|
De Wet -
Door wie gemaakt?
Jezus Christus, de Zone Gods, heeft bij de schepping met Zijn Vader
samengewerkt. Van Hem zegt de Heilige Schrift : „De Here bezat Mij in het begin
van Zijn weg, vóór Zijn werken van toen af. Toen Hij de grondvesten der aarde
stelde, toen was Ik een voedsterling bij Hem" (Spr. 8 :22, 29, 30). Andere
vertalingen zeggen : „Toen was Ik een Werkmeester bij Hem." Onze Vader in de
hemel was dus niet alleen toen Hij het werk der schepping uitvoerde. We lezen
ook dat God zeide : „Laat ons (de meervoudsvorm dus) mensen maken." En, geachte
vrienden, deze Zoon Gods is ook Degene Die de mensen de heilige Tien Geboden
heeft gegeven. Het is de wet der gerechtigheid waaraan alle geestelijk
ingestelde mensen zich onderwerpen. Van de eensgezindheid der mensen met deze
verheven wet des hemels hangt het wel en wee af van alle volkeren en hun
maatschappelijke positie. Gods wet is de toetssteen van waarheid en zonde, de
Goddelijke maatstaf voor het nieuwe leven. Degenen die hun leven naar deze
Goddelijke maatstaf inrichten, geven daardoor blijk van hun liefde tot God en
tot de mensen. De Heiland zeide aan de vooravond van de kruisiging: „Indien gij
Mijn geboden bewaart, zult gij in Mijn liefde blijven" (Joh. 15 : 10). De
evangelist Johannes omschrijft deze waarheid in zijn Eerste Zendbrief als volgt
: „Hieraan kennen wij, dat wij de kinderen Gods liefhebben, wanneer wij God
liefhebben en Zijn geboden bewaren ... En Zijn geboden zijn niet zwaar" (1 Joh.
5 : 2, 3). De beginselen die aan deze wet ten grondslag liggen, gelden ook voor
de engelen. Wanneer aan het einde van deze wereldtijd onze aarde weer in de
juiste verhouding tegenover de hemel wordt gebracht, dan moet ook de mens in de
juiste verhouding tegenover God zijn gekomen.
De zending van Christus naar deze aarde had ten doel, door Zijn eigen voorbeeld
onder de mensen de wet des hemels heerlijk en groot te maken. Door een Zijner
profeten laat God tot de mensen zeggen
„Gij ziet wel vele dingen, maar gij bewaart ze niet; ofschoon Hij de oren
opendoet, zo hoort hij toch niet. De Here had lust aan Hem, om Zijner
gerechtigheid wil; Hij maakte Hem groot door de wet en Hij maakte Hem heerlijk"
(Jes. 42 : 20, 21) . Van deze wet zeide Jezus in de dagen gedurende Zijn leven
op aarde: „Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen" (Matth. 5
: 17). Hij maakt hier gebruik van het woord „vervullen" in dezelfde zin als bij
Zijn doop door Johannes de Doper. Tot hem zeide Jezus, dat Hij gekomen was om
Zich te laten dopen, ten einde alle gerechtigheid te vervullen (Matth. 3 : 15).
Jezus Christus deed dit om, een voorbeeld te geven van volkomen overeenstemming
met de wil van God.
Jezus heeft door Zijn eigen voorbeeld de onveranderlijkheid van de wet Gods
bewezen. Hij heeft het bewijs geleverd, dat door de genade Gods al Zijn
navolgers uit liefde tot Hem en de Vader in de hemel, deze gehoorzaamheid kunnen
opbrengen. Nooit heeft Hij geleerd dat de wet Gods is afgeschaft. Niet één enkel
der Tien Geboden is door Jezus als ongeldig verklaard. „Wilt gij in het leven
ingaan, onderhoud de geboden!" (Matth. 19 : 17). Deze woorden gaf Jezus de rijke
jongeling ten antwoord op zijn vraag : „Goede Meester, wat zal ik goeds doen,
opdat ik het eeuwige leven hebbe?" Uit dit antwoord van Jezus blijkt duidelijk,
welke belangrijke plaats Gods geboden in het leven van de wedergeboren mens
moeten innemen. Zou het de mensen vrij staan van deze geboden Gods af te wijken,
dan zou menselijke willekeur maatgevend zijn. De heilige wil Gods zou veracht en
ter zijde gesteld worden.
De bewoording van de eerste vier geboden der zedenwet (Exod. 20 : 2-11) laat
zien, op welke wijze men God moet liefhebben : met geheel het hart, met geheel
de ziel en met geheel het verstand. En, wanneer wij ons de woorden herinneren
van Jezus : „Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf", dan staan de laatste zes
geboden van de zedenwet heel duidelijk voor ons (Exod. 20 : 12-17). Ja, geachte
vrienden, het zou alles heel anders zijn, wanneer alle mensen in hun dagelijks
leven zich naar deze verheven Tien Geboden zouden richten. Het feit, dat dit
niet zo is, doet ons erkennen, dat een bijzondere poging moet worden gedaan hen
in de goede richting te leiden.
Alleen een volkomen verandering van gezindheid en een volkomen overgave aan God
brengt de mensen wederom in de juiste verhouding tot de Wet en het Evangelie.
Het woord dat door een der profeten Gods ook tot de gelovigen in onze dagen
komt, moet als een oproep zijn: „En die uit u voortkomen zullen bouwen de oude
en verwoeste plaatsen; de fundamenten van geslacht tot geslacht verwoest, zult
gij oprichten; en gij zult genaamd worden die de bressen toemuurt, die de paden
weder opmaakt om te bewonen" (Jesaja 58 : 12, 13). Geachte vriend, wanneer wij
zien dat de Wet des Heren de Goddelijke maatstaf is voor het leven van de
wedergeboren mens, is het dan niet noodzakelijk zichzelf deze twee vragen te
stellen en die ernstig te overwegen : Heb ik werkelijk Jezus als mijn
persoonlijke Verlosser en Zaligmaker aangenomen? En volg ik mijn Heiland na in
gehoorzaamheid aan Zijn gebod, uit liefde voor de verkregen verlossing?
Van Jezus' navolgers staat geschreven : zij hebben de lijdzaamheid der heiligen,
zij houden de geboden Gods en het geloof van Jezus tot aan het einde (Openb. 14
: 12). Zoudt u tot deze schare willen behoren, geliefde vrienden? Klemt u dan
vast aan Gods onwrikbaar Woord; onderzoekt het onder biddend opzien tot Hem, Die
beloofd heeft door Zijn Heilige Geest de oprecht naar waarheid zoekende voor te
lichten en in alle waarheid te leiden.
GEBED
Onze Vader Die in de hemelen zit. Wij danken U, dat Gij ons Uw heilige wet hebt
geschonken, opdat wij daarnaar zullen leven. Daarom
bidden wij U: Vervul ons hart met Uw Heilige Geest, en ontdek onze ogen, opdat
wij aanschouwen de wonderen Uwer wet, en maak ons aldus het beeld van Uw Zoon
gelijkvormig. Openbaar ook Uzelf aan
allen die U nog niet kennen, opdat spoedig Uw Rijk mag aanbreken,
en Uw wil geschiede op de aarde gelijk deze in de hemel geschiedt. Wij bidden U
dit in de heilige Naam van Jezus. Amen.
|
|