|
||
You are: Home > www.agp-internet.com/react > Sermonroom > Historisch Index | ||
My.AGP Community Site You are: Home > www.agp-internet.com/react > Sermonroom > Historisch Index > E.G. White "Jezus, de vriend voor Jong en Oud" DE
PAASMAALTIJD De
kinderen Israëls aten hun eerste Paasmaaltijd in de nacht, toen zij van
Egyptische dienstbaarheid bevrijd werden. God
had beloofd hen te zullen verlossen. Ook had Hij hun gezegd, dat de
eerstgeborene van elk gezin der Egyptenaren zou worden gedood. Maar opdat de
engel des doods hen zou voorbijgaan, had Hij hun laten zeggen, dat zij de
deurposten van hun huizen met het bloed van het geslachte lam moesten
bestrijken. Het
lam zelf moesten zij in die nacht braden en eten met ongezuurde broden en
bittere saus. Dit laatste moest de bitterheid van hun dienstbaarheid
voorstellen. Terwijl
zij het aten moesten zij allen reisvaardig zijn. Zij moesten hun schoenen aan de
voeten en de reisstaf in de handen hebben. Zij
deden, zoals de Here gezegd had; en in die nacht zond de koning van Egypte hun
de tijding, dat zij vrij mochten uitgaan. V óór het aanbreken van de dag
aanvaardden zij hun reis naar het beloofde land. Van
af die tijd hielden al de Israëlieten, elk jaar, in dezelfde nacht, waarin zij
Egypte verlaten hadden, het Paasfeest te Jeruzalem. Bij deze gelegenheid had elk
gezin een gebraden lam, met brood en bittere saus, evenals hun voorvaders in
Egypte. En dan vertelden zij hun kinderen het verhaal van Gods goedheid in de
bevrijding van Zijn volk van dienstbaarheid. Ook
nu was de tijd weer aangebroken, dat Jezus dit feest met Zijn discipelen zou
houden. Hij beval daarom aan Petrus en Johannes een plaats te zoeken en de
Paasmaaltijd gereed te maken. Ter
gelegenheid van dit feest kwam er veel volk naar Jeruzalem, en die in de stad
woonden, waren altijd bereidwillig om kamers in hun huis beschikbaar te stellen,
waar bezoekers het feest konden houden. De
Heiland zei tot Petrus en Johannes, dat zij in de straat gekomen, een man zouden
ontmoeten, die een kruik met water droeg. Hem moesten zij volgen en in het huis
gaan wa'lrin hij ging. En zij moesten tot de eigenaar van dat huis zeggen : "De
Meester zegt u: Waar is de eetzaal, waar Ik het Pascha met Mijn discipelen eten
zal?" Deze
man zou hun da.n een grote opperzaal wijzen, toegerust naar hun behoefte. Daar
moesten zij het Pascha bereiden. Alles gebeurde juist zoals de Heiland hun
voorzegd had. Bij
deze Paasmaaltijd waren de discipelen alleen met Jezus. De tijd, die zij bij
gelegenheid van deze feesten met Hem doorbrachten, was altijd genoeglijk
doorgebracht. Maar nu was Hij bedroefd. Eindelijk
zei Hij tot hen op een toon van ontroerende droefheid: "Ik heb vurig
begeerd, dit Pascha met u te eten, eer Ik lijde." Er
was zoete wijn op tafel; Hij nam daarvan een drinkbeker, dankte, en zei: "Neemt
deze en laat hem bij u rondgaan. Want Ik zeg u, Ik zal van nu aan voorzeker niet
van de vrucht van de wijnstok drinken, voordat het koninkrijk Gods gekomen
is." Luk. 22: 11, 15, 17, 18. Dit
was het laatste Paasfeest dat Jez'us met Zijn discipelen zou houden. Feitelijk
was het het laatste Pascha, dat ooit zou worden gehouden. Het lam dat men
slachtte, moest de mensen de noodzakelijkheid van Jezus' dood leren; maar toen
Jezus, het Lam Gods, geslacht werd voor de zonden der wereld, bestond er geen
behoefte meer om een lam te slachten, dat Zijn dood moest voorstellen. Toen
de Joden de verwerping van Jezus bezegelden met Zijn dood, verwierpen zij alles,
wat aan dit feest werkelijke waarde en betekenis gaf. Het vieren van dit feest
was voortaan een waardeloze vorm. Terwijl
Jezus met de discipelen deelnam aan de Paasmaaltijd, stond het toneel van Zijn
laatste grote offer Hem voortdurend voor de geest. Hij bevond Zich nu in de
schaduw van het kruis en Zijn hart werd door pijn gefolterd. Hij kende al de
angst, die Hem wachtte. Hij kende de ondankbaarheid en wreedheid. die Hem zouden
worden bewezen door hen, die Hij was komen redden. Maar
het was niet Zijn eigen lijden, dat Hem het meest drukte. Hij had medelijden met
hen, die hun Heiland verwierpen en het eeuwige leven zouden verliezen. En
de gedachte aan de toekomst van Zijn discipelen hield Hem het meest bezig. Hij
wist, dat wanneer Zijn eigen lijden achter de rug zou zijn, zij nog in de wereld
te worstelen zouden hebben. Hij had hun nog veel te zeggen, dat hun harten kon
versterken, wanneer Hij niet meer met hen zou
zijn. Over deze dingen hoopte Hij nog met hén te spreken op deze laatste
bijeenkomst vóór Zijn dood. Maar
Hij kon het hun nu niet zeggen. Zij waren niet in staat er naar te luisteren. Er
was twist onder hen geweest. Zij dachten nog steeds, dat jezus spoedig koning
worden zou en ieder van hun begeerde de hoogste plaats in Zijn koninkrijk.
