In het boek Openbaring
vinden wij vier profetische lijnen, namelijk de gemeenten, de zegels, de
bazuinen en de dieren. In hoofdstuk 12 begint de vierde profetische lijn.
Er worden in deze profetische lijn vier dieren naar voren gebracht die
oorlog voeren tegen Gods volk. Eerst is er de grote rossige draak (Openb.
12:3,7,13,17), daarna het beest dat uit de zee opkomt (Openb. 13:1,4,7),
dan komt er een beest op uit de aarde (Openb. 13:11,12) en als laatste
verschijnt het beest van Openbaring 17 waarop de hoer gezeten is.(Openb.
17:3, 12-14).
Het is duidelijk dat de
oorlog is begonnen in de hemel. "En er kwam oorlog in de hemel; Michaël
en zijn engelen hadden oorlog te voeren tegen de draak; ook de draak en
zijn engelen voerden oorlog, maar hij kon geen stand houden, en hun
plaats werd in de hemel niet meer gevonden." Openb. 12:7,8. Satan en al
de afvallige engelen werden uitgeworpen, maar dat was niet het einde van
de strijd. Al de beschuldigingen die satan had geuit moesten worden
weerlegd. Gods naam moest worden gerechtvaardigd, het karakter van God en
van Zijn wet moesten van alle blaam gezuiverd worden. Daartoe werd de
mens geschapen. Hij werd geschapen naar Gods beeld om Gods karakter te
openbaren aan het hele universum en zo Zijn naam te rechtvaardigen en een
einde te maken aan de opstand van Satan en zijn volgelingen. Dat was Gods
eeuwig voornemen met de mens.
Paulus schrijft: "Mij, de
allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven, om onder de
heidenen door het evangelie te verkondigen de onnaspeurlijke rijkdom van
Christus, en allen te verlichten, dat zij mogen verstaan, welke de
gemeenschap der verborgenheid zij, die van alle eeuwen verborgen is
geweest in God, welke alle dingen geschapen heeft door Jezus Christus,
opdat nu door de gemeente bekend gemaakt worde aan de overheden en
de machten in de hemel de veelvuldige wijsheid Gods, naar het eeuwig
voornemen, dat Hij gemaakt heeft in Christus Jezus, onze Here." Ef.
3:8-11 (sv).
"In Hem, in wie wij ook het
erfdeel ontvangen hebben, waartoe wij tevoren bestemd waren krachtens
het voornemen van Hem, die in alles werkt naar de raad van zijn wil,
opdat wij zouden zijn tot lof zijner heerlijkheid." Ef. 1:11,12.
Ondanks de zondeval is het
nog steeds Gods voornemen om door de mens het koninkrijk van Satan te
vernietigen. De oorlog nadert nu de laatste fase. In Openbaring 13:4
lezen we de grote uitdaging van het pausdom: "Wie is aan het beest
gelijk? En: Wie kan er oorlog tegen voeren?" God had het antwoord gereed.
Het protestantisme, de hervormers, voerden oorlog tegen het beest. De
boodschap van gerechtigheid door het geloof alleen was oorlog tegen het
beest. Door deze boodschap werden de naties van Europa los gemaakt van
het pausdom en daardoor was het mogelijk dat de dodelijke wonde werd
gegeven in 1798.
Maar de wond zou weer
genezen. (Openb. 13:12) De reden dat de dodelijke wond weer kon genezen
is, omdat de ervaring van rechtvaardiging door het geloof tot de
hervormers kwam door de dienst van Jezus in de eerste afdeling van het
hemelse heiligdom. Deze ervaring was ten eerste niet volledig en ten
tweede niet voor eeuwig. Zo was ook de dodelijke wonde niet volledig en
niet voor eeuwig.
De macht van het pausdom
zou herstellen en de uitdaging zou opnieuw gegeven worden. "Zij zegt: Ik
troon als koningin, ik ben geen weduwe en geen rouw zal ik zien." Openb.
18: 7. En opnieuw zal God een volk gereed hebben om de uitdaging te
beantwoorden. Dit keer zal het wél de laatste keer zijn en de dodelijke
wonde die dan toegebracht wordt zal echt dodelijk zijn en zal niet meer
genezen.
