|
DANIELS VERHAAL
begint in de vroege zomer van het jaar 605 v. Chr. toen Nebuchadnezar, de zoon
van koning Nabopolassar van Babylon, het koninkrijk Juda aan zich onderwierp.
Onder de kleine groep gevangenen, die de opperbevelhebber van Nebuchadnezar
uitzocht, om mee te nemen naar Babylon en op te leiden voor de dienst aan het
hof van de koning, bevonden zich de jonge mannen Daniël, Hananja, Misaël en
Azarja, die door de Babyloniërs genoemd werden Beltsazar, Sadrach, Mesach en
Abednego.
Tijeens zijn veldtoc.:ht tegen Juda kreeg Nebuchadnezar bericht van de dood van
zijn vader en onmiddellijk keerde hij terug naar Babylon om de regering van het
koninkrijk op zich te nemen.
Nadat de vier gevangenen in Babylon waren aangekomen, bleven ze in nauw contact
met God. Toen de jaren verstreken en zij de Chaldese leefwijze leerden en zich
bekwaamden in de wetenschap van die tijd, bleven ze ondanks de verleidende
invloed van het heidens hof, trouwaan God. God zegende hun trouw. Hij zorgde
ervoor dat zij ongewoon sterk en gezond waren.
Kort nadat de Hebreeën h dn opleiding voltooid hadden kreeg koning
Nebuchadnezar een heel vreemde droom.
Hoofdstuk 2
VERZEN 36-38. Daniël vertelde Nebuchadnezar woordelijk dat de koning
"het gouden hoofd" was uit de droom. Omdat Daniël verklaarde dat de
andere delen van het beeld koninkrijken voorstelden, is het duidelijk dat het
gouden hoofd een symbool was van Nebuchadnezars koninkrijk, Babylon. In dit
hoofdstuk, en ook in de daarop volgende, worden de woorden "koning" en
"koninkrijk" afwisselend gebruikt
Het gouden hoofd was een waardig beeld voor het koninkrijk Babylon. Jeremia
noemde de stad "een gouden beker", "groot van schatten". (Jer.
51:7,13.} Omgeven door dikke, versterkte muren lag de stad aan beide zijden van
de rivier de Eufraat, waardoor de tuinen bevloeid werden en het handelsverkeer
werd bevorderd.
VERS 39. Maar "een ander koninkrijk,... geringer dan"
Nebuchadnezars koninkrijk, voorgesteld door de borst en de armen van zilver, zou
het gouden rijk veroveren en zijn plaats innemen. Cyrus de Grote (Kores:Jes.4:5}
bracht door een meesterlijke zet, waarbij hij het water van de Eufraat in een
andere richting leidde, in 539 v. Chr. zijn Perzische troepen door de
rivierbedding onder de muren door de stad binnen, en nam aldus Babylon bij
verrassing.
De macht die de Perzen uitschakelde was Macedonië, voorgesteld door de koperen
buik van het beeld. Alexander, het jonge, militaire genie, die de wereld rondom
de Middellandse Zee veroverde -maar zijn eetlust niet kon bedwingen -bestookte
de Perzen in een bliksemveldtocht in verschillende veldslagen, en onderwierp hen
tenslotte volledig in de slag van Arbela in 331 v. Chr.
VERS 40. Rome is onmiskenbaar "het vierde koninkrijk",
"hard als ijzer", dat de ijzeren benen voorstellen. Rome overwon snel,
genadeloos en met verpletterende kracht. Het begon de plaats in te nemen van het
Helleense of Griekse rijk na de slag bij Pydna in 168 v. Chr. In het jaar 30 v.
Chr. 1 had Rome, door de onderwerping van Egypte, j het Middellandse Zee gebied
volkomen in zijn t macht gekregen. \ VERZEN 41-43. Wie anders dan de door God
geïnspireerde Daniël, kon voorzeggen dat het machtige rijk van Rome
versplinterd zou worden? Toen Daniël kwam bij zijn verklaring van de voeten en
de tenen van het beeld, voorspelde hij: "Dit zal een verdeeld koninkrijk
wezen."Kwam Daniëls voorspelling uit? De geschiedenis bevestigt dat dit
inderdaad het geval was. Omstreeks het jaar 400 n. Chr. begon de
volksverhuizing.
Gedurende de vierde en de vijfde eeuw na Christus werd het Romeinse rijk
verdeeld, toen verschillende barbaarse stammen het gebied van Rome
binnentrokken. Deze volken, die zich later ontwikkelden tot de landen van het
huidige Europa, zijn steeds verdeeld gebleven.
Daniël verklaarde: "Zij zullen ...met elkander geen samenhangend geheel
vormen, zoals ijzer zich niet vermengt met leem." Door de eeuwen heen
hebben vele invloedrijke mannen gepoogd Europa tot één geheel te maken: Karel
de Grote Karel V, Napoleon, Keizer Wilhelm en Hitier. Zij hebben het allemaal
geprobeerd en zij hebben allen gefaald.
Ook de pogingen, om deze rijken aan elkaar te verbinden door huwelijken te
sluiten tussen leden van verschillende koningshuizen, faalden zoals Daniël
voorspelde ( vs 43) .De woorden "zij zullen geen samenhangend geheel
vormen" geven een nauwkeurige beschrijving van de hele Europese
geschiedenis. Hierdoor is duidelijk gebleken dat Gods Woord waar is.
