|
||
You are: Home > www.agp-internet.com/react > Sermonroom > Historisch Index | ||
E.G. White "Jezus, de vriend voor Jong en Oud" GOLGOTHA Jezus
werd onder de spot en het geschreeuw van de menigte naar Golgotha voortgedreven.
Toen Hij de poort van het hof van Pilatus voorbijging, werd Hem het zware kruis,
dat voor Barabbas gereed gemaakt was, op de gekneusde en bloedende schouders
gelegd. De
last was te zwaar voor de Heiland in Zijn vermoeide, lijdende toestand. Hij was
nog slechts een kleine afstand gegaan, toen Hij onder het kruis flauw viel. Toen
Jezus bijkwam, werd Hem het kruis opnieuw op de schouders gelegd. Hij wankelde
er enige stappen mee vooruit, en viel toen als levenloos ter aarde. Zijn
vervolgers begrepen nu, dat het Hem onmogelijk was verder te gaan met Zijn last,
en wisten niet, waar zij iemand zouden vinden, die de vernederende last zou
willen dragen. juist
op dat ogenblik ontmoetten zij Sirnon van Cyrene, die in tegenovergestelde
richting liep. Zij grepen hem terstond, en dwongen hem, het kruis naar Golgotha
te dragen. De
zonen van Sirnon waren discipelen van jezus, maar hij zelf had nooit de Heiland
openlijk aangenomen. De last, die hij aldus gedwongen werd te torsen, werd het
middel tot zijn bekering. Sirnon was van die tijd af altijd dankbaar voor het
voorrecht van het kruis van de Verlosser te hebben mogen dragen. De
gebeurtenissen op Golgotha en de woorden door jezus uitgesproken, leidden er
Sirnon toe, Hem als de Zoon van God te erkennen. Op
de kruisigingsplaats aangekomen, werden de veroordeelden aan de martelwerktuigen
gebonden. De twee dieven worstelden met degenen, die hen op het kruis
uitstrekten; maar de Heiland bood geen tegenstand. De
moeder van jezus was Hem op die vreselijke tocht naar Golgotha gevolgd. Zij
verlangde Hem bij te staan, toen Hij uitgeput onder Zijn last neerviel, maar dat
voorrecht werd haar niet vergund. Bij
i.dere stap van die vermoeiende weg had zij verwacht, dat Hij Zijn Goddelijke
kracht openbaren zou, en Zich vrij maken van de moordzuchtige schaar. En nu het
laatste toneel bereikt was, en zij de moordenaars aan het kruis gebonden zag,
welk een angst en twijfel had zij te doorstaan ! Zou
Hij, die de doden opgewekt had, Zich aan het kruis laten slaan ? Zou de Zoon van
God Zich zo gruwzaam laten doden? Moest zij haar geloof laten varen, dat Hij de
Messias was? Zij
zag Zijn handen zich op het kruis uitstrekken, -die handen, welke altijd in
zegening over de lijdenden waren uitgestrekt geweest. Hamer en spijkers werden
gebracht en toen de spijkers door het tere vlees gedreven werden, verloor zij
haar bewustzijn en moest door de discipelen van het gruwelijk schouwspel
weggedragen worden. De
Heiland uitte geen enkele klacht; Zijn gelaat bleef bleek en kalm, maar grote
druppels zweet stonden op Zijn voorhoofd. Zijn discipelen waren het vreselijke
toneelontvlucht. Hij trad de pers alleen, en er was niemand van de volken met
Hem. les. 63: 3. Terwijl
de soldaten hun gruwelijk werk deden vestigden zich de gedachten van jezus, Zijn
eigen lijden vergetend, op de verschrikkelijke vergelding, welke Zijn vervolgers
eenmaal zouden moeten ontvangen. Hij had medelijden met hen in hun onwetendheid,
en bad : "
Vader! vergeef het hun, want zij weten niet, wat zij doen." Luk. 23 : 34. jezus
was bezig het recht te verdienen, om de voorsDraak van de mensen te worden. Dat
f!ebed van Christus voor
Zijn vijanden sloot de gehele wereld in. Het omvatte iedere zondaar, die geleefd
had, of die leven zou, van het begin der wereld af tot het einde van de tijd
toe. Wanneer
wij zondigen, wonden wij Jezus opnieuw. Voor ons heft Hij Zijn doorboorde handen
op voor de troon van de Vader en zegt: " Vader ! vergeef het hun, want zij
weten niet, wat zij doen." Zodra
