|
De boodschap van 1888
APPENDIX D
Verslag van een interview met Br.
J.S.Washburn, door hem getekend en bevestigd, Hagerstown, Maryland,
4.6.1950;
Interview met Robert J.
Wieland:
"DE MINNEAPOLIS CONFERENTIE,
1888; Broeder
J.H.Morrison had zich beschikbaar gesteld om E.J.Waggoner te antwoorden,
om het 'oude' inzicht over de Wet in de Galatenbrief te verdedigen. Ik was
aanwezig op die conferentie. E.J.Waggoner en A.T.Jones waren toen ongeveer
35 jaar oud. (In werkelijkheid was Jones 38).
Morrison verdedigde de Wet als zijnde
de ceremoniele Wet, en Uriah Smith verdedigde het standpunt dat de Hunnen
ddn van de 10 hoornen waren. Toen A.T.Jones zijn krasse opmerking maakte,
door de gedelegeerden te vragen hem niet aansprakelijk te stellen voor wat
Uriah Smith zei, want dat hij dat niet wist, berispte Ellen White hem,
door te zeggen: 'niet zo scherp, br.Jones, niet zo scherp!'.
A.T.Jones had een wonderbare
christelijke ervaring. Ik ging naar de conferentie met het vooroordeel dat
de oude inzichten over de 'Wet' juist waren, en dus ten gunste van br.
Morrison en br. J.I.Butler. Ik had het gevoel dat Jones en Waggoner het
geloof ondermijnden. Maar was verbaasd toen ik Jones hoorde bidden, en zei
tot mijzelf, 'die man bidt, alsof hij de Here kent!'. Ik kon niet
begrijpen hoe zo'n slechte man als Jones, die Uriah Smith zo scherp
tegensprak, zo kon bidden. Jones was heel helder en logisch. Uriah Smith
echter was een soort idool voor mij.
(James White was het hoofd van zijn
gezin, en dat liet
hij zijn vrouw merken. Ellen White
was een echte wandelaarster. Eens liep ze op straat in de buurt van het
kantoor in Battle Creek, toen James riep 'Ellen!, en zij keerde gehoorzaam
terug. Dikwijls als zij haar echtgenoot berispte met de woorden, 'te
scherp!, nam hij het altijd aan).
J.H.Morrison was de vader van
H.A.Morrison van Takomapark (In
1950
bekleedde H.A.Morrison een
vooraanstaande post). 'Wel, die man die zo tegen Uriah Smith spreekt,
spreekt zeker, of hij de Here kent', dacht ik.
Toen mijn vrouw Ellen White zag, zei
ze, 'Wat is ze bescheiden!' Zr. White was gewoon naast A.T.Jones en
E.J.Waggoner te staan en te zeggen, 'Broeders, er is hier groot licht'. Zij
beluisterde Waggoner's gehele toespraak, maar stond op vóór Morrison zijn
weerlegging beëindigde. Dus vroeg ik Morrison, 'Ik weet, dat deze mannen
ongelijk hebben'. 'Natuurlijk hebben zij ongelijk!', zei hij. 'Zij waren
allen samen in Californië, ook zr. White, en zij-kwamen samen met de trein
en beinvloedden zr.White, om met hen te reizen.
'Wel, dacht ik, ze is geen profetes als
zij door mannen kan beïnvloed worden om hen te volgen. We hebben niet
werkelijk een profetes!'
Op die vergadering ontving ik een oproep
om naar West Virginia te gaan. Ik ging met J.H.Morrison (President van de lowa
Conference in die tijd) om Zr. White te raadplegen omtrent mijn vertrek naar
West Virginia. Zij wilde geen advies geven, en zei, 'Broeders, mijn raad is in
Iowa van geen waarde!'
Morrison, die de geest der profetie
gering achtte, redeneerde dat niet alles wat Ellen White zei, geïnspireerd
was. Wanneer zij zei, "Ik zag" Goed, maar zo niet, dan is het niet
geïnspireerd, net zo weinig als wat andere mensen zeggen. 'Is "wilt u mij de
aardappelen aanreiken", geïnspireerd, omdat zij het zou zeggen?', vroeg hij
dan. Ik besloot dus alléén naar haar toe te gaan. Zij sprak altijd over
geloof. "Wat is geloof", vroeg ik haar? "Wel, zei ze, "gelooft u niet wat uw
vader en moeder u vertellen? 'Jawel', zei ik. "Wel, geloof God op diezelfde
manier!". Ik verbaasde mij over zo'n eenvoudig antwoord.
