|
||
You are: Home > www.agp-internet.com/react > Sermonroom > Historisch Index | ||
E.G. White "Jezus, de vriend voor Jong en Oud" HETBEZOEKDERWIJZEN
God
wilde, dat de mensen kennis zouden hebben van de komst van Jezus op deze aarde.
De priesters hadden het volk moeten Ieren om uit te zien naar de komst van de
Zaligmaker. Zij verkeerden daaromtrent echter zelf in onwetendheid. Daarom zond
God engelen om aan de herders te zeggen, dat de Christus geboren was en waar zij
Hem konden vinden. Ook waren er personen, die Jezus als de Zaligmaker erkenden,
toen Hij in de tempel werd voorgesteld. God had het leven van Simeon en Anna
gespaard en zij hadden het heerlijke voorrecht van te mogen getuigen, dat Jezus
de beloofde Messias was. God
wilde, dat ook anderen, behalve de Joden, weten zouden dat de Christus gekomen
was. In een ver afgelegen land, ten oosten van Palestina, woonden wijze mannen,
die de profetieën aangaande de Messias hadden bestudeerd en geloofden, dat Zijn
komst nabjj was. Deze
mensen werden door de Joden Heidenen genoemd; zjj waren echter geen
afgodendienaars. Het waren oprechte mensen, dje de waarheid wensten te weten en
de wil van God wilden doen. God ziet op het hart en Hjj wjst, dat deze mannen te
vertrouwen waren. Zjj waren in een betere toestand om het licht des hemels aan
te nemen, dan de Joodse priesters, die zo zelfzuchtjg en hoogmoedig waren. Deze
wijze mannen waren filosofen. Zij hadden studie gemaakt van de werken Gods in de
natuur en Hem daaruit leren liefhebben. Ook hadden zij de stand en bewegingen
der sterren bestudeerd. De hemellichamen in hun nachtelijke loop gade te slaan
was hun een genot. Wanneer een nieuwe ster ontdekt werd, begroetten zij haar
komst als een trote gebeurtenis. In
de nacht, dat de engelen aan de herders in Bethlehems velden verschenen, hadden
deze wijze mannen een vreemd licht aan de hemel opgemerkt. Het was de
heerlijkheid, die het leger der engelen omringde. Toen
dit licht wegstierf, hadden zjj iets gezien, dat een nieuwe ster aan de hemel
scheen te zijn. Dadelijk dachten zij aan de profetie, die zegt: "Er zal een
ster voortgaan ujt Jakob, en er zal een schepter uit Juda opkomen." Num.
24: 17. Was deze ster een teken, dat de Messjas nu gekomen was? Zij besloten hem
te volgen en te z jen, waarheen hjj hen leiden zou. Hjj lejdde hen tot jn Judea.
Toen zij echter te Jeruzalem gekomen waren, werd het schijnsel van de ster zo
zwak, dat zij hem niet meer konden volgen. Veronderstenende
dat de Joden hen dadelijk naar de njeuw geboren Hejland konden verwjjzen, gjngen
de wjjze mannen Jeruzalem bjnnen en vroegen: "Waar js de geboren Kof!ing
der Joden? Want wjj hebben Zijn ster gezjen in het Oosten en zjjn gekomen om Hem
te aanbidden." "Toen
koning Herodes djt hoorde, werd hij zeer toornig, en heel Jeruzalem met hem. En
hij vergaderde al de overpriesters en schriftgeleerden en vroeg hen, waar de
Christus geboren zou worden, en zij zeiden tot hem: In Bethlehem in Judea; want
zo is geschreven door de profeet." Djt
was voor Herodes geen aangenaam njeuws. Hij hoorde niet gaarne van een nieuwe
konjng, die hem misschjen nog eens van de troon zou stoten. Hjj had daarom een
geheim onderhoud met hen en vroeg
hun, wanneer zij voor het eerst de ster gezien hadden. Daarop zond hij hen naar
Bethlehem en zeide: "Reist heen en doet nauwkeurig onderzoek naar dat
kindeke, en als gij het gevonden hebt, boodschapt het mij, opdat ik ook kome en
dat aanbidde." Toen
de wijzen dit hoorden, gingen zij weer op reis. "En zie, de ster, die zij
in het Oosten gezien hadden, ging hun voor, totdat hij kwam en stond boven de
plaats, waar het kindeke was." "En
in het huis gekomen, vonden zij het Kindeke met Maria, Zijn moeder; en
nedervallende hebben zij Het aanbeden; en hun schatten opengedaan hebbende,
brachten zij Hem geschenken: goud, wierook en mirre." Mat th. 2 : 2-11. Het
kostbaarste, dat de wijzen bezaten, brachten zij de Heiland. Hierin hebben zij
ons een voorbeeld gegeven. Velen geven geschenken aan aardse vrienden, maar
niets aan hun hemelse Vriend, die hun toch alle zegeningen geeft. Zo moesten wij
niet doen. Aan Jezus moesten wij het beste geven, dat wij bezitten: het beste
van onze tijd, van ons geld en van onze liefde. Wij
kunnen aan Jezus geven door armen te helpen en de mensen van de Heiland te
vertellen. |
||