Appendix 1
In het jaar 476 was het Romeinse
Rijk uiteengevallen in 10 rijken.
De geschiedschrijver Machiavelli
geeft, zonder een enkele verwijzing naar deze profetie, de
volgende lijst van naties, die het gebied van het West Romeinse
Rijk, ten tijde van Romulus Augustus (476), de laatste keizer van
Rome, bezetten:
de Lombarden, Franken,
Bourgondiërs, Oostgothen, Westgothen, Vandalen, Herulen, Sueven,
Hunnen, en Saksen, in totaal 10 volken.
“En die verdeling is nu nog even
duidelijk als ooit. Op de kaart van Europa wordt de scepticus
geconfronteerd met het zwijgende maar onweerlegbare getuigenis
over de vervulling van deze grote profetie. Wie kan iets wijzigen
of toevoegen aan deze lijst van 10 koninkrijken, die nu het
gebied van het oude Rome beslaan? Italië, Oostenrijk,
Zwitserland, Frankrijk, Duitsland, Engeland, Nederland, België,
Spanje en Portugal - 10, niet meer en niet minder.”
The
Divine Program of the World’s History,
door H. Gratten Guenness, p. 318-321.
Appendix 1a.
Het “Beest” met de kleine horen.
1. De kleine horen heeft
‘mensenogen’. Dan.7:8. “Het beest heeft het getal van een mens.”
Openb.13:18.
2. De ‘kleine horen’ vervolgt de
heiligen des Allerhoogsten. Dan.7:25. Het ‘beest’ voert ook krijg
tegen de heiligen. Openb.13:7.
3. ‘De kleine horen’ spreekt
woorden tegen de Allerhoogste. Dan.7:25. ‘Het beest’ opende zijn
mond tot lastering tegen God. Openb.13:6.
4. De ‘kleine horen’ komt op tussen
de 10 horens (10 delen van Rome) Dan.7:8. Het ‘beest’ ontvangt
zijn troon, zijn kracht en grote macht van Rome (na de deling in
10 rijken) Openb.13:2.
Appendix 2
De 1260-jarige regering van het
Beest
De 7 teksten die de periode van
1260 jaar noemen, spreken alle van dezelfde macht die Gods volk
vervolgt. Het zijn de volgende teksten: Openb.13:5; 11:2;
Dan.7:25; Openb.12:14; 11:3; 12:6 en Dan.12:7.
De sleutel voor het ontsluiten van
de tijdsprofetieën is het beginsel, te vinden in Ezech.4:6 en
Num.14:34. Deze verzen maken duidelijk dat in de profetie één dag
gelijk is aan één letterlijk jaar. Daarom moeten alle
tijdsprofetieën eerst in dagen worden omgerekend. Als we deze
bijbelse ‘sleutel’ gebruiken, worden tijdsprofetieën duidelijk en
gemakkelijk te begrijpen.
In de bijbelse tijdrekening telt
een maand 30 dagen. Een jaar telt 360 dagen. Deze regel geldt
voor het verstaan van bijbelse tijdrekening.
In Openb. 12:14; Dan. 7:25 en Dan.
12:7 wordt gesproken van ‘een tijd, tijden en een halve tijd’.
Dit is gelijk aan 3 1/2
tijd. Uit Dan.4 weten we dat een “tijd” gelijk is aan een
letterlijk jaar. In dat hoofdstuk leest u hoe koning
Nebukadnessar zijn verstand verloor, zoals Daniël had voorzegd,
en ‘zeven tijden’ in het veld dwaalde. Hij bleef 7 letterlijke
jaren in die toestand. Dus is 3
1/2 tijd gelijk aan 3
1/2 jaar (en 3
1/2 jaar bevat 1260
dagen).Openb.11:3 en 12:6 noemen zonder meer 1260 dagen (waarin
het beest Gods volk zou vervolgen).Bij het gebruik van dit
beginsel (1 dag = 1 jaar) uit Ezech.4:6 en Num.14:34 ontdekken we
dat deze macht 1260 jaar zou heersen, alvorens een ‘dodelijke
wonde te ontvangen’. Als we een blik werpen op deze macht, zien
we dat dit letterlijk is gebeurd. Als God deze tijdsperiode 7
maal herhaalt, toont dit aan hoe belangrijk Hij deze gegevens
acht. Hier deze verzen opeenvolgend: Openbaring 11:2 en 13:5
zeggen dat deze macht 42 maanden heerst (42 maanden van 30 dagen
zijn gelijk aan 1260 dagen). Dan. 7:25, Dan. 12:7 en Openb. 12:14
zeggen dat het beest 3 1/2
‘tijd’ of jaar heerst (3
1/2 profetische jaren bevatten ook 1260 dagen).