Daardoor koesterden zij jaloerse en boze gevoelens jegens elkaar . En
dan was er nog een andere moeilijkheid. Bij gelegenheid van een feest was het de
gewoonte, dat een dienaar de voeten der gasten wies en ook nu waren er
toebereidselen gemaakt voor deze handeling. De kruik met water, het bekken en de
handdoek lagen daar. Alles was gereed voor de voetwassing. Maar er was geen
dienaar en nu was het aan de discipelen, deze dienst te verrichten. Maar
geen van de discipelen had lust de dienaar van zijn broeders te zijn. Niet één
was gewillig de anderen de voeten te wassen. Daarom hadden zij zonder iets te
zeggen hun plaats aan tafel ingenomen. jezus
had een ogenblik gewacht om te zien, wat zij zouden doen. Daarop stond Hijzelf
op van de tafel. Hij omgordde Zich met een linnen doek, goot water in een bekken
en begon de voeten .van de discipelen te wassen. Hun onderlinge strijd had Hem
gegriefd, maar Hij bestrafte hen niet met harde woorden. Hij betoonde Zijn
liefde door Zich te gedragen als een dienstknecht voor Zijn discipelen. Toen Hij
dit gedaan had, zei Hij : "Indien
nu Ik, uw Here en Meester, u de voeten gewassen heb, behoort ook gij elkander de
voeten te wassen. Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook gij doet,
gelijk Ik u gedaan heb." joh. 13 : 14, 15. Zo
leerde Jezus hun, dat zij elkaar moesten helpen. In plaats van de hoogste plaats
voor zich te zoeken, behoorde een ieder gewillig te zijn om zijn broeders te
dienen. De
Heiland kwam in de wereld om voor anderen tc werken. Hij leefde om de
hulpbehoevende en zondaar te helpen en te redden. De
discipelen waren nu beschaamd over hun jaloersheid en zelfzucht. Hun harten
werden nu vol van liefde voor hun Here en voor elkaar. Nu waren zij ook in staat
te luisteren naar het onderwijs van jezus. Terwijl
zij nog aan tafel zaten, nam jezus brood, dankte, brak heten gaf het hun,
zeggende: "Dit is Mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot Mijn
gedachtenis. . Evenzo
de beker na de maaltijd, zeggende : Deze beker is het nieuwe verbond in Mijn
bloed, die voor u uitgegoten wordt." Luk. 22 : 19, 20. De
Bijhel zegt: " Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt,
verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt." 1 Kor. 11 : 26. Het
brood en de wijn stellen het lichaam en het J bloed
van Christus voor. Evenals het brood gebroken en de wijn vergoten werd, zo zou,
tot onze redding, jezus'. lichaam gebroken en Zijn bloed gestort worden aan het
kruis Door
van het brood te eten en van de wijn te drinken, bewijzen wij, dat wij dit
geloven. Wij geven daarmee te kennen, dat wij berouw hebben over onze zonden en
jezus als onze Zaligmaker aannemen. Terwijl
rt,. di"clpelen met jezus aan tafel zaten, bemerkten zij, dat Je:. ---eer
bedroefd scheen. Een donkere wolk breidde zich over hen uit en zij aten
zwijgend. EindeIijk
sprak jezus en zei: " Voorwaar zeg Ik u, dat één van u Mij zal
verraden." De
discipelen waren verbaasd en bedroefd over deze woorden. leder begon zijn hart
te onderzoeken om te zien of er een zweem van slechte gedachten tegen de Meester
aanwezig was. De
een na de ander vroegen zij: "Here, ben ik het?" judas
alleen zweeg. Dit richtte de ogen van allen op hem. Toen hij inzag, dat dit
bemerkt werd, vroeg hij ook: "Here, ben ik het?" jezus
antwoordde ernstig: "Gij hebt het gezegd." Mat th. 26 : 21,22,25. jezus
had de voeten van judas gewassen, maar dit had hem jezus niet meer doen
liefhebben. Hij was vertoornd, dat jezus het werk van een dienstknecht deed. Nu
wist hij dan dat jezus Zich nooit koning zou laten maken en was hij meer dan
ooit besloten Hem te verraden. Zelfs
toen hij zag, dat zijn voornemen bekend was geworden. vreesde hij niet. In toorn
verliet hij haastig de zaal en ging heen om zijn goddeloos plan uit te voeren.
j'udas' vertrek was een verlichting voor allen, die aanwezig waren. Het
aangezicht van de Heiland helderde op en daarop verdween de schaduw die op de
discipelen lag. eveneens. jezus
sprak nu enige tijd met de discipelen. Hij zei, dat Hij naar Zijn Vaders huis
ging om daar plaats voor hen te bereiden, en dat Hij dan zou wederkeren om hen
tot Zich te nemen. Hij
beloofde hun de Heilige Geest te zenden om hun Leraar en Trooster te zijn in
Zijn afwezigheid. Hij beval hun om in Zijn naam te bidden en beloofde hun dat
hun gebeden dan zeker zouden worden beantwoord. Daarop
bad Hij voor hen en vroeg dat zij bewaard mochten blijven voor de boze en elkaar
liefhebben, gelijk Hij hen liefgehad had. Maar
jezus bad zowel voor ons als voor Zijn eerste discipelen Hij zei : "Ik
bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij
geloven, opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik rn U, dat
ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt, ...en
hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt." joh. 17 : 20-23. |
||