You are: Home > www.agp-internet.com/react > Sermonroom > Historisch Index > Christus en Zijn Gerechtigheid
 
Hoe zullen wij Christus beschouwen?

Hoe zullen wij Christus beschouwen? –Precies zoals Hij zichzelf aan de wereld heeft geopenbaard; overeenkomstig het getuigenis dat Hij Zichzelf gegeven heeft. In die prachtige rede die opgetekend staat in het vijfde hoofdstuk van Johannes zei Jezus: "Want gelijk de Vader de doden opwekt en doet leven, zo doet ook de Zoon leven, wie Hij wil. Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon gegeven, opdat allen den Zoon eren gelijk den Vader eren. Wie den Zoon niet eert, eert ook den Vader niet, die Hem gezonden heeft" Vers 21-23.

Aan Christus is het hoogste voorrecht geschonken, dat van het oordeel. Hij moet dezelfde eer ontvangen als die verschuldigd is aan de Vader en om reden dat Hij God is. De geliefde discipel geeft dit getuigenis: "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God" (Joh. 1:1) In vers 14 zien we dat dit Goddelijke Woord niemand anders dan Jezus Christus is: "Het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als van den eniggeboren des Vaders, vol van genade en waarheid."

Het Woord was "in den beginne". De menselijke geest kan de eeuwen, die in deze uitdrukking omvat, niet bevatten. Het is de mens niet gegeven te weten wanneer en hoe de Zoon werd geboren; maar we weten, dat Hij Goddelijk Woord was, niet alleen maar voordat Hij naar deze aarde kwam om te sterven, maar vóór de wereld geschapen was. Vlak voor Zijn kruisiging bat Hij: En nu verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was." (Joh. 17: 5). En meer dan 700 jaar voor Zijn eerste komst werd ons op deze wijze Zijn komst voorzegd door het woord der inspiratie: En gij, Bethlehem Efratha, al zijt gij klein onder de duizenden van Juda, uit u zal Mij voortkomen die in Israël Heer zal zijn, wiens uitgang van het begin en van eeuwigheid af geweest is." (Micha 5: 1).

We weten dat Christus "van God uitgegaan en gekomen" is(Joh. 8: 42) , maar het was zo ver terug in de tijd der eeuwigheid dat het ver boven het bevattingsvermogen van de menselijke geest gaat.