|
De dag des Heren in het Nieuwe
Testament
In het voorgaande heb ik o.a. gezegd, dat indien het Gods bedoeling was geweest
om de wekelijkse rustdag, die de Schepper bij de schepping heeft ingesteld, te
verplaatsen van de zevende naar de eerste dag der week, men toch moest
verwachten dat van deze belangrijke wijziging van een grootse instelling en van
een groots gebod in het Evangelie iets te vinden zou zijn. Dit is echter niet
het geval. Er is zelfs in het Nieuwe Testament geen enkele aanwijzing te vinden,
dat de eerste dag der week door de apostelen als rustdag werd geheiligd. Er zijn
enige teksten waarin over „de eerste dag der week" wordt gesproken, maar deze
blijken bij nader onderzoek geen enkel bewijs te bevatten voor de zondagviering.
De vier Evangelisten hebben slechts over één eerste dag der week gesproken, nl.
over de dag der opstanding. Marcus en Johannes vermelden deze dag elk tweemaal,
Mattheus en Lucas elk eenmaal. Uit deze zes teksten blijkt het volgende : Nadat
de Heiland was opgestaan, kwamen de vrouwen zeer vroeg in de morgen tot het graf
(Matth. 28 : 1; Marc. 16 : 2, 9; Luc. 24 : 1; Joh. 20 : l). Daarna gingen zij
heen en verkondigden Zijn discipelen dat Hij was opgestaan, maar deze geloofden
haar niet (Luc. 24 : 1-11; Marc. 16 : 9-11) . Diezelfde dag gingen twee mannen
naar Emmaiis, met wie Jezus wandelde en aan wie Hij Zich openbaarde toen het
reeds avond geworden en de dag gedaald was (Luc. 24 : 13-35; Marc. 16 : 12).
Daarop keerden deze mannen naar Jeruzalem terug, waar zij de discipelen
verzameld vonden, verkondigden hen, dat zij de Here gezien hadden, maar ook zij
werden niet geloofd (Marc. 16 : 12, 13). Terwijl zij daarvan nog spraken, trad
de Heiland Zelf in hun midden en verweet de elven hun ongelovigheid en
hardigheid des harten, omdat zij niet geloofd hadden
degenen die Hem gezien hadden nadat Hij was
opgestaan (Luc. 24 : 36; Joh. 20 : 19; Marc. 16 : 14). De conclusie hiervan is
dus: De elven geloofden tot aan het einde van de eerste dag der week in het
geheel niet aan de opstanding van Christus, konden dus ook niet vergaderd zijn
geweest om die opstanding te vieren. Zij hadden veeleer volgens Hand. 1 : 13 een
gemeenschappelijk trefpunt, waren aanzittende om te eten en hadden „om de vreze
der joden" de deuren gesloten.
Sommigen zien in 1 Cor. 16 : 2 een bijzondere godsdienstige onderscheiding voor
de eerste dag der week, omdat in deze tekst wordt bevolen : „Elke eerste dag der
week legge een ieder uwer naar vermogen thuis iets weg." Dit is echter geen
bewijs dat op de eerste dag der week kerkdiensten werden gehouden ; integendeel,
een ieder moest bij zich thuis iets wegleggen. De Bijbelverklaarder Lange zegt
terecht : „Uit deze tekst blijkt niet dat de gemeente op deze dag samenkwam" (Bibelwerk,
deel V, blz. 275). Neander, Olshausen, Hoffmann, Hollensteiner e.a.
zondagvierende theologen stemmen in deze volkomen met Lange overeen. Ook is geen
enkel spoor te ontdekken, dat Paulus de eerste dag der week als rustdag heeft
geheiligd. In Hand. 18 lezen we, dat de apostel anderhalf jaar lang bij een jood
woonde, met hem samenwerkte als tentenmaker en te zamen met hem op de Sabbat
rustte. Leest u Hand. 18 eens rustig door. Treffend is ook het bericht in Hand.
13 : 42-44. Paulus had op Sabbat tot de Joden gesproken. En nu kwamen de
Heidenen aan Paulus vragen om ook tot hen Gods Woord te spreken. Wanneer Paulus
de eerste dag der week geheiligd had, zou hij stellig hebben geantwoord Vandaag
op Sabbat was ik hier voor de joden, maar morgen is onze Christelijke rustdag,
dan predik ik voor u. We kunnen toch niet aannemen dat Paulus zo inconsequent
was om de Heidenen eerst in te leiden tot de joodse Sabbat en daarna te
vertellen, dat ze zondag moesten vieren? Maar de apostel heeft de heidenen niet
uitgenodigd op de eerste dag der week samen te komen; de volgende Sabbat echter
kwam (volgens vs. 4) bijna de gehele stad te zamen (Joden en Heidenen) om Gods
Woord te horen.