VERZEN 44,45. Daniël beschrijft in de verzen 34, 35 en 44, 45 de
dramatische climax van de droom van de koning. Daarin laat hij de oprichting van
het koninkrijk van God zien. Uit vers 44 weten we dat deze ontwikkeling komt na
de verdeeldheid die volgde op het Romeinse rijk.
De "steen" wijst op het koninkrijk van Christus (Dan. 7:13,14).
Wanneer Hij Zijn eeuwig koninkrijk opricht ( Openb. 11: 15) bij Zijn wederkomst
(Matt .25:31-34), zal Hij "het beeld treffen aan de voeten." (Dan.
2:34).
I Hij zal "al die koninkrijken verbrijzelen en daaraan een einde maken
" ( vers 44) .Door deze wereldschokkende gebeurtenis zal dan de
voorspelling vervuld worden: "In de dagen van die koningen zal de God des
hemels een koninkrijk oprichten) dat in eeuwigheid niet zal te gronde
gaan," want "zelf zal het ~taan in eeuwigheid."
DE HOOFDSTUKKEN 3-6
gaan verder met hel levensverhaal van Daniël. Vanaf het ogenblik dat hij de
verklaring gaf van de droom uit hoofdstuk 2, in het jaar 603 v. Chr., tot aan de
dag dat hij het visioen uit hoofdstuk 7 kreeg, verstreken er ongeveer 50 jaar .
Terwijl de profetie uit hoofdstuk 2 voornamelijk gaat over politieke
gebeurtenissen, behandelen de hoofdstukken 7-12 in het bijzonder de toekomst die
Gods volk wacht.
Daniël geeft in het zevende hoofdstuk vier aparte beschrijvingen van het
visioen van de vier dieren en het oordeel. In de eerste plaats beschrijft hij
wat hij gezien heeft in het visioen (vs 1-14). Daarna geeft hij een algemene
verklaring ervan ( vs 1518) .Na een verdere verklaring van bepaalde gedeelten (
vs 19-22 ) , geeft hij tenslotte een samenvatting van het hele visioen ( vs
23-27) .
Dit visioen introduceert twee belangrijke elementen die niet genoemd worden in
hoofdstuk 2. Eerst ziet Daniël een nieuwe macht, "de kleine horen",
opkomen uit het verdeelde Romeinse Rijk. Daarna ziet hij beelden van het
oordeel, dat zou komen vlak voordat God Zijn koninkrijk zou oprichten. In dit
oordeel zou God beslissen tegen de kleine horen en vóór de heiligen.
VERZEN 1,2. De meeste profetische symbolen worden in de Schrift steeds
gebruikt in dezelfde be
, tekenis. In Openbaring 17:15 wordt gezegd dat "wateren" volken
betekenen en dat past ook in het verband ( contekst) van wat Daniël hier
beschrijft. De winden, die de zee opzwepen, geven een juist
I beeld van de strijd die gewoonlijk gepaard gaat met I de opkomst en de
ondergang van rijken.
VERS 3. Volgens de engel, die een verklaring van dit visioen geeft aan
Daniël, zijn de vier dieren die uit de zee opkomen symbolen voor "vier
koningen" of rijken. Deze vier dieren komen overeen met de vier delen van
het metalen beeld uit hoofdstuk 2. Kijkt u maar eens naar de tabel op pag.
34,35.
VERS 4. De leeuw is een uitstekend symbool voor Babylon. Afbeeldingen van
leeuwen, dikwijls voorzien van adelaarsvleugels, komen opvallend veel voor op de
muren en monumenten van de opgegraven ruïnen van Babylon. Het leeuwachtige rijk
verloor inderdaad zijn aggressiviteit en werd in zijn latere jaren zwak, zoals
de beschrijving van de uitgerukte vleugels en het veranderde hart aangeven.
VERS 5. Het tweede dier, dat op een beer gelijkt, kan niets anders zijn
dan Medo-Perzië. Het feit "dat het zich op de ene zijde oprichtte"
geeft aan dat de Perzen weldra zouden overheersen (ir het Medo-Perzische
staatsbestel) , en de "drie rib ben tussen zijn tanden" zijn een
symbool van de drie voornaamste gebieden, die het Medo-Perzische rijk overwon:
Lydië, Babylon en Egypte Maar zoals een trage beer geen partij zal zijn VOOI ~
de woeste aanval van de lenige panter, zo waren~ de Perzische legers ook niet in
staat het op t~ nemen tegen de snelle, optrekkende krijgers van
Alexander de Grote.
VERS 6. De panter ( Statenvertaling: luipaard ) het symbool van
Griekenland, had niet twee maal vier vleugels, een passend beeld van de grote
snel heid van zijn veroveringen. De "vier koppen' wijzen op de verdeling
van Alexanders rijk ondet zijn generaals en hun opvolgers, na zijn vroegtijdige
dood.
VERS 7. Voor het eerst, in dit visioen, wordt een metaal genoemd: de
ijzeren tanden van het vierde dier. Dit brengt deze macht in verband met de
ijzeren benen van het grote beeld uit hoofdstuk 2. Dit dier heeft zo'n woeste,
verschrikkelijke aard, dat het door geen enkel dier uit de natuur kan worden
voorgesteld. Johannes gebruikt in Openbaring 12 het woord "draak."
Daniël beschrijft het als "geweldig sterk." Het dier heeft "tien
horens." Deze horens vertegenwoordigen, zo verklaart de engel (vs. 16),
"tien koningen" of rijken, die uit dit vierde dier zouden voortkomen.