Ik stond aan de
verkeerde kant in Minneapolis. Maar ik kon niet begrijpen, hoe A.T.Jones zo
kon bidden, als hij verkeerd was.
Naderhand, in een discussie met een
Campbelliter predikant in mijn werk, won ik. Maar spoedig daarna kwamen de
oude twijfels van Minneapolis terug. 'Wij hebben geen echte profeet! Zij kan
het niet zijn, als die twee mannen haar zo kunnen beinvloeden', redeneerde ik
tot mijzelf. Toen ging ik naar het Westen, naar College Springs, om een serie
lezingen te houden. De National Reformers kwamen daarom ons tijdens mijn
lezingen te bestrijden. De National Reform-spreker zei, 'Er moeten vier
stappen gedaan worden om deze natie 'christelijk' te maken: 1. Agitatie; 2.
Petities; 3. Stemmen; 4. Geweld zo nodig. Ik antwoordde hem scherp en
krachtig, maar ik verloor mijn publiek. Ik kreeg slechts vier of vijf
dopelingen uit die lezingen. De oude twijfels kwamen versterkt terug.
Op een avond met een heldere
sterrenhemel knielde ik buiten neer, en ik bad wanhopig. Ik redeneerde dat als
dit volk de geboden Gods bewaren, zij ook de geest der profetie moeten
bezitten. Maar dat is niet het geval, als de profeet kan worden overgehaald
door twee jonge mannen,
om hen te volgen. En als wij geen
profeet hebben, hoe kunnen wij dan nog de Bijbel geloven als werkelijk
geïnspireerd? 'Als er een God is, laat mij geloven, bad ik. Het leek of een
stem met mij redeneerde, 'Wel, kijk naar de sterren'. Maar de duivel
antwoordde, 'Hoe weet_ je dat het sterren zijn? Hoe weet je, dat het
niet slechts een droom is?'
J.H.Morrison had gezegd dat hij naar huis zou gaan,
v66r de zitting (1888) was beëindigd. Hij zei: 'Zij proberen mij te dwingen te
erkennen, dat ik ongelijk heb. Daarom ga ik weg'.Ik ging naar mijn vader, een
medewerker, een doorzetter tijdens een debat, een vechter. Ik vertelde hem,
dat Morrison naar huis ging. Mijn vader zei, 'Als hij gelijk heeft, waarom
gaat hij dan naar huis? Hij moet juist blijven om zijn gelijk te verdedigen!'
Ellen White trachtte wanhopig een opwekking te
bewerkstelligen vóór de sluiting. S.N.Haskell .... stond loyaal naast Jones en
Waggoner, maar drie/vierde van de predikers waren tegen het nieuwe licht.
Later vergezelde zr.White Jones en Waggoner naar
opwekkingsvergaderingen. Zij gingen naat Ottawa,Kansas. Ik was onder de
gedelegeerden, die naar dat instituut gingen. Ik ging met de trein, samen met
mijn vrouw.
A.T.Jones had een senaats-hoorzitting bijgewoond voor
het Blaire Sunday Wetsontwerp. Jones was te sterk voor Senator Blaire. Hij was
een groot historicus, ook een groot man in het geloof. Toen ik op de trein
stapte, was ook A.T. Jones daar! Het was voorjaar 1889. Ik was net 26. Ik was
graag jurist geworden of in de politiek gegaan. Jones' overwinning in
Washington had indruk op mij gemaakt, ondanks het feit, dat ik mijn twijfels
had of hij op de juiste weg was. 'Die man heeft iets', redeneerde ik, 'ondanks
het feit, dat hij en Waggoner ongelijk hebben'. Ik stelde mij een beetje
schuchter aan Jones voor, hij bleef erg vriendelijk en aardig. Ik kreeg
sympathie voor hem, ging met hem naar de vergadering, bracht het weekend met
hem door, wandelde met hem langs de rivier, en wij spraken veel met elkaar.
