|
In het Bijbelboek Leviticus, onder andere
in hoofdstuk 19 staan tal van regels voor het volk van God, hoe men dient om te
gaan met de medemens. Te midden hiervan staat in 19: 18: "Gij
zult niet wraakzuchtig en haatdragend zijn tegenover de kinderen van uw volk, maar uw naaste liefhebben als uzelf." Deze
bewoordingen komen terug in Matthéüs 22:34-40, samen het citaat uit
Deuteronomium 6:5 "Gij zult de Here, uw God liefhebben met geheel uw
hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht" In
Deuteronomium 5 staat de herhaling van de Tien Geboden Elk vijftigste
jaar was een jubeljaar. Daarin moest een ieder zijn bezit terugkrijgen, dat hij
of zij in de voorliggende jaren was kwijtgeraakt. Ook alle mensen, die zich aan
een ander hadden verkocht, kwamen in het jubeljaar vrij. Een ander aspekt,
dat heeft te maken met de omgang met de natuur is, dat elke zevende jaar een
sabbatsjaar (sabbatical year) was, waarin het land niet bewerkt en de
oogst niet binngehaald mocht worden. (Leviticus 25: 3-7) Ik denk, dat het
goed is, de eerste vijf boeken van de Bijbel eens aandachtig te bestuderen,
teneinde een beter begrip te krijgen van de diverse aspekten van Goddelijke
regels voor het optimaal funktioneren van schepping en schepselen. Het
moge duidelijk zijn, dat het verschil tussen arme en rijke landen en mensen
nooit zo groot had kunnen worden, als alle mensen zich hadden gehouden aan de
regels, zo als hiervoor bedoeld. Niet voor niets staat er in Jacobus 5: 1-6
"Uw rijkdom is verrot" en "Zie het loon,
dat door u is ingehouden van de arbeiders, die uw landen hebben gemaaid,
schreeuwt, en het geroep van hen, die uw oogst hebben binnengehaald, is
doorgedrongen tot de oren van de Here Zebaoth"
|
|