Vergelijk vs 20 en 24. Deze aanwijzing komt overeen met hoofdstuk 2, waar de
verdeeldheid van het Romeinse Rijk beschreven wordt in de tien tenen van het
beeld.
VERZEN 9-14. In Daniëls droom volgde op het tafereel van de kleine horen
een rechtszitting in twee fasen. Het eerste deel draagt een onderzoekend
karakter: "de boeken werden geopend." Op dat ogenblik staat de
"zoon des mensen", Christus, voor de "oude van dagen", God
de Vader (vs. 13, 14 ).
Sinds Zijn Hemelvaart is Christus de Hogepriester van de mensen. (Hebr. 7:25;
9:24.) Als advocaat heeft Hij vergeving van zonden verkregen voor de mensen en
heeft Hij de Heilige Geest geschonken aan hen die hun zonde betreuren.
Maar in dit visioen wordt Hij geschilderd in een andere rol. Hier komt Hij voor
de Vader om Zijn koninkrijk in bezit te nemen. Let wel: Christus komt niet naar
de aarde, maar tot Zijn Vader om het koninkrijk te ontvangen. Deze handeling
vindt plaats nadat de kleine horen de gelegenheid heeft gehad zijn ware aard te
tonen, maar v66r de volledige vernietiging ervan. Daarom moet dit oordeel
beginnen vóór de wederkomst van Christus. Terwijl tienduizenden hemelse wezens
toezien "zet de vierschaar zich" en bepleit Christus de zaak van hen
die in Zijn eeuwig koninkrijk zullen zijn.
In het oude Israël vierden de Joden ieder jaar Yom Kippur, de Grote Verzoendag.
(Leviticus 16;23:26-32.) Iedere dag, gedurende het hele jaar, traden de
priesters voortdurend op als middelaars voor het volk. Maar op deze dag
"reinigde" de hogepriester het heiligdom. In wezen stelde dit de
afsluiting van de boeken over dat jaar voor. De Joden, die op die dag berouw
toonden over hun zonden, hadden een schone lei nadat het heiligdom in rechte
staat hersteld was. Maar zij die weigerden tot berouw te komen werden afgesneden
of buitengesloten van Gods volk. Het werk van de priesters wees vooruit naar
Christus' werk in het hemelse heiligdom. (Hebr. 8:2-5).
Wanneer Christus voor de Vader verschijnt in het oordeel worden de boeken
geopend en de rekeningen vereffend. ( Pred. 12: 14; Ps. 56:9; Mal. 3:16.) God
oordeelt ten gunste van de berouwvolle gelovigen, die hun zonden beleden hebben
zoals het volk Israël op de Grote Verzoendag -, maar Hij veroordeelt de trotse,
hoogmoedige kleine horen die, omdat hij weigert tot berouw te komen, moet worden
afgesneden.
De parallel, tussen de oordeelsdag aan het einde van de tijd en de Grote
Verzoendag met de reiniging van het heiligdom, komt nog duidelijker naar voren
in het volgende visioen van Daniël, dat beschreven wordt in hoofdstuk 8. Daar
wordt dit oordeel genoemd "het in rechte staat herstellen van het
heiligdom." ( vs 14) .
Hoofdstuk 7
TWEE JAAR nadat Daniël
het visioen had ontvangen, dat staat in hoofdstuk 7, ziet hij opnieuw een
visioen. Ook dat beschrijft de loop van de geschiedenis. Deze keer wordt echter
de Babylonische macht er niet in genoemd en ziet hij alleen de drie machten die
nog zouden volgen.
VERZEN 3, 4, 20. Volgens de engel, die een verklaring geeft van dit
visioen, stelt de ram Medo -Perzië voor. ( vers 20) .De twee horens, waarvan de
hoogste het laatst opkomt, geven een treffend beeld van de twee perioden van het
MedoPerzische rijk, waarvan de overheersende Perzische periode de laatste is.
Dit rijk, uit het oosten, stootte inderdaad naar "het westen, het noorden
en het zuiden", zoals de profetie voorspelde.
VERZEN 5-8, 21, 22. De geitebok stelde, volgens de engel, Griekenland
voor en de grote horen is "de eerste koning" -Alexander de Grote -, de
Macedonische leider, die de grondlegger was van het Griekse Rijk. Alexander kwam
..van het westen" en versloeg in korte tijd de Pcrzische legers. Binnen
enkele jaren na zijn dood viel het rijk uiteen in vier kleinere rijken. (Vers
22. )
VERZEN 9, 23-25. "In het laatst", of tegen het einde van het
verdeelde Hellenistische Rijk, zo verklaarde de engel, zou "een kleine
horen" opkomen. (Vers 23.) Wie is deze kleine horen? Sommigen nemen aan dat
dit symbool wijst op de regering van Antiochus Epiphanes, een Syrisch vorst, die
heerste over Palestina in de tweede eeuw vóór Christus en die de Joodse
eredienst deed ophouden. Anderen, onder wie vele leid~rs van de Reformatie,
geloofden dat deze kleine horen Rome zou voorstellen, zowel in zijn keizerlijke
als in zijn pauselijke vorm. De volgende overwegingen tonen aan dat de
bijzonderheden, die door Daniël gegeven worden, precies van toepassing zijn op
Rome en niet op Antiochus Epiphanes.
