E.G. White "Jezus, de vriend voor Jong en Oud"

DEWEDERKOMST

Onze Heiland zal wederkomen. Vóór Hij Zijn discipelen op aarde verliet, gaf Hij Zelf hun de belofte van Zijn wederkomst.

"Uw hart worde niet ontroerd," zei Hij; " in het huis Mijns Vaders zijn vele woningen. Ik ga heen om u plaats te bereiden. En wanneer Ik heengegaan ben, en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben." John. 14 : 1-3.

Ook liet Hij hen niet in twijfel aangaande de wijze van Zijn wederkomst. "Wanneer de Zoon des mensen zal komen in Zijn heerlijkheid en al de heilige engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon Zijner heerlijkheid; en voor Hem zullen alle volken vergaderd worden." Mat th. 25 : 31. 32.

Hij waarschuwde hen nauwkeurig tegen misleiding: "Zo zij dan tot u zullen zeggen: "Zie, Hij is in de woestijn; gaat er niet heen; zie, Hij is in de binnenkamer; gelooft het niet. Want gelijk de bliksem komt van het Oosten en schijnt tot het Westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen wkzen." Mat th. 24 : 26, 27.

~eze waarschuwing is voor ons. Heden zijn er valse leraars, die zeggen: "Zie, Hij is in de woestijn," en duizenden zijn naar de woestijn gegaan in de hoop, Jezus daar te vinden.

Ook zijn er duizenden, die voorgeven gemeenschap te houden met de geesten van overledenen en zeggen: "Zie, Hij is in de binnenkamer ." Dit is het voorgeven van het Spiritisme.

Maar Jezus zegt ons: "Gelooft het niet; want gelijk de bliksem uitgaat van het Oosten en schijnt tot het Westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn."

Toen Jezus ten hemel voer, zeiden de engelen tot de discipelen, dat Jezus zou "evenzo komen, als" zij Hem naar de hemel hadden zien heenvaren. Hand. 1 : 11. Hij voer lichamelijk ten hemel en zij zagen het, toen Hij hen verliet en een wolk nam Hem weg voor hun ogen. En Hij zal terugkeren, gezeten op een witte wolk en "elk oog zal Hem zien". Openb. 1 : 17.

De juiste dag en het juiste uur van Zijn wederkomen zijn niet geopenbaard. Jezus zei eens tot Zijn discipelen, dat Hij Zelf de dag en het uur van Zijn wederkomst niet wist. Maar Hij noemde verschillende gebeurtenissen, die kort te voren aan Zijn wederkomst zouden voorafgaan.

"Er zullen tekenen .zijn," zei Jezus, "in de zon, en maan en sterren." Luk. 21 : 25. En op een andere plaats zei Hij nog duidelijker: "De zon zal verduisterd worden, de maan zal haar schijnsel niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen." Mat th. 24 : 29.

"Op de aarde," zei Hij, "zal zijn radeloze angst onder de volken vanwege het bulderen van zee en branding, terwijl de mensen bezwijmen van vrees en angst voor de dingen, die over de wereld komen." Luk. 21 : 25,26.

"En dan zullen zij de Zoon des mensen zien komen op de wolken des hemels, met grote kracht en heerlijkheid. En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een luid bazuingeschal, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier windstreken, van het ene uiterste der hemelen tot het andere." Matth. 24 : 30, 31.

Jezus heeft ons tekenen van Zijn wederkomst gegeven, opdat wij weten, wanneer het nabij is, voor de deur. Wanneer de bomen in het voorjaar weer nieuwe bladeren krijgen, dan weten wij, dat de zomer nabij is. Even zeker mogen wij weten, dat wanneer de tekenen in zon, maan en sterren verschijnen, Jezus' komst nabij is. (Mat th. 24 : 32, 33.)

Deze tekenen hebben reeds plaats gehad. Op 19 Mei 1780 werd de zon verduisterd. Deze dag is in de geschiedenis bekend als "de duistere dag". in het Oostelijk deel van Noord-Amerika was de duisternis zó groot, dat men op vele plaatsen 's middags kaarsen moest aansteken. En hoewel het volle maan was, gaf hij geen licht tot na middernacht. Velen geloofden, dat de dag des oordeels gekomen was. Een goede oplossing van de vraag omtrent de oorzaak van deze onnatuurlijke duisternis is nog nooit gegeven, behalve wat men vindt in de woorden van Jezus. De verduistering van zon en maan was een teken van Zijn naderende wederkomst.

Op 11 November 1833 had men het mooiste vertoon van vallende sterren, dat ooit door mensen is aanschouwd. Wederom geloofden duizenden dat de dag des oordeels aangebroken was.

Sedert die tijd hebben aardbevingen, orkanen, vloedgolven, pestilenties, hongersnoden, verwoestingen door vuur en water zich vermenigvuldigd. Dit alles, met de "radeloze angst der volken", verkondigt ons, dat de wederkomst van de Here nabij is.

Van hen, die deze tekenen aanschouwden, zegt Jezus: "Dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, totdat al deze dingen zullen geschied zijn. De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan." Mat th. 24: 34.35.

"Want de Here Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels en met de bazuin van God neerdalen van de hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; daarna wij, die levend overgebleven zijn, zullen tezamen met hen opgenomen worden, de Here tegemoet in de lucht ; en alzo zullen wij altijd met de Here wezen. Zo dan, vertroost elkander met deze woorden." 1 Thess. 4: 16-18.

Jezus komt; Hij komt op de wolken en met grote heerlijkheid. Een menigte van schitterende engelen zal Hem vergezellen. Hij zal komen om de doden op te wekken en de levende heiligen te veranderen van heerlijkheid tot heerlijkheid. Hij zal komen om hen te eren, die Hem hebben liefgehad en Zijn geboden onderhielden; hen zal Hij tot Zich nemen. Hij heeft noch hen noch Zijn belofte vergeten.

De schakels der familiebanden zullen dan weer verenigd worden. Wanneer wij stilstaan bij onze doden, dan kunnen wij ons troosten met de gedachte aan die blijde morRen, wanneer het geluid van de bazuin Gods zal weerklinken, "de doden onvergankelijk opgewekt en wij veranderd zullen worden." 1 Kor. 15 : 52.

De tijd is nabij. Nog een korte tijd en wij zullen de Koning zien in Zijn schoonheid. Nog een korte tijd en Hij zal alle tranen van onze ogen afwissen. Nog een korte tijd en Hij zalons doen staan voor Zijn heerlijkheid in vreugde. Judas 24.

Daarom zei Hij, toen Hij de tekenen van Zijn komst gaf: "Als deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, omdat uw verlossing nabij is." Luk. 21 : 28.