Voorts blijkt uit Hand. 17 : 2 dat het Paulus' gewoonte was op de Sabbat in de
synagoge te gaan en de opgestane Heiland te ver
58
kondigen. Hij predikte drie Sabatten te Thessalonica en o.m. werd een aantal
godsdienstige Grieken (Heidenen) gelovig (vs. 4).
Hand. 20 : 7 is evenmin een bewijs voor zondagsheiliging. Paulus houdt een
afscheidsvergadering te Troas. Op zijn reis heeft hij ook wel een vergadering
gehouden op een andere dag en de discipelen braken dagelijks het brood (Hand. 2
: 46). Deze avond echter viel een jongeling uit het raam en werd dood opgenomen.
Paulus wekte hem op. Vanwege dit grote wonder maakt Lucas hiervan melding.
Bovendien zijn vele Bijbelverklaarders van mening, dat deze avondvergadering
dadelijk uit de Sabbat plaats vond. (Zie hiervoor D~chsel, Htinicke, Coneybeare
en Howson, Stokes, e.a.). De dag begint volgens de Bijbel nl. bij de avond (Gen.
1 en Lev. 23 : 32). En dan wil ik nog even die veelgenoemde tekst aanhalen in
Openb. 1 : 10, waar we lezen dat Johannes in de geest was op de dag des Heren.
Sommige zondagvierende theologen beweren, -dat hier de zondag, de eerste dag der
week, is bedoeld. Maar nu is het zo merkwaardig, dat nergens in de Heilige
Schrift ook maar een vage aanduiding te vinden is, dat de eerste dag der week
ooit „dag des Heren" werd genoemd. Integendeel, volgens de Bijbel is enkel de
zevende dag der week de dag die de Here toebehoort (Exod. 20: 8-11; Jes. 58: 13;
Marc. 2 : 28). En wanneer men bedenkt dat Johannes zijn Evangelie zeer
waarschijnlijk nà het boek De Openbaring (in 97 na Chr.) heeft geschreven, dan
is het al heel vreemd dat hij in zijn Evangelie voor de eerste dag der week niet
ook zou gezet hebben ,,dag des Heren". De Bijbelverklaarder Welling schrijft dan
ook : „Onder de dag des Heren' wordt in het algemeen onze zondag verstaan, maar
dit is een grote vergissing." Hiermede stemmen overeen Zahn, Neander, Ddllinger,
Seisz, Franke, e.a.
Uit dit alles blijkt wel, dat de verandering van de Sabbat in de zondag niet
berust op enige uitspraak van Gods Woord. De Heilige Schrift kent slechts één
rustdag en dat is die dag die God bij de schepping als zodanig heeft ingesteld
en geheiligd, nl. de zevende dag der week - de zaterdag. Hoe belangrijk is het,
vrienden, om over deze zaak eens ernstig na te denken en ons leven in Gods
kracht in overeenstemming te brengen met Gods wil, zoals die geopenbaard is in
Zijn geboden. Maar dan de beweringen dat er historische be
59
wijzen zijn voor de zondagviering in de eerste en
tweede eeuw? Hierover willen wij het in het volgende hoofdstuk hebben.
N.B. In het korte bestek van deze radiotoespraak was het niet mogelijk een
bredere interpretatie van de genoemde teksten te geven; daarom verwijzen wij
naar de uitvoeriger verklaring verderop in dit boekje.
GEBED
Getrouwe God en liefderak Vader in de hemel. Wij naderen tot U om van U een
zegen te ontvangen. We hebben de wekelijkse rustdag getoetst aan uitspraken van
Uw Woord. Wij willen geen menselijke inzettingen navolgen, maar alleen dat doen
wat Gij van Uw kinderen vraagt en van hen verwacht. Geef allen die in duisternis
zijn, de voorlichting van Uw Heilige Geest en maak ons allen bereid om U na te
volgen overeenkomstig de voorschriften van Uw Woord. Laat Uw liefde en Uw genade
ons deel mogen zijn nu en in de toekomst. Wij bidden U dit in de Naam van Jezus
Christus. Amen.
|
|