Jones predikte die Sabbat 'Zoek eerst het Koninkrijk Gods en Zijn
gerechtigheid'. Hij predikte helder de waarheid, toonde aan, hoe Christus
zondig vlees had, zoals wij dat hebben, verzocht op alle punten zoals
wij, doch zonder zonde. Z6 kon Hij onze gerechtigheid zijn, kon Hij in
ons vlees leven. V66r de Minneapolis-meeting had ik D'Aubigné's
History of the Reformation' gelezen, en had mij verheugd,
dat ik door het lezen van dat boek een begrip en aanvaarding van
'Gerechtigheid door Geloof' verkregen had. De prediking van Jones bracht mij
die ervaring in herinnering, en de warmte en blijdschap daarvan kwamen terug.
Ik erkende toen, dat wat Jones predikte, de waarheid was. De voorgaande
verschrikking van een grote duisternis was nu verdwenen.
Toen kwam Ellen White. Zij was 'groots' in vroege
morgenaandachten. 'Wij wensen hier niet de Minneapolis-geest', zei ze. 'Als
J.H.Morrison en Henri Nicola geen berouw hebben en zich bekeren, zullen zij
nooit gered worden',
voegde zij eraan toe. Ik was geschokt
haar zo onomwonden over de leiders van lowa te horen spreken. 'Zij heeft
ongelijk!' Ik was weer van streek, en de oude twijfels keerden terug, de
oude Minneapolis-geest kwam terug. Ik besloot zr.White op te zoeken. Dus
schreef ik haar een briefje of zij mij kon ontvangen. Zij antwoordde op een
vriendelijke wijze met een uitnodiging. (Hij zei, dat hij niet dacht, het
briefje nog te hebben).
Dus ging ik haar opzoeken in haar tent
tijdens de Ottawavergadering. Ik vertelde haar, dat ik altijd gedacht en
geloofd had dat zij een profetes was. Maar dat ik verontrust was door de
Minneapolis episode. Dat ik dacht dat Uriah Smith en J.H.Morrison gelijk
hadden. 'Weet u waarom J.H.Morrison de conferentie zo vroegtijdig verliet?',
vroef ze mij. Ik antwoordde 'Ja'. Toen vertelde ze mij precies wat Morrison
tegen mij gezegd had -- De openbaring van haar klaarblijkelijk
bovenmenselijke kennis van dat persoonlijke, vertrouwelijke gesprek,
beangstigde mij. Ik realiseerde mij, dat hier iemand was, die geheimen
kende.
Zr.White vertelde mij van haar
'Begeleider'(een Engel) in Europa, die zijn handen had uitgestrekt en
gezegd: 'Er worden fouten gemaakt aan beide zijden in deze strijd'. Toen
voegde zij eraan toe, dat de 'Wet van de Galatenbrief' niet het eigenlijke
strijdpunt op de conferentie was. Het werkelijke onderwerp was
'gerechtigheid door geloof'!(Dat was blijkbaar voor Washburn een dieper
inzicht, dan hij zich tot dan toe gerealiseerd had, als het fundamentele
onderwerp in Minneapolis). 'E.J.Waggoner kan 'gerechtigheid door geloof'
duidelijker uitleggen dan ik', zei zr. White. 'Wel, zr.White', zei ik,
'bedoelt u daarmee te zeggen, dat E.J.Waggoner het beter kan uitleggen dan
u, met al uw ervaring?' Zr. White antwoordde, 'Ja, de Here heeft hem
speciaal licht gegeven over die vraag. Ik heb verlangd het duidelijker te
kunnen brengen, maar ik kon het niet zo duidelijk, als hij dat doet. Maar
toen hij het bracht in Minneapolis, herkende ik het'.
Getrouw verslag van
interview, w. g. J. G.Washburn.
["Toen Br.Waggoner deze
ideeën naar voren bracht op de Minneapolis Conference, was het de eerste
duidelijke onderwijzing over dit onderwerp, die ik van menselijke lippen
hoorde, buiten de gesprekken tussen mij en mijn echtgenoot. Ik heb tegen
mijzelf gezegd, het komt omdat God het mij getoond heeft in een gezicht, dat
ik het -zo duidelijk zie, en zij (de broeders in Battle Creek) kunnen het niet
zien, omdat het hun niet zo getoond is als aan mij; en nu een ander het naar
voren brengt, zegt elke vezel van mijn hart, Amen". (MS.5, aangehaald in
L.E.Froom's brief aan Robert J.Wieland, 31.12.1964.)]
|
|