Jezus aan het kruis genageld was, werd het door sterke mannen opgeheven, en met
groot geweld in het gat gestoten, dat ervoor bereid was. Dit veroorzaakte de
Zoon van God hevige pijn. Pilatus
schreef toen een opschrift in het Latijn, het Grieks, en het Hebreeuws, en
plaatste het op het kruis, boven het hoofd van Jezus, waar allen het zien
konden. Het luidde : "Jezus
de Nazarener, de Koning der Joden." De Joden verzochten, dat dit veranderd
zou worden. De overprie$ters zeiden: "Schrijf niet: de Koning der Joden;
maar dat Hij gezegd heeft: Ik ben de Koning der Joden." Maar
Pilatus was boos op zichzelf over zijn zwakheid van zoëven. Ook verachtte hij
de jaloerse en boze overheden diep. Daarom antwoordde hij: " Wat ik
geschreven heb, dat heb ik geschreven." Joh. 19: 19, 21, 22. De
soldaten verdeelden de kleren van Jezus onder elkaar. Een van Zijn kleren was
geweven zonder naad en daarover ontstond twist. Deze twist werd beslecht door
het lot te werpen. Dit was door een van Gods profeten voorzegd. Hij had
geschreven: "Zij delen Mijn klederen onder elkaar en werpen het lot over
Mijn gewaad." Ps. 22: 19. Toen
Jezus opgeheven was aan het kruis, verenigden priesters, overheden en
schriftgeleerden zich met het gepeupel om de stervende Zoon van God te bespotten
en uit te schelden, met de woorden: "Indien
Gij de Koning der Joden zijt, red dan Uzelf." Luk. 23 : 37. "Anderen
heeft Hij gered, Zichzelf kan Hij niet redden. Hij is Israëls Koning; laat Hij
nu van het kruis afkomen en wij zullen aan Hem geloven. Hij heeft Zijn
vertrouwen op God gesteld; laat die Hem nu verlossen, indien Hij een welgevallen
in Hem heeft; want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon." Mat th. 27 : 42,
43. "En
de voorbijgangers spraken lastertaal tegen Hem, schudden hun hoofd en zeiden:
Ha, Gij, die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, red Uzelf, kom af van
het kruis!" Mark. 15 : 29. 30. Jezus
had van het kruis kunnen afkomen. Maar indien Hij dat gedaan had, hadden wij
nooit zalig kunnen worden. "Hij is om onze overtredingen verwond; om onze
ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons de vrede aanbrengt was op
Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden." Jes. 53 : 5. nieuw
op de schouders gelegd. Hij wankelde er enige stappen mee vooruit, en viel toen
als levenloos ter aarde. Zijn vervolgers begrepen nu, dat het Hem onmogelijk was
verder te gaan met Zijn last, en wisten niet, waar zij iemand zouden vinden, die
de vernederende last zou willen dragen. Juist
op dat ogenblik ontmoetten zij Sirnon van Cyrene, die in tegenovergestelde
richting liep. Zij grepen hem terstond, en dwongen hem, het kruis naar Golgotha
te dragen. De
zonen van Sirnon waren discipelen van Jezus, maar hij zelf had nooit de Heiland
openlijk aangenomen. De last, die hij aldus gedwongen werd te torsen, werd het
middel tot zijn bekering. Sirnon was van die tijd af altijd dankbaar voor het
voorrecht van het kruis van de Verlosser te hebben mogen dragen. De
gebeurtenissen op Golgotha en de woordeli door Jezus uitgesproken, leidden er
Sirnon toe, Hem als de Zoon van God te erkennen. Op
de kruisigingsplaats aangekomen, werden de veroordeelden aan de martelwerktuigen
gebonden. De twee dieven worstelden met degenen, die hen op het kruis
uitstrekten; maar de Heiland bood geen tegenstand. De
moeder van Jezus was Hem op die vreselijke tocht naar Golgotha gevolgd. Zij
verlangde Hem bij te staan, toen Hij uitgeput onder Zijn last neerviel, maar dat
voorrecht werd haar niet vergund. Bij
iedere stap van die vermoeiende weg had zij verwacht, dat Hij Zijn Goddelijke
kracht openbaren zou, en Zich vrij maken van de moordzuchtige schaar. En nu het
laatste toneel bereikt was, en zij de moordenaars aan het kruis gebonden zag,
welk een angst en twijfel had zij te doorstaan ! Zou