I. De hoofdstukken 2 en 7 wijzen Rome aan als de opvolger van Griekenland. Ze
tonen Rome als een verdeelde, verzwakte staat, gevolgd door het koninkrijk van
Christus. De kleine horen uit hoofdstuk 8 past precies in dit patroon, want hij
volgt op Griekenland en wordt tenslotte op bovennatuurlijke wijze vernietigd
"zonder mensenhanden." (Vers 25; vergelijk Dan. 2:34.)
2. We zouden verwachten dat zowel Griekenland, dat "bovenmate groot
werd" (vers 8), als de kleine horen, die "zeer groot werd" (vers
9), op de ene of andere manier Medo-Perzië zouden overtreffen, dat slechts
"groot werd" ( vers 4) .Op Rome is dit wel van toepassing, maar bij
Antiochus gaat het niet op.
3. Het Romeinse Rijk strekte zich uit naar het zuiden (Egypte), het oosten
(Macedonië), en "het Sierraad" ( Palestina) , precies zoals de pro.
fetie voorzegd had. (Vers 9.)
4. Alleen Rome verhief zich tegen "de vorst van het heir", " de
vorst der Vorsten" (verzen 11, 25) .Deze vorst is niemand anders dan Jezus
Christus. Zie het commentaar op Dan. 9:25; 11:22. Tegen Hem en Zijn volk, én
tegen Zijn heiligdom, voerde het machtige Rome een uiterst vreemde oorlog. Deze
beschrijving dekt zowel de heidense als de pauselijke periode van Rome. De
Romeinse staat weerstond Christus en verwoestte de Joodse tempel. Het pauselijke
Rome verduisterde de bemiddeling van Christus in het hemelse heiligdom ten
behoeve van zondaars. Hebr. 8:1,2.
Het verving het priesterschap van Christus en stelde daarvoor in de plaats
vergeving door bemiddeling van mensen.
VERZEN 10-12. Volgens Daniël zou de kleine horen een godsdienstige
oorlog voeren. Zijn pogingen zouden erop gericht zijn het heiligdom en zi:
diensten waardeloos te maken.
VERZEN 13, 14, 26. Wat is dit heiligdom, dat in zo nauw verband staat met
het herstel van Gods volk? Duizend jaar voordat Daniël de uiteindelijke,
volkomen reiniging van het heiligdom in dit visioen ziet, gaf God Israël
aanwijzingen om een huis te bouwen, waarin Hij zou kunnen wonen. (Ex. 25:8.)
Om Dan. 8:13, 14 te kunnen verklaren moeten we iets begrijpen van dat heiligdom
en zijn diensten.
God wil echt niet gebonden zijn aan een door mensen gebouwde tempel. Neen, de
Eeuwige wenst te wonen in de harten van Zijn volk. ( J es. 57: 15. ) De Joden
waren echter niet zover dat ze dat konden begrijpen. God gaf daarom in het
oudtestamentische heiligdom en zijn diensten een aanschouwelijke profetie over
het verzoenende werk van Christus.
Het werk van Christus beoogt het herstellen van het goddelijk beeld in den mens,
dus de mens weer terug te brengen tot God. Daarom wordt Zijn werk
"verzoening" genoemd. De verzoening werd mogelijk doordat Christus
stierf aan het kruisJezus geeft, als Middelaar, het leven aan alle mensen die er
prijs op stellen .(Rom. 5:10. Hebr. 7: 25.)
Het is Zijn taak om de zelfopofferende liefde van God, en de kracht van het
evangelie te laten zien. .
Maar hoe kon God dit
duidelijk maken aan de Israëlieten, die nog maar nauwelijks bevrijd waren van
de Ef,Yptische onderdrukking?
God gaf de opdracht dat de priesters iedere dag in het heiligdom bepaalde
handelingen moesten verrichten. De avonden de morgenoffers waren de
belangrijkste diensten van de dag, Een onschuldig lam werd geofferd voor de
zonden van het volk. (Ex. 29:38, 42. )
De diensten in het heiligdom vonden ieder jaar hun hoogtepunt op Yom Kippur, de
Grote Verzoendag. (Lev. 16;23:27-32.) Deze dag was een oordeelsdag ~:l een dag
van bijzondere ernst. Op die dag rekende de hogepriester met de zonden van het
volk af, in een ceremonie die de reiniging van I het heiligdom werd genoemd.
Zij die op die dag zich met diep berouw neer1 bogen voor God, werden van hun
zonden gereinigd. Zij stonden voor God met een blanco strafI blad, terwijl zij,
die weigerden spijt te betuigen, Ivan Israël werden afgesneden. (Lev. 23:29.)
Alles wees op Christus' verzoeningswerk. Mozes 1 bouwde het heiligdom naar het
goddelijk voorbeeld dat hem op de berg werd getoond. (Ex. 25:8, 9; Hand. 7:44;
Hebr. 8:1,2.) De dagelijkse dienst in het heiligdom was een symbool van de
dagelijkse bemiddeling van Christus voor Zijn volk. ( Hebr. 7: 25. ) De dienst
van de hogepriester op de Grote Verzoendag is het symbool van Christus'
bemiddeling voor zijn volk in het oordeel, dat aan Zijn wederkomst vooraf gaat.
(Dan. 7:9-14.)
Volgens de verklaring, die
Daniëlontving over dit visioen, had slechts een deel van de 2300 dagen
betrekking op de Joden en op Jeruzalem. (9:24.) Daarom wijst "het in rechte
staat herstellen van het heiligdom", waarvan in Dan. 8:14 sprake is, niet
op de "reiniging" ( Statenvertaling) van het oudtestamentische
heiligdom, maar op het heiligdom in de hemel, dat gereinigd moet worden voordat
Christus wederkomt. (Hebr. 9:22, 23.)