In Daniël 7 lezen wij
wanneer dat zal gebeuren. "Terwijl ik bleef toekijken, werden tronen
opgesteld, en een Oude van dagen zette Zich neder; zijn kleed was wit als
wol; zijn troon bestond uit vuurvlammen, de raderen daarvan uit laaiend
vuur; en een stroom van vuur welde op en vloeide voor hem uit;
duizendmaal duizenden dienden hem en tienduizend maat tienduizenden
stonden vóór hem.
De vierschaar zette zich
neder en de boeken werden geopend….. Ik zag, dat die horen strijd voerde
tegen de heiligen en hen overmocht, totdat de Oude van dagen kwam en
recht verschaft werd aan de heiligen des Allerhoogsten en de tijd
naderde, dat de heiligen het koningschap in bezit kregen….... Dan zal de
vierschaar zich nederzetten, en men (de heiligen des Allerhoogsten) zal
hem (de kleine hoorn) de heerschappij ontnemen en hem verdelgen en
vernietigen tot het einde. En het koningschap, de macht en de grootheid
der koninkrijken onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk van
de heiligen des Allerhoogsten; zijn koningschap is een eeuwig
koningschap, en alle machten zullen het dienen en gehoorzamen."
Vers 9, 10,21,22,26,27.
Gedurende het oordeel komt de grote ommekeer in de strijd. Het oordeel
over de doden begon in 1844, maar het oordeel over de levenden zal
beginnen wanneer de zondagswet wordt uitgevaardigd in de VS. Dat is dan
het begin van de laatste geweldige strijd in de lange oorlog. Deze
laatste strijd gaat door tot het einde van de 7e plaag.
“Twee grote tegengestelde
machten worden geopenbaard in de laatste grote strijd. Aan de ene kant
staat de Schepper van hemel en aarde. Allen die aan Zijn kant staan,
dragen Zijn zegel. Zij zijn gehoorzaam aan Zijn geboden. Aan de andere
kant staat de vorst der duisternis met degenen, die afval en opstand
hebben gekozen." BC 681.
De 144.000 zijn het die in
het oordeel het zegel van God ontvangen. Openbaring 7: 1-3. Zij zullen al
de geboden van God bewaren, maar het sabbatsgebod bevat het zegel van
God. In het sabbatsgebod wordt geopenbaard dat God de Schepper is, dat
Hij in zes dagen de aarde, de zee en alles erop schiep door Zijn Woord.
In het scheppen van deze wereld werd Gods liefde tot uitdrukking gebracht
en het hoogtepunt van de schepping was de mens, die geschapen werd naar
Gods beeld. Het was de bestemming van de mens om over de aarde te
heersen, maar ook om de troon van God te delen en deel te hebben aan Zijn
heerlijkheid. Toen de mens geschapen werd was er volkomen eenheid tussen
de Schepper en de mens. De mens had deel aan de goddelijke natuur en was
in staat om met God samen te werken en Zijn plannen uit te voeren. Er was
volmaakte liefde van God voor de mens en Adam en Eva hadden God lief met
heel hun hart, hun ziel en hun verstand.
We lezen in Genesis
1: 31 en 2:1 -3 dat het werk was voltooid, er hoefde niets meer aan
toegevoegd te worden. Het was volmaakt. God had rust en de mens had rust.
Er was volkomen rust in de liefde. De sabbat was
het zegel op deze volmaakte eenheid in liefde.
De zondeval bracht een
einde aan die rust. De liefde van de mens werd niet langer op God gericht
maar op zichzelf. E.G.White schrijft in Jezus de Wens der Eeuwen blz.
269: "eigenliefde maakt onrustig" en op blz. 274: "Zolang het eigen ik
overheerst kunnen wij geen rust vinden."
Maar hoe was het met de
rust van God? Jesaja schrijft: “Mij hebt gij geen kalmus voor geld
gekocht, en met het vet uwer slachtofferen hebt gij mij niet gedrenkt:
maar gij hebt mij arbeid gemaakt met uw zonden, gij hebt mij
vermoeid met uw ongerechtigheden.” Jes. 43: 24, 25 (sv).