Hij, die de doden opgewekt had, Zich aan het kruis laten slaan ? Zou de Zoon van
God Zich zo gruwzaam laten doden ? Moest zij haar geloof laten varen, dat Hij de
Messias was? Zij
zag Zijn handen zich op het kruis uitstrekken, -die handen, welke altijd in
zegening over de lijdenden waren uitgestrekt geweest. Hamer en spijkers werden
gebracht en toen de spijkers door het tere vlees gedreven werden, verloor zij
haar bewustzijn en moest door de discipelen van het gruwelijk schouwspel
weggedragen worden. De
Heiland uitte geen enkele klacht; Zijn gelaat bleef bleek en kalm, maar grote
druppels zweet stonden op Zijn voorhoofd. Zijn discipelen waren het vreselijke
toneelontvlucht. Hij trad de pers alleen, en er was niemand van de volken met
Hem. Jes. 63: 3. Terwijl
de soldaten hun gruwelijk werk deden vestigden zich de gedachten van Jezus, Zijn
eigen lijden vergetend, op de verschrikkelijke vergelding, welke Zijn vervolgers
eenmaal zouden moeten ontvangen. Hij had medelijden met hen in hun onwetendheid,
en bad : "
Vader! vergeef het hun, want zij weten niet, wat zij doen." Luk. 23 : 34. Jezus
was bezig het recht te verdienen, om de voorsDraak van de mensen te worden. Dat
gebed van
Christus voor Zijn vijanden sloot de gehele wereld in. Het omvatte iedere
zondaar, die geleefd had, of die leven zou, van het begin der wereld af tot het
einde van de tijd toe. Wanneer
wij zondigen, wonden wij Jezus opnieuw. Voor ons heft Hij Zijn doorboorde handen
op voor de troon van de Vader en zegt: " Vader ! vergeef het hun, want zij
weten niet, wat zij doen." Zodra
Jezus aan het kruis genageld was, werd het door sterke mannen opgeheven, en met
groot geweld in het gat gestoten, dat ervoor bereid was. Dit veroorzaakte de
Zoon van God hevige pijn. Pilatus
schreef toen een opschrift in het Latijn, het Grieks, en het Hebreeuws, en
plaatste het op het kruis, boven het hoofd van Jezus, waar allen het zien
konden. Het luidde : "Jezus
de Nazarener, de Koning der Joden." De Joden verzochten, dat dit veranderd
zou worden. De overprie$ters zeiden: "Schrijf niet: de Koning der Joden;
maar dat Hij gezegd heeft: Ik ben de Koning der Joden." Maar
Pilatus was boos op zichzelf over zijn zwakheid van zoëven. Ook verachtte hij
de jaloerse en boze overheden diep. Daarom antwoordde hij: "Wat ik
geschreven heb, dat heb ik geschreven." Joh. 19: 19, 21, 22. De
soldaten verdeelden de kleren van Jezus onder elkaar. Een van Zijn kleren was
geweven zonder naad en daarover ontstond twist. Deze twist werd beslecht door
het lot te werpen. Dit was door een van Gods profeten voorzegd. Hij had
geschreven: "Zij delen Mijn klederen onder elkaar en werpen het tot over
Mijn gewaad." Ps. 22: 19. Toen
Jezus opgeheven was aan het kruis, verenigden priesters, overheden en
schriftgeleerden zich met het gepeupel om de stervende Zoon van God te bespotten
en uit te schelden, met de woorden: "Indien
Gij de Koning der Joden zijt, red dan Uzelf." Luk. 23 : 37. "Anderen
heeft Hij gered, Zichzelf kan Hij niet redden. Hij is Israëls Koning; laat Hij
nu van het kruis afkomen en wij zullen aan Hem geloven. Hij heeft Zijn vertróuwen
op God gesteld; laat die Hem nu verlossen, indien Hij een welgevallen in Hem
heeft; want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon." Matth. 27 : 42, 43. "En
de voorbijgangers spraken lastertaal tegen Hem, schudden hun hoofd en zeiden:
Ha, Gij, die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, red Uzelf, kom af van
het kruis!" Mark. 15 : 29. 30. Jezus
had van het kruis kunnen afkomen. Maar indien Hij dat gedaan had, hadden wij
nooit zalig kunnen worden. "Hij is om onze overtredingen verwond; om onze
ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons de vrede aanbrengt was op
Hem en door Zijn striemen is ons genezing geworden." Jes. 53 : 5. |
||