De 2300 "avonden en morgens" (Hebreeuws: avond-morgens, Gen. 1:5, 8.),
of dagen, zijn in werkelijkheid 2300 jaren, want ook in deze symbolische
profetie stelt iedere dag een jaar voor. (Vergelijk Dan. 7:25 en Ez. 4:6.) De
begindatum voor deze periode, 457 voor Christus, wordt bep~ald in Dan. 9:25.
Daarom eindigen de 2300 jaren in 1844 na Christus. In die tijd begon het oordeel
in het heiligdom in de hemel. In onze bespreking van hoofdstuk 9 komen wij
hierop terug.
Hoofdstuk 8 vertelt ons dus wanneer het oordeel, dat voorafgaat aan de
wederkomst van Christus, zou beginnen. Deze aangrijpende profetie maakte Daniël
zeer bezorgd. Hoe was het mogelijk dat er zo'n lange tijd moest verstrijken,
voordat Gods volk gerehabiliteerd en het heiligdom hersteld zou worden?
HOOFDSTUK 9
VERZEN 1-19. Lees deze verzen in de Bijbel. Daniël verdiepte zich in het
boek van de profeet Jeremia, nadat hij het visioen had gekregen van hoofdstuk 8.
Jeremia sprak alleen maar van de zeventig jaren ballingschap voor Gods volk.
(.Ter. 29:10.) Het volk had gezondigd en daarom werden zij naar de vreemde
weggevoerd. Zij bekeerden zich echter niet en Daniël was bang dat deze zeventig
jaar verlengd zouden worden. Daarom bad hij tot God en vroeg om vergiffenis voor
zijn volk. Hij vroeg aan God of zijn volk terug zou mogen keren om de stad
Jeruzalem te kunnen herbouwen en of God de vervulling van Zijn belofte niet
langer wilde uitstellen. (Dan. 9:19.)
Terwijl Daniël bad kwam de engel Gabriël hem duidelijk maken waarom er zoveel
tijd zou moeten voorbijgaan, voordat het heiligdom gereinigd of "in rechte
staat hersteld" zou kunnen worden.
TOEN de Meden en Perzen Babylon veroverden, bekleedde Daniël een hoge positie
in het rijk. Jaren waren voorbijgegaan sinds 'hij het visioen van hoofdstuk 8
zag, waarin werd getoond dat -gedurende een lange periode Gods volk en het
heiligdom onder de voet zouden worden gelopen.
VERS 24. Nadat Gabriël Daniël vertelde om "op het gezicht acht te
slaan", een verwijzing naar het visioen van hoofdstuk 8, maakte hij
duidelijk dat een deel van de 2300 jaren bestemd zou zijn voor het Joodse volk
om te bewijzen dat zij aan Gods opdracht gehoor zouden geven.
"Zeventig weken" of 490 dagen kregen de Joden nog de tijd om zich te
bekeren en Gods bedoeling met hen gestalte te geven en "de gerechtigheid te
brengen." Inplaats daarvan zouden zij echter in de volgende eeuwen de beker
der ongerechtigheid vol maken en hun proeftijd voorbij laten gaan.
Zoals reeds bij de 1260 en 2300 dagen werd aangetoond, stellen ook de zeventig
weken of 490 dagen in werkelijkheid 490 jaar voor. Gedurende de eerste 490 jaar
van de periode van 2300 jaar zouden de Joden gelegenheid krijgen om te doen
waarvoor Daniël had gebeden.
VERZEN 25-27. Gabriël plaatste het begin van de 490 jaar "vanaf het
ogenblik dat het woord zou ui~aan om Jeruzalem te herstellen en te
herbouwen." In 457 v. Chr. gaf koning Arthahsasta dat bevel. U kunt dat
lezen in Ezra 7: 12-26. Daarna zouden "zeven weken en twee en zestig
,,'eken " reiken tot aan "een gezalfde, een vorst." De Hebreeuwse
tekst staat toe dat de 7 weken en ()2 weken achter elkaar geplaatst worden,
zoals ook de Statenvertaling weergeeft: " ...tot op Messias den Vorst, zijn
zeven weken en twee en zestig weken." Negen en zestig weken zijn in
werkelijkheid 483 jaar. Toen Jezus in de Jordaan gedoopt werd, ontving Hij de
zalving van de Heilige Geest. God erkende Hem als de Messias of de Gezalfde. Dit
gebeurde in het jaar 27 na Christus, precies 483 jaar na 457 v. Chr. Jezus begon
toen Zijn openbaar werk. Gedurende ,,1 week" ( 7 jaar) werd het verbond van
verlossing door Zijn vergoten bloed bevestigd onder het .Joodse voJk. Maar
"in de helft van de week" ( vs 27) deed Hij "slachtoffer en
spijsoffer ophouden." Alle offers, die de Joden brachten, wezen op het
volmaakte offer van Christus op Golgotha voor de zonden der wereld.
Toen Hij "in de helft (midden) van de week" stierf -drie en half jaar
na Zijn zalving -ontmoetten schaduwen werkelijkheid elkaar. Door een onzichtbare
hand werd het binnenste voorhangsel van de Joodse tempel van boven naar beneden
gescheurd. (Matt. 27:51.)
