag, wat niet geoorloofd is?
Wat was Christus antwoord? Markus 2: 25-27
25 Hij gaf hun ten antwoord: ‘Hebt gij nooit gelezen wat David deed, toen hij gebrek had en hij en zijn metgezellen honger kregen?
26 Hoe hij onder de hogepriester Abjatar het huis van God binnenging en van de toonbroden at, die alleen de priesters mogen eten, en hoe hij er ook van gaf aan zijn metgezellen?
Wat zei de overste van een zekere synagoge, omdat Christus op de Sabbat een vrouw van een ziekte genas? Lukas 13: 14
14 Geërgerd, omdat Jezus op sabbat iemand genezen had, zei de voorzitter van de synagoge tegen de menigte: ‘Zes dagen zijn er om te werken. Dan kunt u komen om u te laten genezen, niet op sabbat.’
Hoe antwoordde Christus hem? Lukas 13: 15,16
15 De Heer gaf Hem dit antwoord: ‘Huichelaars! Ieder van u maakt toch op sabbat zijn os of ezel los van de voerbak om hem te drinken te geven?
16 Moest deze dochter van Abraham dan op sabbat niet losgemaakt worden van de boeien waarmee de satan haar al achttien jaar geleden heeft vastgebonden?’
Welke uitwerking hadden de woorden van Christus op de mensen? Lukas 13: 17
17 Toen Hij dit zei, stonden al zijn tegenstanders beschaamd. Maar heel de menigte verheugde zich over al de heerlijke daden die Hij verrichtte.
Door welke wijze van redeneren rechtvaardige Christus werken van barmhartigheid op de Sabbatdag?
Lukas 14: 5, 6 / Mattheus 12: 11,12
5 Vervolgens keerde Hij zich tot hem met de woorden: ‘Wie van u zal niet terstond als zijn zoon of zijn os in een put valt, hen eruit trekken, ook al is het sabbat?’
6 Ze waren niet in staat er iets tegen in te brengen.
11 Hij antwoordde hun: ‘Wie van u die maar een schaap heeft, zal dat niet grijpen om het uit een kuil te halen, ook wanneer het op sabbat daarin gevallen is?
12 En wat betekent nu een schaap vergeleken bij een mens! Het is dus geoorloofd op sabbat goed te doen.’
In welke moeilijkheid bracht Christus de Farizeeën door het doen van wonderen op de Sabbat?
Johannes 9: 16
16 Sommigen dan uit de Farizeën zeiden: Deze Mens is van God niet, want Hij houdt den sabbat niet. Anderen zeiden: Hoe kan een mens die een zondaar is, zulke tekenen doen? En er was tweedracht onder hen.
Wat zou Christus, volgens Jesaja met de wet doen? Jesaja 42: 21
21 De HEERE had lust aan hem, om Zijner gerechtigheid wil; Hij maakte hem groot door de wet, en Hij maakte hem heerlijk.
Door hun overleveringen, talrijke voorschriften en onzinnige beperkingen hadden de Joden de sabbat tot een last behalve tot een verlustiging gemaakt. Christus nam die allen weg en door Zijn leven en leer stelde Hij de sabbat weer op de plaats en omgeving, waar hij behoort, als een dag bestemt voor eredienst en weldoen, een dag voor het verrichten van daden van weldadigheid en barmhartigheid, zo wel als een dag om zich bezig te houden met de beschouwing van God en eredienst. Op die wijze maakte Hij de dag groot en maakte hem heerlijk.
Een van de voornaamste kenmerken van de ganse bediening van Christus was dit grote werk van sabbatshervorming. Christus nam de sabbat niet weg, ook veranderde Hij de sabbat niet; maar Hij redde hem uit het puin van de overleveringen, de valse ideeën en het bijgeloof, waaronder hij begraven was en woordoor hij was verlaagd en geen dag meer was van zegen en praktijken van dienstbetoon aan de mens, waarvoor hij door zijn Maker was bestemd was. De Farizeeën hadden de instelling boven en tegen de mens gesteld. Christus keerde de orde om en zei: “De sabbat is gemaakt om de mens, niet de mens om de sabbat.” Hij toonde dat de sabbat daar was om op die dag te werken voor het geluk, het gemak en het welzijn van mens en beest.
Door de valse ideeën, die de Joden hadde3n betreffende de sabbat en het houden ervan en de strijd die Christus als gevolg hiervan met hen voerde, werden velen van de belijdende volgelingen van Christus even later tot de dwaling gebracht van de sabbat zelfs als Joods zijnde te verwerpen; en zonder dat er enig Goddelijk gebod of schriftuurlijke reden voor is, een andere dag in de plaats ervoor te stellen.