Ook Openb. 11:3 en 12:6 zeggen dat
deze vervolgende macht 1260 profetische dagen of wel 1260
letterlijke jaren zou heersen.
Appendix 3
De volgende uittreksels zijn uit
gezaghebbende werken van katholieke hoogwaardigheidsbekleders
betreffende de titel en de positie van hun leider.
“Alle namen die in de Schrift
aan Christus worden gegeven, waaruit Zijn oppermacht over de Kerk
blijkt, worden ook toegeschreven aan de Paus.”
Bellarminius, On the
Authority of Councils, bk.2, ch.17.
“Want gij zijt de herder, gij
zijt de heelmeester, gij zijt de leider, gij zijt de man, ja, gij
zijt een tweede God op aarde.”
Labbe en Gossart, History of the Councils,
Vol.XIV, Col.109.
Zie voor de benaming “Onze
Here God de Paus” Extravagantes of Pope John XXII, title
14, ch.4, Decretalis.
“Daarom wordt de Paus
gekroond met een drievoudige kroon, als koning van hemel, aarde
en vagevuur.” Prompta
Bibliotheca,
Feraris, Vol.VI, p.26, art. ‘Papa.’
Paus Innocentius III zegt in
een uitspraak over het pausschap dat de bisschop van Rome “de
stedehouder is op aarde, niet van een gewoon mens, maar van God
zelf”; in een commentaar hierop wordt verduidelijkt dat dit het
geval is omdat hij de stedehouder is van Christus, ‘Die waarlijk
God en waarlijk mens’ is.
Decretalis Domini Gregorii Papae IX,
liberi de translatione Episcoporum, title 7, ch.3; Corp.
Jur. Can., Col.99, tom.2, Decretalis, col.205.
ONFEILBAARHEID
Onder de 27 stellingen, bekend als
de Dictaten van Hildebrand (onder de naam van paus Gregorius VII)
komen de volgende voor:
2. Dat alleen de bisschop van Rome
terecht universeel genoemd wordt.
6. Dat niemand... mag wonen onder
hetzelfde dak met iemand, die door de paus is geëxcommuniceerd.
9. Dat alle vorsten alleen zijn
voeten moeten kussen.
19. Dan niemand hem kan oordelen.
22. Dat de Roomse Kerk nooit heeft
gedwaald, en, volgens de Schrift, ook nooit zal dwalen.
27. Dat hij onderdanen kan ontslaan
van hun trouw aan onrechtvaardige heersers.
In Clark’s commentaar op Dan.7:25
staat:
“Zij hebben aanspraak gemaakt op
onfeilbaarheid, die alleen aan God toebehoort. Ze geven voor
zonden te vergeven, iets wat God alleen kan doen.”
Appendix 4
DE BIJBEL VERBODEN
Tijdens het Concilie van Toulouse
bepaalden de kerkelijke leiders:
“Wij verbieden aan leken het in
bezit hebben van het Oude en het Nieuwe Testament.. Wij verbieden
hen ten strengste bovengenoemde boeken in de landstaal te
hebben.”
“De bestuurders van de districten
zullen met zorg de ketters opsporen in huizen, schuilplaatsen en
bossen, en zelfs hun ondergrondse toevluchtsoorden zullen
volledig worden uitgeroeid.” Concil Tolosanum, Paus
Gregorius IX, Anno Chr.1229.
Het kerkelijke Concilie van
Tarragona bepaalde:
“Niemand mag de boeken van
het Oude en het Nieuwe Testament bezitten in de Romaanse taal, en
als iemand ze in bezit heeft, moet hij ze inleveren bij de
plaatselijke bisschop, en wel binnen acht dagen na de
uitvaardiging van dit besluit, opdat ze verbrand kunnen worden.”
D. Lortsch, Histoire de
la Bible en France, 1910, p.14.
Nadat de Bijbelgenootschappen waren
gesticht, werden ze in een verbazingwekkend besluit op één lijn
gesteld met het communisme. Op 8 Dec. 1866 deed Paus Pius IX in
zijn encycliek Quanta Cura de volgende uitspraak: “Socialisme,
communisme, clandestiene genootschappen, Bijbelgenootschappen...
pesten van deze soort moeten op alle mogelijke manieren worden
uitgeroeid.”