Op dat moment hadden de offeranden in de aardse tempel geen betekenis meer. De
bevestiging van het verbond met de Joden duurde tot het jaar 34 na Chr. Dat was
het einde van de profetische, zeventigste week. Daarna werd het evangelie aan de
heidenen gebracht en werden ook zij in het verbond betrokken. De 490 jaar waren
voorbij. Voortaan zou de strijd tussen goed en kwaad niet meer zijn middelpunt
hebben rondom het oude Jeruzalem, de nakomelingen van Jacob en het aardse
heiligdom. De strijd tussen goed en kwaad zou zich afspelen rondom de christenen
Gods nieuwe Israël (Gal. 3:14, 26-29.) -en het werk van Christus in het hemelse
heiligdom.
HOOFDSTUK 10
VERZEN 1-17. Eens -in het voorjaar stond Daniël bij de rivier de
Hiddekel ( of Tigris) . Plotseling verscheen eens hemels wezen, waarschijnlijk
Christus Zelf (vs 5; Openb. 1:13.) Daniël en zij die bij hem waren, vielen op
de grond, verblind door de lichtende verschijning. Toen kwam een engel en sprak
met Daniël. Hij vertelde wat er met Gods volk in de toekomst zou gebeuren.
(vanaf vers 18 en verder)
hoofstduk 11
DANIEL kreeg zijn vierde en laatste visioen over de toekomst ongeveer in het
jaar 536 of 535 vóór Christus. At verschillende keren had hij een levendige
beschrijving gekregen van de loop der geschiedenis. Toch waren er nog vragen
overgebleven over de toekomst van Gods volk.
VERS 2. De vierde koning na Cyrus ( Kores ) was Xerxes I ( 486 -465 v. Chr. ) ,
die krachtige pogingen in het werk stelde om een oorlog met Griekenland te
ontketenen.
VERZEN 3, 4. Het eigenaardige van deze profetie is de manier waarop het
onderwerp plotseling verandert en nieuwe machten ingeleid worden. De
"machtige koning" was Alexander de Grote. (Vergelijk Dan. 7:6.)
VERZEN 5-13. Hoewel Alexanders koninkrijk verdeeld was in verschillende delen,
hebben slechts twee ervan een belangrijke rol g~speeld in de geschiedenis van de
Joden. Deze twee waren Syrië, onder de regering van de Seleuciden, en Egypte,
onder de regering van de Ptolemeën. De Syriërs woonden ten noorQen van
Palestina en de Egyptenaren ten zuiden. De twee machten worden hier genoemd:
"de koning van het noorden" en "de koning van het zuiden."
Zij hadden voortdurend oorlog met elkaar en Palestina vervulde de rol van
bufferstaat. Deze verzen schilderen in bijzonderheden de oorlogen tussen deze
machten tot ongeveer het jaar 200 vóór Christus.
VERZEN 14-16. In deze verzen gaat een andere macht de plaats van Syrië als de
koning van het noorden innemen.
Antiochus III lijdt een geweldige nederlaag te Magnesia in 189 v. Chr. tegen de
legers van Rome. Daarna volgen de romeinse overwinningen van Pydna in 168 en
Corinthe in 146 v. Chr. Pompeius neemt in 63 v. Chr. Jeruzalem in en daarmede is
de verovering van het "Sierraadland" (Judea) een feit.
Vers 16 is letterlijk vervuld: "En hij (Rome), die tegen hem (Syrië)
optrekt zal doen wat hem goeddunkt, en niemand zal voor hem standhouden; hij (
Rome) zal vaste voet krijgen in het Sierraadland (Judea) en verdelging zal in
zijn hand zijn."
VERZEN 17-19. De vrouw in deze verzen is de bekende Egyptische koningin
Cleopatra, dochter van Ptolemeiis XI, die vanaf 51 v. Chr. onder toezicht van
Rome werd geplaatst. Pompeius heeft niet lang van dit "vergelijk" ( vs.
17) profijt gehad. Een andere romeinse "bevelhebber" ( vs 18 ) .Julius
Caesar, versloeg zijn rivaal in 48 v. Chr. te Pharsalus en trof een ander
"vergelijk" met Cleopatra: zij werd zijn maitresse. Julius Caesar
keerde terug naar Rome, "de burchten van zijn eigen land" ( vs. 19) en
werd, als gevolg van een samenzwering, vermoord op 15 maart 44 v. Chr. Cleopatra
, die er niet in slaagde de nieuwe keizer van Rome op haar hand te krijgen,
pleegde zelfmoord. Daarmede was de laatste telg uit het geslacht van Ptolemeiis
gestorven.
VERZEN 20, 21. De nieuwe romeinse keizer was Octavianus, later ook wel
Augustus genoemd. Met vers 20 zijn we beland in de nieuwtestamentische
geschiedenis. Luk. 2: 1 luidt: "En het geschiedde in die dagen, dat er een
bevel uitging vanwege keizer Augustus, dat het gehele rijk moest worden
ingeschreven." De bedoeling van de volkstelling was om na te gaan hoe groot
de belasting opbrengst van de veroverde gebieden in de komende jaren zou kunnen
zijn. "De afperser in het heerlijkste deel van het koninkrijk" ( vs
20) , is de beschrijving van de romeinse belastingsdienst in Israël. Keizer
Augustus stierf in 14 v. Chr., "noch door toorn, noch door strijd" (
vs 20) .Hij had het romeinse rijk gestabiliseerd en regeerde 40 jaar ongestoord.
