|
||
You are: Home > www.agp-internet.com/react > Sermonroom > Historisch Index | ||
De norm voor het leven van de Christen In deze overdenking willen wij nader stilstaan bij de Tien Geboden als de maatstaf voor het leven van de bekeerde mens, de mens die de genade van Christus in zijn leven heeft ervaren. Sommige Christenen zijn de mening toegedaan, dat door de genade, ons door Christus bewezen, de Tien Geboden zijn opgeheven, zodat de ' nieuwtestamentische Christenen niet meer gebonden zijn aan de voorschriften van 's Heren wet. Prof. Bavinck schrijft in zijn Gereformeerde Dogmatiek met betrekking tot de wet der Tien Geboden, het volgende : „De zedenwet, die de mens bij zijn schepping werd ingeplant, na de val in zijn consciëntie nawerkt, door God op de Sinaï werd afgekondigd en ook voor de gelovigen regel des levens blijft, is de kenbron der zonde." En elders zegt Prof. Bavinck : „Gelijk genade zonde, en vergeving schuld onderstelt, zo onderstelt ook het Evangelie de wet ... Zij richt zich tot de wil, ademt de vrijheid, verlangt vervulling uit liefde." Op treffende wijze heeft deze Gereformeerde theoloog en dogmaticus datgene gezegd, wat wij Adventisten geloven, belijden en prediken. De beginselen van de Tien Geboden waren bekend vóór de wetgeving op de Sinaï. Volgens Prof. Bavinck waren deze beginselen bij de schepping ingeplant en na de val leefden zij in de consciëntie - in het geweten - van de mens voort. Zo hebben o.a. Abraham en Lot Gods ongeschreven wet getrouwelijk onderhouden. En het is een leerzame studie om na te gaan, hoe zonden tegen ieder der tien ongeschreven beginselen van Gods wet vóór de Sinaï ernstig werden aangerekend. De Wet des Heren vond dus niet eerst haar ontstaan op de Sinaï, maar was bij de schepping als Gods eeuwige grondwet aanwezig. De Tien Geboden zijn dus absoluut niet specifiek Joods, maar ze vormende levensregel voor de gelovigen van alle tijden en daaronder ressorteerden ook de Joden. Door de komst van Christus kwamen de schaduwachtige joodse wetten te vervallen, maar Zijn komst veranderde niets aan de beginselen der Tien Geboden. In plaats van de wet der Tien Geboden af te schaffen, leerde Jezus in de Bergrede, dat ook overtreding tegen de geestelijke strekking reeds zonde was. De Heiland noemde twee geboden als voorbeeld - het zesde en het zevende gebod - en zeide, dat het gebod : „Gij zult niet doden" reeds overtreden wordt door iemand die ten onrechte op zijn broeder toornig is. En dat reeds echtbreuk gepleegd wordt „als men een vrouw aanziet om haar te begeren". Dat betekende dus niet, dat Jezus de wet wilde afschaffen; integendeel, Hij heeft de beginselen der Tien Geboden nog sterker geaccentueerd door hun geestelijke strekking toe te lichten. Sommigen beweren, dat Christus de wet geestelijk heeft gemaakt, zodat we niet meer gebonden zijn aan de letterlijke voorschriften, en voornamelijk wordt dan gedacht aan de bepaling van het vierde gebod, waar de zevende dag als Goddelijke rustdag wordt genoemd. Maar vrienden, deze stelling is absoluut onhoudbaar en bovendien hoogst gevaarlijk. Immers, doordat Jezus zeide, dat broederhaat reeds doodslag is, blijft toch de werkelijke doodslag evenzeer overtreding. Het is toch absurd om te geloven en te leren, dat men enkel kan zondigen tegen de geestelijke strekking der wet en dat de letterlijke voorschriften gerust veronachtzaamd kunnen worden. Neen, Gods wet is zowel letterlijk als geestelijk de maatstaf voor het leven van de wedergeboren mens. Prof. Bavinck zegt zo treffend in het vierde deel van zijn Gereformeerde Dogmatiek, op blz. 793: „God is onze gehoorzaamheid en toewijding waardig op absolute, oneindige wijze; de wet, waarin Hij eist, is daarom absoluut verbindend ... en de overtreding van die wet is dus intensief beschouwd, een absoluut, oneindig kwaad." - Ik ben het hierin roerend met Prof. Bavinck eens, nl. dat overtreding van Gods wet een absoluut, een oneindig kwaad is. Nu hoort men wel eens beweren, dat Christus de Tien Geboden vervangen heeft door twee nieuwe geboden, nl. „Gij zult liefhebben de Here uw God met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede daaraan dit gelijk, is : Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten." Spurgeon heeft hierop een heel juist antwoord gegeven; hij zegt : „Deze twee geboden houden de tien in al hun volheid in en kunnen niet beschouwd worden als een wegcijfering van ook maar één jota of tittel ervan. Welke moeilijkheid zich ook moge voordoen in de Tien Geboden, zij worden evenzeer in de twee gevonden, die de samenvatting ervan zijn. Wanneer gij God liefhebt met geheel uw hart, dan moet gij de eerste tafel, de eerste vier geboden houden, en wanneer gij uw naaste liefhebt als uzelf, dan moet gij de tweede tafel, de laatste zes geboden, houden." -Er is dus geen sprake van een ontbinding der Tien Geboden en een vervangen door twee nieuwe. De twee nieuwe geboden zijn juist een samenvatting, een extract van de Tien Geboden. De noodzakelijkheid om in harmonie met Gods wet te leven blijkt voorts uit hetgeen gezegd wordt in Pred. 12 : 13, 14: „Vrees God en houd Zijn geboden, want dit betaamt alle mensen. Want God zal ieder werk in het gericht brengen, met al wat verborgen is, het zij goed of het zij kwaad." In aansluiting hiermede citeer ik nog een uitspraak uit het Nieuwe Testament en wel Jac. 2:12: „Spreekt alzó en doet alzó, als die door de wet der vrijheid zult geoordeeld worden." In beide Schriftuurplaatsen wordt over Gods wet gesproken, en zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament wordt geleerd, dat Gods geboden de maatstaf zullen vormen bij het oordeel op de jongste dag. Dat is een zeer belangrijke mededeling, waarde vrienden. Immers, indien uw en mijn leven op de dag des oordeels zullen worden getoetst aan Gods Tien Geboden, dan zijn ten eerste deze geboden nu en op de jongste dag nog onveranderd van kracht, en ten tweede is het dan raadzaam ons leven thans naar deze Goddelijke maatstaf in te richten.
GEBED Trouwe Vader in de hemel. In de naam van Uw geliefde Zoon, Jezus Christus, naderen wij tot U om U te danken voor Uw liefde ons bewezen. Wij danken U voor Uw Woord, voor Uw genade, voor Uw wet, die de maatstaf vormt voor het nieuwe leven van Uw kinderen. Here, wekt Gij in ons aller hart de bede: Leid ons in Uw waarheid, leer ijv'rig mij Uw wet betrachten; want Gij zit mijn heil, o Heer, 'k blijf U al de dag verwachten. Amen. |
||