|
De boodschap van 1888
APPENDIX C
WAAROM ZIJN JONES EN WAGGONER AFGEVALLEN?
Jones en Waggoner moeten we tot een heel
andere categorie rekenen dan afvalligen, die de boodschap verlieten en later
er tegen streden. Geen van beiden hebben ooit de
Sabbat opgegeven of hun geloof in Christus. Enkele uren voor
hij stierf in 1916 schreef E.J.Waggoner een brief aan M.C.Wilcox, waarin hij
vrij zijn geloof in Christus beleed. De laatste woorden, die hij schreef vóór
zijn plotselinge dood, waren deze:
" ik trek de grote
goedheid van de broeders in de gemeente (der Zevendedags Adventisten) niet
in twijfel, maar erken die vrijmoedig.
Ik zou afvallig zijn tegenover God als
ik het licht dat Hij mij gegeven heeft niet erkende; ik kon nooit
begrijpen waarom het mij gegeven werd, behalve op grond daarvan, dat Zijn
gaven geschonken worden, niet naar verdienste, maar naar behoefte".
A.T.Jones heeft nooit de boodschap
opgegeven. Ik sprak de verpleger, die voor hem zorgde toen hij in 1923 stierf.
Hij vertelde mij dat Jones als een christen stierf. Kort voor zijn dood
schreef hij een brief aan Claude Holmes, waarin hij een vast geloof in de
Geest der Profetie beleed.
De apostel Johannes schreef van sommige
afvalligen, 'Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet, want
indien zij uit ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn: maar hen
moet openbaar worden, dat niet allen uit ons zijn'.(1 Joh.2.19)
Ellen White maakt overduidelijk in bijna
tweehonderd citaten, dat Jones en Waggoner tot een andere categorie behoorden.
Zij waren Gods 'boodschappers', en hadden onmiskenbare 'geloofsbrieven van de
hemel':
"De Here zond in Zijn
grote genade een zeer kostbare boodschap aan Zijn volk door de broeders
Waggoner en Jones.... God gaf aan Zijn dienstknechten een getuigenis dat
de waarheid naar voren bracht zoals die in Christus Jezus is.... God gaf
aan Zijn boodschappers precies datgene wat het volk nodig had".-(Testimonies
to Ministers, blz.91,93 en 95)
God biedt mensen goddelijk vastgestelde
kostbare edelstenen van waarheid aan.-(MS.8a,1888;'Through Christ to
Victory',blz.279 'Door Christus tot overwinning')
Zij (de tegenstanders) wisten niet dat
God deze jonge mannen gezonden had om een speciale boodschap te
brengen.-(Brief S.24, 1892)
Degenen die God met een bijzondere
boodschap gezonden heeft zijn slechts mensen.... God heeft Zijn
boodschappers voor deze tijd geroepen.... Christus heeft alle harde,
trotse, spottende, honende gesprekken tegen Zijn dienstknechten op
getekend, als tegen Hemzelf gericht".-(Review
and Herald, 27.5.1890).
Als zij werkelijk de boodschappers van de
Here waren om deze boodschap, die het begin moest zijn van de 'Late Regen' en
de 'Luide Roep' aan de gemeente te verkondigen, dan moeten er zeker ongewone
omstandigheden bestaan hebben, die oorzaak ervan waren, dat zij de weg kwijt
raakten, want de Here kiest doorgaans geen boodschappers, die onstandvastig
zijn. Welke ongewone druk werd op deze boodschappers van de Here uitgeoefend?
Ellen White vertelt ons:
"Welke koers de boodschapper ook mag
volgen, altijd zal die door de tegenstanders van de waarheid afgekeurd
worden; en zij zullen uit elk gebrek aan manieren, gewoonten, of het
karakter van de voorstander,munt slaan".-(Review and Herald, 18.10.1892).
"Sommigen van onze broeders zijn vol
afgunst en valse vermoedens, en zijn altijd bereid te tonen, waarin zij
verschillen van de broeders Jones of Waggoner".-(Brief S24,
1892).
"Laat niemand zich beklagen over de
dienstknechten van
de Here, die met een door de hemel
gezonden boodschap tot hen gekomen zijn. Probeer niet steeds aanmerkingen
te maken. Predikers doe uw God geen oneer aan en bedroef Zijn Heilige
Geest niet door een blaam te werpen op gewoonten en manieren van mannen,
die God wilde gebruiken". (Testimonies to Ministers, blz.410-413).
"Mannen die vroom belijden te zijn
hebben Christus veracht
in de persoon van Zijn boodschappers.
Zoals de Joden verwerpen zij de boodschap.... de werktuigen, die God
uitzendt, zijn niet waar mensen naar uitgezien hebben".-(Review and
Herald, 17.8.1897).
"Sommigen mogen zeggen, 'ik haat mijn
broeder niet; zo slecht ben ik niet'. Maar hoe weinig begrijpen zij hun
eigen hart. Zij mogen denken, dat zij voor God ijveren in hun gevoelens
ten opzichte van hun broeder, als die opvattingen heeft, die strijdig zijn
met de hunne; gevoelens komen boven, die niets met de liefde te doen
hebben.... zij staan op voet van oorlog met hun broeder en toch brengt hij
wellicht een boodschap van God voor het volk, juist het licht, dat wij
voor deze tijd nodig hebben...."
"Er schijnt geen andere koers voor hen
mogelijk te zijn,dan door te gaan, in de veronderstelling, dat zij in hun
recht staan, in hun bittere gevoelens ten opzichte van hun broeders. Zal
de boodschapper Gods de druk, die op. hem wordt uitgeoefend,
kunnen volhouden?...."
