03 - DE BETEKENIS VAN VERGIFFENIS
DE BETEKENIS VAN VERGIFFENIS
"Wie is een God als Gij, die de ongerechtigheid vergeeft en de overtreding van het overblijfsel van zijn erfdeel voorbijgaat, die zijn toorn niet voor eeuwig behoudt, maar een welbehagen heeft in goedertierenheid!" Micha 7:18
Gods vergiffenis is niet slechts een gerechtelijke handeling, waardoor Hij ons vrijspreekt van veroordeling. Het is niet alleen vergeving van de zonde die wij gedaan hebben, maar het is een opeisen uit de macht van de zonde. Het vloeit voort uit de herscheppende liefde, die het hart geheel verandert. David had het ware begrip van vergiffenis toen hij bad: "Schep mij een rein hart, o God, en vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest" (Ps. 51:1¬2). 9)
Indien u slechts één stap tot Hem in berouw zou naderen, zou Hij zich haasten om u in Zijn armen van oneindige liefde te sluiten. Zijn oor staat open voor de kreet van de verbrijzelde ziel. Hij neemt het allereerste begin waar van de ontroering van het hart, dat door Hem aangetrokkken wordt. Geen gebed gaat verloren, hoe onhoorbaar het ook gepreveld mag worden; er wordt geen traan vergoten, ook al gebeurt het nog zo verscholen. Nooit wordt een oprecht verlangen naar God gekoesterd, hoe zwak het ook mag zijn, of de Geest van God gaat uit om deze te beantwoorden. Zelfs voordat het gebed werd uitgeproken of het verlangen van het hart bekend werd, ging de genade van Christus uit om de genade te ontmoeten, die de menselijke ziel bewoog.
Uw hemelse Vader zal de kleding, die door de zonde bezoedeld is, van u afnemen. In de profetische gelijkenis van Zacharia, vertegenwoordigt de hogepriester Jozua die bekleed met vuile klederen, voor de Engel des Heren staat, de zondaar. Dan wordt het woord door de Here gesproken: "Neem de vuile klederen van hem weg." En Hij zeide tot hem: "Zie, Ik heb uw ongerechtigheid van u afgenomen, en Ik zal u wisselklederen aandoen." En zij zetten die reine hoed op zijn hoofd, en zij trokken hem een statiegewaad aan" (Zach. 3:4,5). Op dezelfde wijze zal God ons kleden met de feestkleden van het 'Heil' en ons bedekken met 'de mantel der Gerechtigheid' (Jes. 61:10).
"Indien gij in Mijn wegen wilt wandelen", zegt Hij "zal Ik u doen verkeren onder hen die hier staan" (Zach. 3:7), temidden van heilige engelen, die rondom Zijn troon staan.