Appendix 5
“HIJ VOERDE KRIJG TEGEN DE
HEILIGEN”
“Onder deze bloedige
stelregels vonden die vervolgingen plaats van de elfde en
twaalfde eeuw tot bijna in deze tijd (geschreven in 1845) en ze
nemen een belangrijke plaats in de geschiedenis in. Nadat het
sein tot openlijk martelaarschap in de canons van Orleans was
gegeven, volgden de uitroeiing van de Albigenzen in de vorm van
een kruistocht, de instelling van de Inquisitie, de wrede
pogingen om de Waldenzen uit te roeien, het martelaarschap van de
Lollarden, de wrede oorlogen om de Bohemers uit te roeien, het
verbranden van Hus en Hieronymus, en tal van andere belijders...
de uitroeiing te vuur en te zwaard van de Reformatie in Spanje en
Italië, door bedrog en openlijke vervolging in Polen en de
bloedbruiloft van Parijs... naast de langzame en geheime moorden
door het heilig tribunaal van de Inquisitie.”
T.R. Birks, The First two
Visions of Daniël (London, 1845) p.285,259.
“Het getal van de
slachtoffers van de Inquisitie in Spanje, zoals dit wordt genoemd
in ‘The History of the Inquisition in Spain’, door
Llorente (een gewezen secretaris van de Inquisitie) pp.206-208.
Deze autoriteit erkende dat er meer dan 300.000 alleen in SPANJE
werden vervolgd, waarvan 31912 op de brandstapel stierven.
Miljoenen anderen werden om hun geloof in heel Europa gedood.”
Bible Readings for
the Home, R&H
Assn, 1942, p.221.
“De kerk heeft vervolgd.
Alleen een leek in de kerkgeschiedenis zal dit loochenen... 150
jaar na Constantijn werden de Donatisten vervolgd en soms ter
dood gebracht... Protestanten werden vervolgd in Frankrijk en
Spanje met de volledige goedkeuring van de kerkelijke
autoriteiten... Als ze meent dat het goed is lichamelijk geweld
te gebruiken, zal ze dit geweld gebruiken.”
The Western Watchmen,
(R.Kath.) uit St. Louis.
Appendix 6
HET EDICT TEGEN DE WALDENZEN
“Een belangrijk deel van de tekst
van de pauselijke bul, in 1487 door Innocentius VIII tegen de
Waldenzen uitgevaardigd (waarvan het origineel zich bevindt in de
bibliotheek van de Universiteit van Cambridge), is in een Engelse
vertaling te vinden in John Dowling’s History of Romanisme
(ed.1871) boek 6, ch.5, sec.62.
Appendix 7
BEELDEN
Het tweede concilie van Nicea in
het jaar 787 werd samengeroepen om het vereren van beelden in de
kerk te sanctioneren. Het verslag van dit concilie staat in
Ecclesiastical Annals, door Baronius, deel 9, pp.319-407
(Antwerpen 1612); en Charles Hefele, A History of the Councils
of the Church from the Original Documents, boek 18, ch.1,
secs.332,333; Ch.2, secs,345-352. (T. en T. Clark ed.1896) vol.5,
pp.260-304, en 342-372.
J. Mendham zegt in The Seventh
General Council, the second of Nicea Intr. pp. 111-vi: “De
verering van beelden... was één van de misbruiken van het
christendom, die geleidelijk en bijna ongemerkt de kerk
binnenslopen. Deze corruptie ontwikkelde zich niet, zoals andere
ketterijen, ineens, want in dat geval zou er beslist censuur en
bestraffing op gevolgd zijn.”
“Beelden werden eerst in de kerk
gebracht, niet om ze te aanbidden, maar in de plaats van boeken
om onderricht te geven aan hen die niet konden lezen, of devotie
te wekken in het denken van anderen... maar men merkte dat
beelden, binnen de kerk gebracht, het denken van de onwetenden
eerder verduisterde dan verlichtte - eerder naar beneden haalde
dan de devotie van de aanbidder verhief.
Appendix 8
HET VERANDEREN VAN GODS WET
“Hoewel de tien geboden te vinden
zijn in de katholieke versies van de Bijbel, worden de getrouwen
onderricht vanuit de catechismussen van de kerk en niet
rechtstreeks vanuit de Bijbel. Zoals in deze catechismussen
blijkt, is de wet van God veranderd en in feite in nieuwe vorm
door het Pausdom ingevoerd.
Het tweede gebod, waarin het
maken van beelden en het zich daarvoor neerbuigen wordt verboden,
wordt weggelaten in de Katholieke catechismussen, en het tiende
gebod, waarin begeren wordt verboden, is in tweeën gedeeld."
Bible Readings for
the Home,
Washington, R&H Publ. Assn. 1942,
p.221.
