09 - HET GROTE DOEL VAN HET LEVEN
HET GROTE DOEL VAN HET LEVEN
"Maar één ding (doe ik): vergetende hetgeen achter me ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus." Philippenzen 3:14
Toen Adam uit de hand van de Schepper kwam, droeg hij in zijn lichamelijke, verstandelijke en geestelijke natuur de gelijkenis van zijn Maker: "God schiep de mens naar Zijn beeld" (Genesis 1:27). Het was Gods voornemen, dat hoe langer de mens zou leven, des te vollediger hij het beeld van de heerlijkheid van de Schepper zou weerkaatsen. Al zijn eigenschappen waren in staat zich te ontwikkelen: zijn vermogen en levenslust konden voortdurend toenemen. Het terrein dat hem gegeven werd om zijn krachten te oefenen, was uitgestrekt. Enorm was het veld dat zich voor hem opende om te onderzoeken en om kennis te vergaren. De geheimen van het zichtbare heelal ("de wonderdaden Desgene Die volmaakt is in wetenschap", Job 37;16), wekten bij de mens de lust op dit nader te bestuderen. Gemeenschap met zijn Maker, van aangezicht tot aangezicht, van hart tot hart, was zijn verheven voorrecht. Wanneer hij trouw aan God was gebleven, zou dit alles voor eeuwig het zijne zijn geweest. Door de eeuwen heen zou het zijn voorrecht zijn geweest om steeds nieuwe schatten van kennis en steeds nieuwe, frisse bronnen van geluk te ontdekken. Steeds helderder begrip zou hij hebben kunnen verwerven, over de wijsheid, de macht en de liefde van God. Meer en meer zou hij de heerlijkheid van de Schepper in zijn volheid hebben kunnen weerkaatsen.
Maar door ongehoorzaamheid werd dit recht verbeurd. Door zonde werd de goddelijke gelijkenis bezoedeld en nagenoeg uitgewist. De lichamelijke vermogens van de mens werden zwakker, zijn verstandelijk bevattingsvermogen werd geringer, zijn geestelijk gezichtsveld werd verduisterd. Hij werd onderworpen aan de dood. Toch werd het mensengeslacht niet geheel zonder hoop gelaten. Door de oneindige liefde en genade was het verlossingsplan ontworpen en werd de mens een genadetijd toegestaan, zodat het beeld van de Maker in de mens hersteld zou kunnen worden. Het verlossingswerk bestond uit: Het beeld van de Maker in de mens te herstellen en hem terug te brengen tot de volmaaktheid waarin de eerste mens was geschapen; lichaam, geest en ziel te ontwikkelen totdat het goddelijke doel van Zijn schepping verwezenlijkt zou worden. Dat is het ware doel van de opvoeding, het grote levensdoel.
Christus eer te bewijzen, Hem gelijk te worden en voor Hem te werken, is het hoogste streven van dit leven waarin we de grootste vreugde zullen ervaren.