You are: Home > www.agp-internet.com/react > Sermonroom > Historisch Index

e leugen van Israëls overheden, die de Heiland beschuldigden.. Toen de priesters en ouderlingen ze van Pilatus hoorden, kenden hun teleurstelling en woede geen grenzen. Zij hadden lang voor deze gelegenheid plannen beraamd en daarop gewacht. Toen zij de mogelijkheid zagen, dat Jezus vrijgelaten zou worden, schenen zij lust te hebben Hem in stukken te scheuren. Zij verloren alle rede en zelfbeheersing, begonnen te vloeken en te zweren, en gedroegen zich meer als duivels dan als mensen. Zij weerstonden Pilatus heftig, en dreigden hem met de ongenade van het Romeinse Gouvernement. Zij beschuldigden er Pilatus van dat hij weigerde Jezus te veroordelen, hoewel Hij, naar zij verklaarden, zich tegen de keizer verzet had. Toen hieven zij het geschreeuwaan: "Hij maakt het volk oproerig met Zijn leren door geheel Judéa, reeds van het begin af, van Galiléa tot hier toe." Luk. 23 : 5. Pilatus was op dat ogenblik geenszins van plan Jezus te veroordelen. Hij was overtuigd van Zijn onschuld. Maar toen hij vernam, dat Jezus uit Galilea was, besloot hij Hem naar Herodes te zenden, die bestuurder was van die provincie, en die zich juist toen te Jeruzalem bevond. Pilatus dacht daardoor de verantwoordelijkheid van het verhoor van zich af te schuiven op Herodes. Jezus was amechtig van de honger en uitgeput door gebrek aan slaap. Daarbij leed Hij aan de gevolgen van de wrede behandeling, welke Hij ondergaan had. Maar Pilatus leverde Hem weer aan de soldaten over, en Hij werd weggesleept, onder de smaadwoorden en beledigingen van het gevoelloze gepeupel. Herodes had Jezus nooit ontmoet, maar hij verlangde allang Hem te zien, en getuige te zijn van Zijn wonderbare kracht. Toen de Heiland voor hem gebracht werd, joelde en verdrong zich het volk van rondom, en schreeuwde door elkaar. Herodes beval stilte, daar hij de Gevangene wilde ondervragen. Met nieuwsgierigheiden medelijden beschouwde hij het bleke gelaat van Christus. Hij las er de tekenen van diepe wijsheid en reinheid in. Hij was ervan overtuigd, gelijk Pilatus het geweest was, dat alleen boosaardigheid en nijd de Joden er toe gebracht hadden de Heiland te beschuldigen. Herodes drong er bij Jezus op aan, een van Zijn wonderwerken in zijn tegenwoordigheid te doen. Hij beloofde, dat hij Hem zou loslaten, indien Hij dat wilde doen. Op zijn bevel werden er kreupelen en misvormden binnengebracht, en op bevelend~ toon beval hij Jezus hen te genezen. Maar de Heiland stond voor Herodes als iemand, die zag noch hoorde. De Zoon van God had de menselijke natuur aangenomen. Hij moest doen, wat de mens in gelijksoortige omstandigheden zou moeten doen. Daarom wilde Hij geen wonderwerk doen om

nieuwsgierigheid te bevredigen, of Zich de pijn en vernedering te besparen, die de mens zou moeten verduren, wanneer hij zich in Zijn omstandigheden geplaatst zag. Zijn beschuldigers schrokken, toen Herodes een wonderteken van Christus verlangde. Boven alle dingen vreesden zij een openbaring van Zijn Goddelijke macht. Zo een openbaring zou hun plannen verijdelen, hun wellicht het leven kosten. Vandaar dat zij begonnen te schreeuwen, dat Jezus wonderen deed door kracht, die Hij van Beëlzebub, de overste der duivels ontving. Enige jaren geleden had Herodes geluisterd naar het onderwijs van Johannes de Doper. Hij was diep onder de indruk gekomen, maar hij had zijn leven van onmatigheid en zonde niet willen verlaten. Zijn hart was daardoor harder geworden, en tenslotte had hij in een dronken roes bevolen, dat Johannes zou worden onthoofd, alleen om de goddeloze Herodias te behagen. Nu was zijn hart nog meer verhard. Hij kon het stilzwijgen van Jezus niet verdragen. Hartstocht verduisterde zijn gelaat en toornig dreigde hij de Heiland, die nog steeds onbewogen het zwijgen bewaarde. Jezus was in de wereld gekomen om de gebrokenen van hart te genezen. Indien Hij enig woord had kunnen spreken om de wonden van verslagen harten te genezen, zou Hij niet gezwegen hebben. Maar Hij had geen woorden voor hen, die de waarheid slechts onder hun onheilige voeten vertraptenDe Heiland had woorden kunnen spreken, die de oren van de verharde koning zouden hebben doorboord. Hij had hem met vrees kunnen slaan, door hem al de ongerechtigheden van zijn leven en verschrikkingen van zijn toekomstig lot voor te houden. Dat oor, dat altijd open geweest was voor menselijk hulpgeroep, was gesloten voor de bevelen van Herodes. Dat hart, altijd geroerd door het smeken van de ergste zondaar, sloot zich voor de trotse koning, die geen behoefte aan een Verlosser voelde. Herodes keerde zich toornig tot de menigte, en verklaarde, dat Jezus een bedrieger was. Maar de beschuldigers van de Heiland wisten, dat Hij geen bedrieger was. Zij hadden te veel van Zijn machtige werken gezien, om deze beschuldiging te geloven. Toen begon de koning de Zoon van God schandelijk te beledigen en te spotten. "En Herodes met zijn krijgsmacht smaadde en bespotte Hem, en hij deed Hem een schitterend kleed om." Toen de goddeloze koning zag, dat Jezus al deze minachting met stilzwijgen verdroeg, werd hij door een plotselinge vrees aangegrepen, dat het geen gewoon mens was, die voor hem stond. De gedachte kwelde hem, dat zijn Gevangene misschien een God was, op de aarde neergekomen. Herodes durfde de veroordeling van de Joden niet bekrachtigen. Hij wenste zich van de vreselijke verantwoordelijkheid te ontslaan, en zond Jezus daarom naar Pilatus terug.