Voordat hij stierf, stelde zijn tweede vrouw Livia voor dat haar zoon Tiberius
hem zou opvolgen. Augustus antwoordde: "Jouw zoon is te veracht om het
purper van Rome te dragen." Na zijn dood bood de Senaat toch de troon
Tiberius aan. Weer vervulde de profetie zich Ietterlijk: " ...men had hem
de koninklijke waardigheid niet toegedacht" ( vs 21) .
VERS 22. Tiberius, die van 14 v. Chr. tot 37 n. Chr. regeerde, was een
succesvol veldheer. Duitsland, Armenië en Parthië werden gevoegd bij het
Romeinse Rijk. Onder zijn regering werd "een vorst van het verbond"
gedood. Andere vertalingen, b.v. de Statenvertaling en de Engelse vertalingen
spreken over "De vorst van het verbond." Jezus Christus, "de
vorst van het heir" (8:11), die het "verbond zou bevestigen"
(9:25, 27), wordt hier genoemd "de vorst van het verbond." Jezus
stierf in het jaar 31, tijdens de regering van Tiberius.
VERZEN 23-30. Het karakter van het Romeinse Rijk verandert van een
staatkundige macht in een én staatkundige, én geestelijke macht. Vanaf vs 27
\\.ordt het duidelijk dat er een samenzwering in het spel is tegen "het
heilig verbond" ( vs 28) .
De "beide koningen", de bisschop van Rome en Je Oostromeinse keizer,
menen na het uitroeien van de Ariaanse machten ( 7: 24b ) het pleit te hebben
ge\\'onnen, maar "het einde toeft tot de vastgestelde tijd", d.\\,.z.
God heeft Zijn hand in Je geschiedenis.
VERZEN 31-32. De strijd van de koning van het noorden richt zich nog
steeds tegen "het heiligdom" en veroorzaakt "een gruwel van
verwoesting." .Jezus spreekt hierover in zijn tijdrede in Mat t. 24: 15,
waaruit duidelijk blijkt dat Dan. 11:31 nog niet vervuld was! Het keizerlijk
Rome richtte zich tegen de tempel in Jeruzalem, ter\vijl het Pauselijk Rome erop
uit is door een namaak-godsdienst de werkelijkheid van het verbond te
verduisteren en de dagelijkse bemiddeling van Christus de gelovigen te ontnemen.
"Het volk dat zijn God kent, zal sterk zijn en Jaden doen." In alle
tijden zijn er gelovigen geweest, die "hun knieën niet voor Baiil gebogen
hebben' , ( 1 Kon. 19: 18 ) ) .
VERZEN 33-35. "De verstandigen" die "velen tot inzicht
brengen" zijn ongetwijfeld de voorlopers van de reformatie geweest, zoals
de Albigenzen en de Waldenzen, die ongelofelijk fel door Rome werden vervolgd.
Een vervolging "door zwaard en vuur." De strijd speelde zich af in de
bergen van Italië, Zuid-Zwitserland en Frankrijk. "Een tijdlang" of
"vele dagen", zoals andere vertalingen schrijven, zou deze strijd
duren. Dit is kennelijk een verwijzing naar Dan. 7:25, waar over 1260 dagen
wordt gesproken. De "eindtijd" in vs 35, is dan het einde van de 1260
jaren in 1798. (Vergelijk de verklaring van Dan. 8:17; 11:40; 12:4, 9.)
De vervolging "louterde, schifte en zuiverde" de gemeente, want
"die zich in huichelachtigheid bij hen aangesloten hadden",
doorstonden de test niet. Zo keert God "alles ten goede voor hen die
geloven." (Rom. 8:28.)
VERZEN 36-39. Het karakter van Rome wordt in deze verzen duidelijk
getekend. In 2 Thess. 2:4 citeert Paulus naar alle waarschijnlijkheid vers 31),
wanneer hij spreekt over "de mens der wett~loosheid", die zich verheft
tegen "al wat God of voorwerp van verering heet." De apostel
verwachtte dat deze macht zeer spoedig haar wetteloosheid zou openbaren. (2
Thess. 2:1-8.)
Ook dit visioen van Daniël past geheel in de profetische keten, die gevormd
wordt door de hoofdstukken 2, 7, 8,9, 10 en 11. Hoofdstuk 11 is het sluitstuk en
Iaat duidelijk zien hoe in de loop der eeuwen de strijd tussen goed en kwaad
zich ontwikkelde.
VERZEN 40-45. De eindtijd wordt zichtbaar in het profetisch perspectief
en vindt zijn dramatisch hoogtepunt in "een tijd van grote benauwdheid,
zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan." (Dan. 12:1: )
Deze verzen brengen de
strijd dichter bij onze tijd en zullen beter verstaan worden naarmate de tijd
verstrijkt. De profetie is nu niet meer van plaatselijke betekenis, maar eerder
geestelijk en van universele betekenis. Gods volk bevindt zich overal, en het
werk van de vijand is eveneens wereldwijd. De "tijd van benauwdheid" (
12: 1) , vindt over de gehele wereld plaats. De volken zijn erbij betrokken en
alleen Gods volk ontkomt eraan. Opnieuw zal Rome zich vergrijpen aan "het
Sierraadland" (11:41), d.i. de nieuwtestamentische gemeente, de Kerk van
Jezus Christus.
Zijn macht zal
wereldomvattend worden en alleen de vijanden van Gods volk, hier symbolisch
genoemd: Edom, Moab en Ammon, zullen zich kunnen handhaven. Deze volkeren waren
vroeger de natuurlijke vijanden van het volk Israël. Tenslotte zal de
vervolgende macht komen te staan "tussen de zee en de berg van het heilig
Sierraad" en "aan zijn einde komen zonder dat iemand hem helpt."