In Exodus 20:3-17 vinden we Gods
wet, zoals Hijzelf deze heeft gegeven.
In de Roomse Catechismus wordt de
wet als volgt weergegeven:
I.. Ik ben de
Here uw God: gij zult geen vreemde goden voor mijn aangezicht
hebben.
II. Gij zult de naam van de Here uw God niet
ijdel gebruiken.
III. Gedenk de
sabbatdag dat gij die heiligt.
IV. Eert uw vader en uw
moeder.
V. Gij zult
niet doden.
VI. Gij zult
geen overspel bedrijven.
VII. Gij zult
niet stelen.
VIII. Gij zult
geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.
IX. Gij zult de vrouw
van uw naaste niet begeren.
X. Gij zult uws
naasten bezit niet begeren.
Appendix 9
DE EERSTE ZONDAGSWET
“De vroegste waarneming van
de viering van de zondag als een wettige verplichting is een wet
van Constantijn in het jaar 321, waarin werd geboden dat alle
gerechtshoven, stadsbewoners en winkels op zondag (venerabili die
Solis) in rust moeten zijn, met uitzondering van degenen, die
zich bezighouden met de landbouw.”
Enc. Brit, 9e ed. art. Sunday.
Het latijnse origineel bevindt zich
in de Codex Justiniani (lib.3, title 12, lex.3).
In Latijn en Engels staat
deze wet in Ph. Schaff’s
History of the Christian Church, vol.3, 3rd. period, ch.7,
sec.75. p.380. Ook in Leroy E. Froom, The Prophetic Faith of
our Fathers, vol 1, pp.376-381. (Wash. DC. R&H Publ Assn,
1950.)
Appendix 10
BIJBELTEKSTEN OVER DE EERSTE DAG
Miljoenen oprechte christenen gaan
elke zondag, de eerste dag van de week, naar de kerk. Ze doen dat
omdat ze geloven dat iemand ergens de dag voor de eredienst heeft
gewijzigd. Het is ook mogelijk dat ze zich niet bewust zijn dat
God de zevende dag der week als Zijn heilige dag heeft
afgezonderd.
Het is zo, dat er een verandering
heeft plaats gevonden. Maar door wie?
We hebben ontdekt dat God de Sabbat
heeft ingesteld tijdens de eerste week van de geschiedenis van
deze aarde. Hij heeft deze afgezonderd als een wekelijkse
afspraak tussen de mens en Zichzelf - als een zegen, een
verfrissing, een afspraak tussen twee geliefden, bij wijze van
spreken (God en de mens).
Maar zou God het niet hebben
vermeld in de Bijbel, als Hij van gedachten was veranderd
betreffende deze bijzondere dag van afspraak met ons? Wij hebben
al gezien dat de macht, voorgesteld door het beest, aanspraak
maakt op het feit dat het deze verandering tot stand heeft
gebracht, maar wat zegt de Bijbel hierover?
Er staan 8 teksten in het Nieuwe
Testament die de eerste dag der week noemen. Laten we ze eens
onder de loep nemen.
Matt.28:1
Mark.16:1,2
Mark.16:9
Luk.24:1
Joh.20:1
Joh.20:19
Hand.20:7,8
1 Kor.16:1,2.
De eerste 5 teksten zeggen alleen
maar, dat de vrouwen vroeg op de opstandingsmorgen naar het graf
kwamen, en dat Jezus opstond uit het graf.
Zoek nu eens Joh.20:19 op in uw
Bijbel. Daar staat dat Jezus aan de discipelen verscheen, later
op de opstandingsdag. Er wordt gezegd dat ze bijeen waren ‘uit
vrees voor de Joden.’
Ze waren bang. Niemand kon weten
wanneer de Joden hen zouden gevangen nemen en hen het lot van hun
Meester zouden doen ondergaan. Ze verborgen zich.
Ze hadden gezien hoe hun geliefde
Meester op vrijdag stierf. Ze keerden terug en bereidden
specerijen en oliën; en op Sabbat rustten zij naar het gebod.
Luk.23:56. En nu verbergen ze zich achter gesloten deuren ‘uit
vrees voor de Joden.’ Joh.20:19.
Over een verandering wordt hier
niet gesproken.
De zevende tekst staat in
Hand.20:7,8. “En toen wij op de eerste dag der week samengekomen
waren om brood te breken, hield Paulus een toespraak tot hen en
daar hij van plan was de volgende dag te vertrekken, zette hij
zijn rede voort tot middernacht. En er waren verscheidene lampen
in de bovenzaal, waar wij vergaderd waren.”
