|
||
You are: Home > www.agp-internet.com/react > Sermonroom > Historisch Index | ||
E.G. White "Jezus, de vriend voor Jong en Oud" DE
HEMELVAART Het
werk van de Heiland op aarde was volbracht. De tijd was nu gekomen, dat Hij naar
Zijn hemels tehuis zou terugkeren. Hij had overwonnen, en stond op het punt Zijn
plaats aan de zijde van Zijn Vader op de troon van licht en heerJijkheid weer te
gaan innemen. Jezus
koos de Olijfberg als de plaats voor Zijn hemelvaart. Door de elf vergezeld,
begaf Hij Zich op weg naar de berg. Maar de discipelen waren. er zich niet van
bewust, dat dit hun laatste samenzijn met de Here was. Terwijl zij
voortwandelden, gaf de Heiland hun Zijn laatste aanwijzingen. Juist vóór Hij
hen verliet, gaf Hij deze heerlijke belofte, die iedere volgeling van Jezus zo
dierbaar is: "En zie, Ik ben met u al de dagen tot de voleinding der
wereld." Matth. 28 : 20. Zij
gingen over de top heen, naar de zijde van Bethanië. Hier hielden zij stil en
stonden om hun Here heen. Zijn gelaat scheen van lichtgloed te stralen, terwijl
Hij hen in liefde aanzag. Woorden van diepste tederheid waren de laatste, die
van de lippen van de Heiland hun oren troffen. Met
de handen zegenend uitgebreid voer Hij langzaam uit het midden van hen op.
Terwijl Hij opwaarts ging, staarden de discipelen door vrees getroffen, Hem met
gespannen blikken na, om nog een laatste blik van hun opvarende Here op te
vangen. Een wolk nam Hem weg van hun ogen. Op hetzelfde ogenblik zweefde de
zoetste en blijdste muziek van het engelenkoor om hen heen. Terwijl
de discipelen nog opwaarts staardenspraken stemmen hun toe, die klonken als de
reinste muziek. Zij keerden zich om, en zagen twee engelen in mensengedaante,
die zeiden : "Gij Galilese mannen! wat staat gij daar en ziet op naar de
hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze
wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen." Hand. 1 : 11. Deze
engelen behoorden tot het gezelschap, dat neergekomen was, om de Heiland te
geleiden op weg naar Zijn hemels tehuis. Uit medelijden en liefde jegens hen,
die beneden achtergebleven waren, bleven zij nog, om hun te verzekeren, dat deze
scheiding niet voor altijd zou zijn. Toen
de discipelen naar Jeruzalem terugkeerden, zag het volk hen met verwondering
aan. Men had verwacht, dat zij na het verhoor en de kruisiging van hun Here zich
teleurgesteld en beschaamd zouden tonen. Hun vijanden verwachtten op hun gezicht
verdriet en teleurstelling te lezen. In
plaats daarvan zagen zij slechts blijdschap en verrukking. Hun gezicht straalde
van een geluk, dat niet van de aarde was. Zij treurden niet over teleurgestelde
verwachtingen, maar hun hart was vol van lof en dank aan God. Met
blijdschap verhaalden zij de wonderlijke geschiedenis van Jezus' opstanding en
hemelvaart en hun getuigenis werd door velen aangenomen. De
discipelen hadden nu geen vrees meer voor de toekomst. Zij wisten, dat hun
Heiland in de hemel was en dat Hij nog met hen mee leefde. Zij wisten, dat Hij
de verdiensten van Zijn bloed voor God bepleitte; dat Hij Zijn verwonde handen
en voeten aan de Vader toonde, ten getuige van de prijs, die Hij voor Zijn
verlosten betaald had. Zij
wisten, dat Hij wederkomen zou en al de heilige engelen met Hem, en naar deze
gebeurtenis zagen zij uit met grote blijdschap en sterk verlangen. Toen
Jezus op de Olijfberg uit hun gezicht verdween, ontmoette Hem een hemelse
schaar, die met gezangen van vreugde en triomf Hem opwaarts begeleidde. Aan
de poorten van de stad Gods wachtte een ontelbare menigte engelen op Zijn komst.