Weer is het verband met de profetieën van Dan. 2, 7 en 8 merkbaar. "Zonder
dat iemand hem helpt" luidt in Dan. 2:45" zonder toedoen van
mensenhanden" en in Dan. 7:11;8:25 "zonder toedoen van mensenhanden
zal hij ver. nietigd worden." De zee is -evenals in Dan. 7:2 en Openb. 17:
15 -het beeld van de volken. die "als de woorden Gods voleindigd zijn"
(Openb. 17:16-18), niet langer hun steun aan de vervolger zullen geven. "De
berg van het heilig Sierraad" is de beschrijving van de onaantastbare
bescherming van God voor Zijn kinderen. Staande met het Lam op de Berg Sion,
zullen de bevrijde gelovigen hun overwinningslied zingen. (Openb. 7:1-5.)
Hoofdstuk 12
VERS 1. De "Michaël", die nu opstaat is Christus. (Vergelijk
Dan. 10:13, 21; 8:25; 9:25.) De tijd van het onderzoekend oordeel komt nu ter
sprake in de profetie. Christus heeft Zijn bemiddelend werk voor de mensheid in
het heilige der heiligen van het hemelse heiligdom voltooid. NU staat Hij voor
"de kinderen van Zijn volk", het geestelijk Israël, om hen te
verlossen. Hij legt Zijn priestergewaad af en doet Zijn oordeelskieding aan.
(les. 13:3, 4; Openb. 19:15.) Hiermee breekt een tijd van ongekend lijden aan
voor een wereld die geen berouw toont. Maar ook straalt er in dit vers een
heerlijke belofte voor Gods volk, want Christus wil verlossen "al wie in
het boek geschreven wordt bevonden," het boek des levens. (Openb. 3:5.)
Daarin staan de namen van allen, die Christus hebben beleden en Hem trouw zijn
gebleven.
Dit vers en de voorafgaande tonen nog eens het einde van de geschiedenis; het
laatste toneel, waarop de onberouwvolle zondaar afgesneden wordt. De
rechtvaardigen, die hebben vertrouwd op het verzoeningswerk van Christus, zullen
worden verlost. Zo zal de oude dienst van de reiniging van het heiligdom vervuld
worden als het heelal gereinigd is van de zonde en de zondaars.
VERZEN 2, 3. Als Christus opstaat om Zijn volk te verlossen en
rechtspreekt over hen, die niet op Zijn genade hebben gelet, zullen de
beslissingen van het oordeel worden uitgevoerd over alle mensen die ooit geleefd
hebben.
De ontslapen rechtvaardigen worden opgewekt bij de wederkomst van Christus ( I
Thess. 4: 16 ).. Zij zullen in eeuwigheid met Hem leven.
De ongehoorzamen worden opgewekt om in het oordeel voor God te staan, voordat
zij de eeuwige dood sterven.
VERS 4. De engel beloofde dat aan het einde van de 1260 jaren, Daniëls
visioenen en woorden begrepen zouden worden en het inzicht in de profetieën zou
toenemen.
VERZEN 5-7. Deze vraag en het antwoord dat erop volgde, zijn de sleutel
tot het ontdekken van de tijdsperiode, die voorbij moest gaan voordat de
geschiedenis haar hoogtepunt zou bereiken. De laatste vijand van Gods volk wordt
overvloedig tijd gegeven om zijn ware karakter te tonen. Daarna zal God een
einde maken aan alles wat Hem en Zijn volk tegenwerkt.
VERZEN 8-10. Daniël had nog vragen, maar God gaf hem niet het volle
inzicht in wat hij gezien had. Wie echter in de eindtijd de profetieën van
Daniël zou bestuderen, zou de geweldige betekenis ervan inzien.
VERS 11. De 1290 dagen, die hier worden genoemd in verband met de 1260
dagen, wijzen erop dat het "dagelijkse" ( de bemiddeling van Christus)
zou worden weggenomen tot het einde in 1798. In het jaar 508 kwam er een
overeenkomst tot stand tussen de bisschop van Rome en Clovis, de koning der
Franken. Dit was de eerste stap in een reeks van gebeurtenissen, die hun
hoogtepunt bereikten in 533-538. Het Pausdom werd een machtige kerkstaat.
Hierdoor kon de paus met succes de aandacht afleiden van Christus' voortdurende
of "dagelijkse" dienst in de hemel.
VERZEN 12, 13. De 1290 dagen zijn nauw verbonden met de periode van 1335
dagen. De 1260 en 1290 dagen reiken tot 1798. De 1335 dagen tdt 1843.
Dit is in volkomen overeenstemming met het einde van de 2300 dagen van Dan. 8:
14, die eindigden in 1844. God noemt de mensen "gezegend" die leven in
de tijd van het oordeel, en die Christus' liefde hebben ervaren in het pleiten
voor de gevallen mens, het machtige werk van de Heilige Geest hebben gezien en
de vervulde tekenen van Zijn wederkomst. (Openb. 14:13.) ~;
Het onderzoekend oordeel vindt nu in de hemel' plaats. Het begon in 1844. De
aardse regeringen en alle menselijke plannen schoten te kort om vrede en
gerechtigheid te brengen. Waar de mens faalde, is Christus Overwinnaar. Wie op
Hem hun vertrouwen hebben gesteld, zullen delen in Zijn overwinning en door alle
eeuwen heen me~;;; Hem heersen.
|
|