JEZUS GEOPENBAARD IN DE
SCHADUWDIENST
Aant.: In onze vorige studie hebben we gezien, dat 1844 een bijzonder jaar is
geweest. Toen zou het hemels heiligdom in rechte staat hersteld worden. Voordat
wij dit kunnen begrijpen, moeten we eerst weten wat met „heiligdom" bedoeld
wordt, zoals er in Dan. 8 : 14 over gesproken wordt.
1. Wat is de oorsprong van
het heiligdom? Ex. 25 : 8, 9.
Aant.: De Israëlieten waren bevrijd uit de Egyptische slavernij. Om in de
godsdienst gefundeerd te worden en een diepere kennis van het verlossingswerk te
krijgen, moesten zij op Gods bevel een heiligdom maken. In verband met hun
zwervend leven schreef God een eenvoudige tent voor, die gedragen kon worden.
Dit heiligdom was het symbool van Gods tegenwoordigheid - het was Zijn
woonstede, waardoor Hij te midden van Zijn volk kon zijn. Om deze tent heen was
een voorhof.
2. Uit hoeveel afdelingen
bestond dit heiligdom, het voorhof niet meegerekend? Ex. 26 : 33, het laatste
gedeelte.
Aant.: De diepe betekenis van dit heiligdom en de regeling van de diensten staan
beschreven in de Brief aan de Hebreeën, een der boeken van het Nieuwe Testament.
Wij willen dit nu bestuderen.
3. Wat zien wij in de
eerste afdeling of het heilige? Hebr. 9.2.
Aant.: Ex. 40 : 26, 27 leert ons, dat het wierook- of reukofferaltaar ook in
deze afdeling stond, vlak vóór het gordijn dat beide afdelingen scheidde. De
wierook steeg dan op en vulde het heilige der heiligen en was een symbool hoe in
Christus de gebeden voor God gebracht worden.
4. Wat werd bewaard in de
tweede afdeling of het heilige der heiligen? Hebr. 9 : 3-5.
5. Wanneer deed de
priester dienst in de eerste afdeling (het heilige)? licbr. 9 : 6.
6. Wat waren deze
geregelde diensten? Lev. 4 : 27-3O (De verschillende diensten worden beschreven
in Le ficus, de hoofdstukken 1 tot en met 7).
In de tempel waren dagelijkse diensten. Elke morgen en elke avond moest de
priester een lam als brandoffer voor het gehele volk slachten en op het altaar
leggen. Dan waren er nog de persoonlijke offers. Had een Israëliet gezondigd en
zijn fout niet voor God beleden, dan wist hij dat hij moest sterven, omdat de
wet de dood van de zondaar eiste. Om aan deze doodstraf te ontkomen, bracht hij
een dierlijk offer. Bij de priester gekomen, legde hij zijn handen op de kop van
het dier en beleed zijn zonden, die dan figuurlijk op het offer werden
overgebracht. Daarna werd het dier geslacht, de priester deed van het bloed op
de hoornen van het altaar en stortte de rest uit aan de voet van het altaar. Dit
dier was dus een plaatsvervangend offer. De zonden waren vergeven en in de
schaduwdienst overgedragen op het heiligdom.
7. Waarvan was deze
dagelijkse dienst een voorbeeld of schaduw? Hebr. 10 : 1-9.
Aant.: Het offer stelde Christus voor, want Hij is ons plaatsvervangend Offer.
Toen Jezus op 30-jarige leeftijd Zijn openbaar werk zou beginnen, kondigde
Johannes de Doper Hem aan als „het Lam Gods, " de zonden der wereld wegneemt".
Een bevestigt, s hiervan vinden wij in de Brief aan de Hebreeën, dat „Christus
Zich eenmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen", en hierdoor „een
eeuwige verlossing verwierf". Zie Hebr. 9 : 28a en 12b. Zo is er dan „één
Middelaar tussen God en de mensen, de mens Christus Jezus". 1 Tim. 2 : 5.
8. Wie deed dienst in de tweede afdeling
of het heilige der heiligen? Wanneer gebeurde dit en waarom? Hebr. 9 : 7.
Aant.: Deze jaarlijkse dienst werd genoemd: de dag der grote verzoening of de
grote verzoendag. Zie Lev. 16 : 19, 30. (Bestudeer dit hoofdstuk met aandacht.
Let er op hoeveel offers gebracht moesten worden, en voor welk doel. Wat was de
hogepriester opgedragen te reinigen? De grote verzoendag was een dag van
„reiniging" èn „vergeving"). Het aardse heiligdom werd gereinigd, door de
samengebrachte zonden van het volk uit het heiligdom weg te doen. Zo werd de
grote verzoendag ook een dag des oordeels. Zie Lev. 23 : 27-29. Wie geen
voorbereidingen voor' die dag had getroffen en zich niet wilde verootmoedigen
voor die verzoeningsdienst, werd afgesneden van het volk.
Ook het hemels heiligdom moet gereinigd worden van onze zonden die wij beleden
hebben op onze Hogepriester Jezus Christus en welke door Hem in het hemelse
heiligdom zijn gebraeht. Zo zou dan van 1844 af het oordeel in de hemel
beginnen. Dit onderwerp zal in de volgende les worden behandeld en duidelijk
voor u worden. Houd voorlopig in uw gedachten de woorden van Openb. 14 : 7.
(Lees met uw belangstellende deze tekst.) Deze zullen een nieuwe betekenis voor
u krijgen.
Laten wij God nu danken, dat Jezus onze Hogepriester is, „Die leeft om voor ons
te bidden", en laten wij het besluit nemen ons leven in harmonie te brengen met
het midddelaarswerk van Jezus.
|