Toen zij de poorten naderden, richtten zich de engelen, die de Heiland
begeleidden, op zegevierende toon tot de schaar aan de poorten, met de woorden :
"Heft
uw hoofden op, gij poorten; En verheft u, gij eeuwige deuren; Opdat
de Koning der ere inga!" De
wachtende engelen aan de poorten vroegen : "Wie is de Koning der ere?"
Dit
zeiden zij niet, omdat zij niet wisten wie Hij was, maar omdat zij het antwoord
van de verhevenste lof wensten te horen. En het antwoord luidde: "De
Here, sterk en geweldig, De
Here, geweldig in de strijdHeft uw hoofden op, gij poorten! Ja, heft op, gij
eeuwige deuren! Opdat de Koning der ere inga !" Wederom
vroegen de wachtende engelen : "Wie is Hij, deze Koning der ere?" De
begeleidende engelen antwoordden in wel luidende
akkoorden: "De
Here der heirscharen, Die
is de Koning der ere!" Ps. 24: 7-10. Daarop
openden zich wijd de poorten van de stad Gods en de engelenschaar zweefde er
door bij het geklank van vreugdemuziek. Het ganse hemelse leger wachtte om hun
teruggekeerde Vorst te eren en Hem Zijn plaats op de troon van Zijn Vader te
zien innemen. Maar nog kon Hij de kroon der heerlijkheid en het koninklijk kleed
niet ontvangen. Hij had nog een verzoek aan Zijn Vader te doen, aangaande Zijn
uitverkorenen op de aarde. Hij kon hun eer niet aannemen, totdat Zijn gemeente
zou zijn gerechtvaardigd en aangenomen in tegenwoordigheid van al de hemelse
wezens. V óór de fundamenten der aarde gelegd werden, hadden de Vader en de
Zoon een verbond gemaakt om de mens te verlossen, indien hij door Satan zou
worden overwonnen. Zij hadden elkaar plechtig de hand er op gegeven, dat Jezus
borg zou worden voor het menselijk geslacht. Hieraan had Jezus nu voldaan. En nu
verklaarde Hij voor de Vader: "Vader! het is volbracht. Ik heb Uw wil
gedaan, 0, Mijn God! Ik heb het werk der verlossing voleindigd. Indien aan Uw
gerechtigheid is voldaan, dan wil Ik dat degenen, die Gij Mij gegeven hebt, zijn
mogen, waar Ik hen." Hierom pleit Jezus voor Zijn gemeente. Hij verenigt
Zijn belangen met de hunne, en met een liefde en volharding sterker dan de dood,
verdedigt Hij hun rechten en titels, die Hij verworven heeft door Zijn bloed. En
het antwoord van de Vader op deze bede was vervat in de proclamatie: "Laat
al de engelen Gods Hem aanbidden." Hebr. 1 : 16. Met vreugde vereerden de
leiders van het hemelse heer de Verlosser .De ontelbare schaar van engelen boog
zich neder voor Hem en de hemelzalen weerklonken van de jubelkreet : "Het
Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht, en rijkdom en wijsheid,
en sterkte en eer, en heerlijkheid en dankzegging." Openb. 5: 12. Jezus'
volgelingen zijn aangenomen "in de Geliefde". In tegenwoordigheid van
al de hemelse wezens heeft de Vader het verbond, met Christus gemaakt,
bevestigd, namelijk, dat Hij boetvaardige en gehoorzame mensen wil aannemen en
liefhebben, gelijk Hij Zijn Zoon liefheeft. Waar de Verlosser is, daar zullen de
verlosten ook zijn. De Zoon van God heeft over de Vorst van de duisternis
getriomfeerd en zonde en dood overwonnen. De hemel weerklinkt van muziek,
wanneer stemmen in verheven tonen Jubelen : "Hem, die op de troon zit en
het Lam, zij de dankzegging en de eer, en de heerlijkheid en de kracht in alle
eeuwigheid!" Openb. 5 : 13. |
||