Vanaf het moment dat Adam
zondigde kwam er een einde aan de rust van God. Jezus zei: "Mijn Vader
werkt tot nu toe en Ik werk ook." Wij lezen in Genesis 3 dat God een
kostbare belofte aan de mens gaf nadat hij had gezondigd. Er zou Iemand
komen en Hij zou de kop van de slang vermorzelen en daardoor zou de
oorspronkelijke eenheid hersteld worden. Er zou een volledige verzoening
plaatsvinden.
Adam en Eva moesten ieder
een dier doden en met de vellen van deze dieren werd hun naaktheid
bedekt. Dit alles wees hen op het Lam Gods, dat zou komen. Door het
geloof in het bloed van het Lam was er vergeving van zonden en ook een
gedeeltelijk herstel van de gemeenschap en de eenheid, die verloren was
gegaan.
Adam kon God niet langer
van aangezicht tot aangezicht zien, maar hij had wel de gemeenschap van
de Heilige Geest. Door de offers getuigde hij van zijn geloof dat er een
dag zou komen dat de volmaakte rust, de gemeenschap in liefde, opnieuw
zou bestaan tussen God en de mens. Iedere sabbat was van nu af aan niet
alleen een gedenkteken van de schepping, maar het was ook een belofte van
het volledige herstel dat zou komen.
“De Here zeide tot Mozes:
Gij dan, spreek tot de Israëlieten: maar mijn sabbatten moet gij
onderhouden, want dat is een teken tussen Mij en u, van geslacht tot
geslacht, zodat gij weet, dat Ik de Here ben, die u heilig.….. De
Israëlieten zullen de sabbat onderhouden, door de sabbat te vieren, zij
en hun nageslacht, als een altoosdurend verbond. Tussen Mij en de
Israëlieten is deze een teken voor altoos, want in zes dagen heeft de
Here de hemel en de aarde gemaakt, en op de zevende dag heeft Hij gerust
en adem geschept.” Ex. 31: 12, 13, 16, 17. De sabbat is het teken van het
geloof in Gods scheppende en herscheppende kracht.
De Grote Verzoendag is de
dag waarop, aan het einde van de jaarlijkse cyclus, uiteindelijke
verzoening werd gedaan voor het heiligdom en het volk. We lezen in
Leviticus het 16e hoofdstuk: "Zo zal hij verzoening doen over het
heiligdom om de onreinheden der Israëlieten en om hun overtredingen in al
hun zonden.…. Want op deze dag zal over u verzoening gedaan worden, om u
te reinigen: van al uw zonden zult gij gereinigd worden voor het
aangezicht des Heren.” Vers 16, 30.
De Grote Verzoendag wordt
in het Hebreeuws de Sabbat der Sabbatten genoemd. Zie vers 31. In onze
vertaling staat dan, "Het zal u een volkomen sabbat zijn" of "sabbat der
rust" (sv). Rabbijn de Vries schrijft hierover het volgende:
"Voor de troon van God
brengt ons de Yom-Kippoer. Hij is de sabbat. Een hoogst ernstige maar
geen onrustige dag, een stichtende, letterlijk stichtende, die het
opbouwwerk, dat iedere andere gewone wekelijkse sabbat aan ons verrichten
moet, wil voltooien; voltooien als geheel en in alle onderdelen, tot in
het kleinste. Dat wil de Grote Verzoendag zijn." Joodse Riten en
Symbolen, blz. 81.
Dit is de dag waarop het
eeuwige herstel van de eenheid in liefde zal plaats vinden. Alle zonden
worden op die dag helemaal uitgedelgd bij de gelovige kinderen van God.
Dan zullen de heiligen volkomen rust hebben van het eigen ik, maar ook
God zal volkomen rust hebben. Christus hoeft dan niet langer voor ons te
pleiten, "Hij zal zwijgen in Zijn liefde". Sef. 3: 17. Dan zal het
hogepriesterlijke gebed van Jezus volledig in vervulling gaan:
“.….. opdat zij allen één
zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn."
