19 - DE GOEDERTIERENHEID VAN GODS GERECHTIGHEID
DE GOEDERTIERENHEID VAN GODS GERECHTIGHEID
"En weest niet bevreesd voor hen, die wél het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide ziel en lichaam, kan verderven in de hel." Mattheus 10:28
Hoe weerzinwekkend en tegenstrijdig met ieder gevoel van liefde en barmhartigheid en zelfs met een besef van rechtvaardigheid, is de leer, die verkondigt dat de onrechtvaardige doden met vuur en zwavel worden gepijnigd in een eeuwig brandende hel; en dat zij voor de zonden, begaan in hun kortstondig aards bestaan, een lijden zullen ondergaan dat eeuwig zal duren...
Op welke bladzijde van Gods Woord vinden we zo'n leer? Zullen de verlosten in de hemel ontdaan zijn van elk gevoel van medelijden en medeleven en zelfs van elk gevoel van menselijkheid? Zullen hun gevoelens veranderd zijn in een stoïcijnse onverschilligheid, of zullen zij zich kenmerken door wreedheid? Nee, nee, dat leert Gods Woord ons niet.
De theorie van een eeuwige pijniging is één van de valse leerstellingen, die deel uitmaken van de wijn der gruwelen van Babylon.
Als wij bedenken hoezeer satan het karakter van God in een verkeerd daglicht heeft gesteld, kunnen wij ons dan verbazen dat onze barmhartige Schepper wordt gevreesd - en zelfs gehaat?
De beginselen van vriendelijkheid, genade en liefde, die onze Verlosser heeft onderwezen en door Zijn Voorbeeld geopenbaard heeft, zijn een uitdrukking van de wil en het karakter van God. God oefent gerechtigheid uit over de goddelozen terwille van het heelal en zelfs ook terwille van hen, die worden getroffen door Zijn oordelen.
Degenen, die satan verkiezen als hun leidsman en die dus door zijn macht worden geregeerd, zijn niet voorbereid om in tegenwoordigheid van God te verschijnen.
Zouden zij de heerlijkheid van God en van het Lam kunnen verdragen? Nee, nee, er zijn hun jaren van genade toegestaan, zodat zij hun karakter zouden vormen om de hemel waardig te kunnen zijn, maar zij hebben hun geest nooit geoefend om de reinheid lief te hebben; zij hebben nooit de taal van de hemel geleerd, en nu is het te laat.
Voor de zonde, waar die zich ook bevindt, is onze God een verterend vuur (Hebr.12:29). Gods Geest zal alle ongerechtigheden verteren, van hen, die hun ziel onderwerpen aan Zijn macht. Maar wanneer men zich aan de zonde blijft vastklampen, dan zal men er tenslotte één mee worden en zal de heerlijkheid van God die de zonde uitdelgt ook hen moeten verdelgen.
HET ERFDEEL VAN DE RECHTVAARDIGEN
"Zie, alle zielen zijn van Mij; Gelijk de ziel van de vader, zo ook de ziel van de zoon, ze zijn van Mij, de ziel die zondigt, die zal sterven." Ezechiël 8:4
Terwijl het eeuwige leven de erfenis is van de rechtvaardigen, is de eeuwige dood het deel van de onrechtvaardigen.
De ziel die zondigt, zal een eeuwigdurende dood sterven - een dood waaruit geen hoop of opstanding te verwachten is. Gods toorn zal daarmee gestild zijn.
Het verbaasde mij dat satan er zo goed in slaagde de mens te doen geloven, dat de woorden van God "de ziel die zondigt, zal sterven", zouden betekenen: 'de ziel die zondigt, zal nietœ sterven, maar zal voor eeuwig in ellende blijven leven.' De engel zei: "Leven is leven, hetzij in smart of in geluk. Dood is zonder smart, zonder vreugde, zonder haat."
Christus doorstond een smartelijke dood onder de meest vernederende omstandigheden, zodat wij 'leven' mochten hebben. Hij gaf Zijn kostbaar leven prijs om de dood te overwinnen en Hij verrees uit het graf. Vele tienduizenden van engelen, die neerdaalden om te zien hoe Hij het leven weer opnam, dat Hij had afgelegd, hoorden Zijn triomferende woorden toen Hij boven de gespleten grafsteen verrees met de verkondiging: "IK ben de opstanding en het leven" (Joh. 11:25).
De vraag: "Zo een mens sterft, zal hij nog leven?" werd beantwoord. Door de straf voor de zonde te dragen, door in het graf af te dalen, heeft Christus de graftombe verlicht voor allen die in het geloof sterven. God heeft in de gestalte van een mens leven en onsterfelijkheid aan het licht gebracht door het evangelie. Door Zijn dood heeft Christus eeuwig leven verworven voor allen die in hem geloven. Door te sterven veroordeelde Hij degene die de oorzaak was van zonde en ontrouw, om de straf van de zonde te ondergaan n.l. 'de eeuwige dood'.
Christus, de Bezitter en de Gever van het eeuwige leven, is de Enige Die de dood kan overwinnen. Hij is onze Verlosser.
In Christus is zelf het leven. Hij is ook de bron van al het geschapen leven. Hij is gestorven om de vijand die de macht over de dood heeft te vernietigen. Hij is de Bron van alle leven. Er is balsem in Gilead en ook een Heelmeester.