"Zouden de boodschappers van de Here, na
een- tijdlang man
moedig staande te zijn gebleven,
onder de verzoeking vallen en hun Heer oneer aandoen, die hun het werk
heeft opgedragen ; ...
zou dat een bewijs zijn, dat
de boodschap
niet waar is? Neen.... Zonde van de
kant van de boodschapper van God zou satan verheugen en zij, die de
boodschap en de boodschappers hebben verworpen, zouden triomferen; maar
het zal in geen enkel opzicht mannen vrijspreken, die schuldig zijn aan de
verwerping van de boodschap...."
"Ik heb diepe zorg in mijn hart,
omdat ik gezien heb, hoe snel en gemakkelijk een woord of handeling van
broeder Jones of broeder Waggoner becritiseerd wordt. Hoe vlug zien velen
voorbij aan al het goede dat door hen gedaan is in de afgelopen jaren en
zien 'r geen bewijs in, dat God door deze instrumenten werkt. Zij jagea
naar iets, dat zij kunnen veroordelen, en hun houding ten opzichte van
deze broeders, die ijverig bezig zijn het goede woord te verspreiden,
toont aan, dat gevoelens van vijandschap en bitterheid in hun hart
zijn".-(Brief
019, 1892.)
Deze verklaringen maken zeer duidelijk,
dat Jones en Waggoner gedwongen werden een vreselijke druk te verdragen, meer
dan
een Zevendedags-Adventistenwerker ooit
te verdragen heeft gehad. Onze pioniers hadden tegenstand van de wereld te
verdragen; maar Jones en Waggoner hadden in hun tijd tegenstand van de leiders
van hun eigen gemeente te verduren.
Wij behoeven niet te gissen 'wat in hoge
mate' hun val veroorzaakte. Ellen White schreef vanuit Australië het volgende:
"Het is geen inspiratie van de hemel
die iemand achterdochtig maakt, zoekend naar een kans en die gretig
aangrijpt om te bewijzen, dat broeders die van ons verschillen in bepaalde
uitleg van de Schrift, niet recht in het geloof staan. Er bestaat het
gevaar, dat juist deze handelwijze dit resultaat naderbij brengt; en de
schuld zal in hoge mate op hen rusten, die naar kwaad uitzien..." (De
context spreekt over Jones en Waggoner).
"De tegenstand in onze gelederen
heeft op Gods boodschappers een zware zielbeproevende last gelegd; want
zij hadden aan moeilijkheden en obstakels het hoofd te bieden, die er niet
behoefden te zijn.... Liefde en vertrouwen vormen een morele steun, die
onze gemeenten verenigd zouden hebben; een harmonisch handelen zou het
gevolg zijn geweest; maar koelheid en wantrouwen hebben verdeeldheid
gebracht, en ons van onze kracht beroofd".-(Brief
6.1.1893)
Er zijn geen
folterwerktuigen uit de Spaanse Inquisitie gebruikt, bij het tegenstaan van de
boodschappers Gods in de 1888-periode. Onze broeders waren heren. Maar Ellen
White gebruikte het woord 'vervolging' om de druk op Jones en Waggoner te
beschrijven:
"Wij zouden het laatste volk op de
wereld moeten zijn, om
ons ook maar in het geringste in te
laten met een geest van vervolging tegen hen, die de boodschap van God aan
de wereld brengen. Dit is de
vreslijkste vorm van onchristelijkheid, die zich onder ons gemanifesteerd
heeft, sedert de Minneapolis-vergadering (1888). Eens zal het in zijn ware
gedaante gezien worden, met al de druk van diepe smart, die daarvan het
gevolg was".-(Ellen White in 'Danger in Adopting Worldly Policy",
aangehaald in General Conference Bulletin 1893, blz.184).
Hun menselijke natuur was niet in staat
dit te verduren, zelfs ondanks hun 'Geloofsbrieven van de hemel', en 'het door
God beroepen zijn'. Natuurlijk is er nooit een veronschuldiging voor zonde.
Zij hadden moeten volhouden tot het einde en met Christus 'gekruisigd' zijn,
en op de bestemde tijd met Hem 'opgewekt' zijn. Maar welk verwijt hen ook mag
treffen, Ellen White zegt, 'dat de schuld voor een groot deel op hen rust, die
naar het kwade zochten' en hen tegenstonden.
Wanneer wij de feiten kennen, zullen wij
de boodschap die de Here ons door Zijn dienstknechten in 1888 gezonden heeft,
niet in discrediet brengen. Het zou fataal zijn, dat te doen:
"Het is goed mogelijk dat de
broeders Jones en Waggoner, door de verzoekingen van de vijand overwonnen
worden, maar als dat zo zou zijn, dan bewijst dit niet dat zij geen
boodschap van God hadden, of dat het werk, dat zij gedaan hadden allemaal
verkeerd was. Maar zou dit gebeuren, hoe velen zouden dit standpunt
innemen, en in een fatale dwaling geraken, omdat zij niet staan onder de
bescherming van de Geest van God.... Ik weet dat dit precies het standpunt
is, dat velen zouden innemen, als één van deze mannen zou vallen en ik
bid, dat deze mannen, op wie de Here de last van een plechtig werk heeft
gelegd, in staat mogen zijn, de bazuin een zeker geluid te laten horen, en
zij God mogen eren bij iedere stap, en dat hun pad bij iedere stap, steeds
helderder en helderder moge worden tot het einde van de tijd".-(Brief
S24,1892).
|
|