We lezen in Eerste
Geschriften, blz. 27:
“Aan het begin van de tijd
der benauwdheid werden we vervuld met de Heilige Geest terwijl wij
uitgingen en de sabbat meer in het bijzonder (more fully) verkondigden."
De Grote Verzoendag zal datgene voltooien waar alle wekelijkse sabbatten
op wijzen.
Dit is ook wat Paulus
bedoelde in Hebreeën hoofdstuk 3 en 4. In deze hoofdstukken vergelijkt
hij de intocht in Kanaan met de gebeurtenissen van de Grote Verzoendag.
"Want indien Jozua hen in de rust gebracht had, zou hij niet meer over
een andere, latere dag gesproken hebben. Er blijft dus een sabbatsrust
voor het volk van God. Want wie tot zijn rust is ingegaan, is ook zelf
tot rust gekomen van zijn werken, evenals God van de zijne."
Hebr. 4: 8, 9. Dat hij hier doelt op de Grote Verzoendag maakt vers 13
duidelijk. "En geen schepsel is voor Hem verborgen, want alle dingen
liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem, voor wie wij rekenschap
hebben af te leggen." In het oordeel moeten wij rekenschap afleggen.
In Jozua 3 lezen wij dat
het volk moest optrekken en de Jordaan oversteken om het land Kanaan in
bezit te nemen. De priesters moesten voorop gaan en het volk moest
afstand bewaren. Zodra de priesters met hun voeten in het water kwamen
werd het water van de Jordaan afgesneden. De Jordaan was geheel buiten de
oevers getreden gedurende de ganse oogsttijd. Het water bleef als een dam
staan bij Adam en het water dat wegvloeide stroomde naar de Zoutzee, dat
is de Dode Zee. De priesters moesten met de ark midden in de Jordaan gaan
staan. Elke Israëliet die Kanaan binnenkwam moest de ark passeren.
"Dit is hun overkomen tot
een voorbeeld (voor ons) en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons,
over wie het einde der eeuwen gekomen is." 1 Kor.10:11.
Voordat wij het hemelse
Kanaan binnen gaan moeten wij eerst voorbij de ark des verbonds gaan.
“…..en de ark van zijn verbond werd zichtbaar in zijn tempel." Openb. 11:
19. Dat moet gebeuren in de oogsttijd. ".. .de oogst is de voleinding der
wereld” Matth. 13: 39. In de oogsttijd trad de Jordaan buiten zijn
oevers. De Jordaan is een rivier die loopt via 'Adam' en hij mondt uit in
de Dode Zee. De Zoutzee, of de Dode Zee, is de plaats waar Sodom en
Gomorra "onder een straf van eeuwig vuur liggen".
De stroom die via Adam komt
en uitmondt in het eeuwige oordeel is de stroom van zonde. Bij de plaats
Adam was een vernauwing in de Jordaan. Zo ook met deze rivier van zonde.
Ze was er voordat Adam zondigde. Aangekomen bij Adam vernauwde zij zich
tot één persoon en via deze ene persoon kwam de vloedgolf van zonde tot
iedereen. In de eindtijd zou deze stroom alle oevers overtreden. Er is
echter een mogelijkheid om de stroom bij Adam te laten ophouden. De
uitweg is de ark te passeren en zo het hemelse Kanaan te betreden. Als
Jezus op de Grote Verzoendag door Zijn bloed de uiteindelijke verzoening
doet en de zonde uitdelgt, zal de stroom van de zonde die ook ons bereikt
heeft 'afgesneden' worden. Dan zullen wij tot zijn rust in gaan. Dan
komen wij tot rust van onze werken en God komt tot rust van Zijn werken.
(Hebr. 4: 10)
Paulus roept ons op om onze
harten niet te verharden door ongeloof. "Laten wij daarom op onze hoede
zijn, dat niemand van u, terwijl nog een belofte van tot zijn rust in te
gaan bestaat, de indruk zou wekken achter te blijven... Aangezien nog te
wachten is, dat sommigen tot die rust zullen ingaan, en zij, die het
evangelie eerst ontvangen hebben, niet ingegaan zijn wegens hun
ongehoorzaamheid, stelt Hij wederom een dag vast, heden, als Hij door
David na zo lange tijd spreekt, zoals boven gezegd werd: Heden, indien
gij zijn stem hoort, verhardt uw harten niet... Laten wij er dus ernst
mede maken om tot die rust in te gaan, opdat niemand ten val kome
door dit voorbeeld van ongehoorzaamheid te volgen." Hebr. 4: 1,6,7,11.
In het oordeel ontvangen de
heiligen niet alleen het zegel maar ook een wapenrusting. “Het woord Gods
is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het
dringt door, zó diep, dat het vaneen scheidt ziel en geest, gewrichten en
merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten." Hebr. 4: 12.
Ons wapen is het machtige
Woord van God waardoor elke overwinning over de machten van het kwaad
behaald zal worden.
"Want al leven wij in het
vlees, wij trekken niet ten strijde naar het vlees, want de wapenen van
onze veldtocht zijn niet vleselijk, maar krachtig door God tot het
slechten van bolwerken, zodat wij de redeneringen en elke schans, die
opgeworpen wordt tegen de kennis van God, slechten, elk bedenksel als
krijgsgevangene brengen onder de gehoorzaamheid aan Christus, en gereed
staan, zodra uw gehoorzaamheid volkomen is, alle ongehoorzaamheid te
straffen." 2 Kor.10: 3-6.
Precies zoals de hervormers
de zonden van het pausdom openbaar maakten door hun boodschap van
gerechtigheid door het geloof, zo zullen ook door de laatste heerlijke
boodschap alle zonden van Babylon openbaar worden. Velen zullen Babylon
verlaten.
Wanneer alle mensen hun
keuze gemaakt hebben en al Gods kinderen verzegeld zijn, sluit de
genadetijd. Maar de grote strijd eindigt niet met het sluiten van de
genadetijd, de intensiteit wordt dan alleen maar groter. De plagen zullen
beginnen te vallen. De eerste vier plagen zijn niet algemeen of
wereldwijd, maar de vijfde plaag brengt wel wereldwijde duisternis. (Openb.
16: 10, 11)
In die duisternis zal Gods
volk in het licht staan. God grijpt in te middernacht. "Bij u zullen
liederen klinken als in de nacht, waarin men zich wijdt voor een feest,
en zal er vreugde des harten zijn als van iemand die voortschrijdt bij de
fluit om te komen op de berg des Heren, tot de Rots van Israël. Dan zal
de Here zijn machtige stem doen horen en zal Hij doen zien het neerkomen
van zijn arm in grimmige toorn: een verterende vuurvlam, overstroming,
stortbui en hagelstenen." Jes. 30:29,30. Dit laatste is een beschrijving
van de 7e plaag.
De zesde plaag is de climax
in de grote strijd en gedurende die plaag valt Babylon definitief. "En de
zesde goot zijn schaal uit op de grote rivier, de Eufraat, en zijn water
droogde op, zodat de weg bereid werd voor de koningen, die van de opgang
der zon komen.” Openb. 16:12.
De profeet Joel schrijft:
“Blaast de bazuin op Sion en maakt alarm op mijn heilige berg! Dat alle
inwoners des lands sidderen, want de dag des Heren komt. Want hij is
nabij! Een dag van duisternis en van donkerheid, een dag van wolken en
van dikke duisternis. (5e plaag). Als morgenrood uitgespreid
over de bergen, is een talrijk en machtig volk; (de koningen van de 6e
plaag) desgelijks is er van ouds niet geweest en zal er na hem niet meer
zijn tot de tijd der verste geslachten. Voor hem uit verteert een vuur en
achter hem laait een vlam; als de hof van Eden is het land vóór hem, (de
boodschap van dit volk is het volledige herstel van de liefde en eenheid
die er was in de hof van Eden) en achter hem is het een woeste wildernis
(dit is het resultaat van het afwijzen van deze allerlaatste boodschap
van genade); en ook is er aan hem niet te ontkomen, (de toets komt tot
iedereen die leeft)….. Voor hun aangezicht siddert de aarde, beeft de
hemel; de zon en de maan worden zwart en de sterren trekken haar glans
in. En de Here verheft zijn stem voor zijn strijdmacht heen, want zijn
leger is zeer talrijk; want machtig is het leger dat zijn woord
volbrengt; want groot is de dag des Heren en zeer geducht! Wie zal hem
verdragen?" Jöel 2:1-3,10,11.
Ellen White schrijft in de
Grote Strijd dat een regenboog elke groep gelovigen zal omgeven. De
regenboog is het symbool van Gods genade en gerechtigheid. In de
gelovigen wordt door de hele wereld en het hele universum een machtige
openbaring gezien van het kruis van Jezus.
Juist zoals een dichte
duisternis het kruis omgaf, maar “plotseling trok het duister op van het
kruis en op heldere toon, als van een bazuin die door heel de schepping
scheen te weerklinken, riep Jezus: "Het is volbracht!" - "Vader in uw
handen beveel Ik mijn geest." Een licht omgaf het kruis en het gelaat van
de Heiland straalde met een heerlijkheid als van de zon. Toen boog Hij
het hoofd op zijn borst en stierf.
Temidden van de
verschrikkelijke duisternis had Christus, naar het scheen door God
verlaten, de laatste droesem gedronken uit de beker van menselijk leed.
In die vreselijke uren had Hij vertrouwd op de bewijzen die zijn Vader
Hem tot dusver gegeven had, dat Hij zijn offer aanvaardde. Hij kende het
karakter van zijn Vader en begreep zijn gerechtigheid, zijn
barmhartigheid en grote liefde. In geloof vond Hij rust bij Hem die Hij
altijd met blijdschap had gehoorzaamd. En onderworpen vertrouwde Hij Zich
nu toe aan God. Het gevoel dat Hij de liefde van zijn Vader miste, was
verdwenen. Christus was door het geloof overwinnaar." J.d.W.d.E. 632.
Op het hoogtepunt van de
strijd zullen de gelovigen net als Jezus schijnbaar door de Vader
verlaten zijn, maar ook zij zullen vertrouwen op de bewijzen die God hen
tot dusver heeft gegeven. Ook zij kennen het karakter van God en
begrijpen zijn gerechtigheid, barmhartigheid en grote liefde. Ook
zij vinden rust bij Hem die zij gehoorzamen. Zij zullen zich
volledig aan God toevertrouwen en voelen dat Hij hen liefheeft.
Dan zijn zij voor altijd overwinnaar door het geloof van Jezus.
"En wij hebben de liefde
onderkend en geloofd, die God jegens ons heeft. Hierin is de liefde bij
ons volmaakt geworden, dat wij vrijmoedigheid hebben op de dag des
oordeels, want gelijk Hij is, zijn ook wij in deze wereld." 1 Joh. 4: 16,
17.
Op dat moment valt Babylon.
De goddelozen vallen neer wanneer ze de heiligen in het licht zien; "Zie,
Ik zal maken, dat zij zullen komen en zich nederwerpen voor uw voeten, en
erkennen, dat Ik u heb liefgehad." Openb.3:9. Alle steun wordt van
Babylon teruggetrokken. De rivier droogt op. "En de tien horens, die gij
zaagt, en het beest, dezen zullen de hoer haten, en zij zullen haar
berooid maken en naakt, haar vlees eten en haar met vuur verbranden."
Openb. 17: 16.
Babylon komt niet aan zijn
einde door de wederkomst van Jezus. Het wordt daarvóór vernietigd. Niet
door macht of door geweld. Het koninkrijk van Satan valt van binnenuit,
door de openbaring van Gods waarheid en Zijn liefde.
Dan zal Jezus komen op de
wolken des hemels om Zijn kinderen tot Zich te nemen en de goddelozen die
dan nog leven zullen gedood worden door de heerlijkheid van Zijn
verschijning. (De Hoeksteen 46, p.16-20)