Dit was een avondvergadering - in
het duistere deel van de eerste dag der week. Volgens de bijbelse
tijdrekening komt het donkere deel van de dag vóór het lichte
deel. “En God noemde het licht dag, en het duistere noemde Hij
nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de
eerste dag.” Gen.1:5. Het donkere deel komt eerst.
De Bijbel rekent de dag van
zonsondergang tot zonsondergang. De zevende dag begint op
vrijdagavond als de zon ondergaat. De eerste dag van de week
begint op zaterdagavond bij zonsondergang.
Paulus is met zijn vrienden bijeen
op het donkere deel van de eerste dag der week - op
zaterdagavond. - Dit is een afscheidsvergadering. Hij sprak tot
middernacht, toen de arme Eutychus uit het raam viel.
U kunt zich voorstellen hoe
opgelucht ze waren bij de ontdekking, dat God zijn leven gespaard
had. In vs.11 staat dat ze met elkaar spraken tot de morgenstond.
Toen vertrok Paulus. In vs.13 lezen wij dat Paulus de hele zondag
onderweg was naar Assus. Ook hier staat niets over een
verandering van de Sabbat.
De laatste tekst waarin over de
eerste dag der week wordt gesproken, staat in 1 Kor.16:1,2. “Wat
nu de inzameling voor de heiligen betreft, doet ook gij, evenals
ik het in de gemeenten van Galatië geregeld heb: elke eerste dag
der week legge ieder uwer naar vermogen thuis iets weg,en hij
spare dit op, opdat er niet eerst na mijn komst inzamelingen
moeten gehouden worden.” In vs.3 staat dat hij die gaven naar
Jeruzalem zal brengen.
Paulus vroeg, net zoals hij in
Galatië had gedaan, aan de leden in Korinthe om te zorgen dat de
inzameling gereed was als hij zou komen om deze mee te nemen naar
de arme gelovigen in Jeruzalem. In deze tekst staat niets over
een kerkdienst, maar iedereen moet “thuis iets wegleggen.” De
eerste dag van de week was de beste tijd voor de mensen om wat
geld opzij te leggen, omdat het later in de week zou worden
uitgegeven. Dat geldt ook nu nog! Paulus vroeg dit, ‘opdat er
geen inzameling gehouden moet worden als ik kom.’ 1 Kor.16:2.
In die tijd leden de christenen in
Jeruzalem gebrek en Paulus ging langs de gemeenten om een
inzameling voor hen te houden. (We zouden in onze tijd zo attent
moeten zijn).
Ook in deze tekst staat niets over
een verandering van Gods Sabbat naar de zondag. Wat was Paulus’
gewoonte aangaande de eredienst? Let op: “En Paulus ging, zoals
hij gewoon was, daar binnen en behandelde drie sabbatten
achtereen met hen gedeelten uit de Schriften.” Hand.17:2.
Jezus, ons grote voorbeeld, was ook
gewoon om op zaterdag, de zevende dag, de kerkdienst te bezoeken.
Luk.4:16.
Appendix 11
DE CEREMONIELE WET EN DE TWEE
VERBONDEN
Het onderscheid tussen de Zedenwet
van God (de tien geboden), en de ceremoniële wet is duidelijk.
Let eens op het verschil tussen beide. De een met dierenoffers
werd aan het kruis genageld, de andere blijft eeuwig.
De Tien Geboden
1. Is “de koninklijke wet.”
Jak.2:8.
2. Werd door God gesproken.
Deut.4:12,13.
3. Geschreven met Gods vinger.
Ex.31:18.
4. Werd in de ark gelegd.
Hebr.9:4.
5. Blijft voor eeuwig. Ps.111:7,8.
6. Door Christus niet weggedaan.
Matt.5:17,18.
De Ceremoniële Wet
1. Wordt genoemd “de wet, in
inzettingen bestaande.” Ef.2:15.
2. Werd door Mozes gesproken.
Lev.1:1-3.
3. Door Mozes te boek gesteld. 2
Kron.35:12.
4. Werd naast de ark gelegd.
Deut.31:24-26.
5. Werd aan het kruis genageld.
Kol.2:14.
6. Werd door Christus weggedaan.
Ef.2:15.
De twee grote geboden zijn: “De
Here uw God zult gij liefhebben met heel uw hart en heel uw ziel
en heel uw kracht.”Het tweede grote gebod luidt: “Gij zult uw
naaste liefhebben als uzelf.”Gods tien geboden hangen aan deze
twee geboden. De eerste vier op de eerste tafel zeggen ons hoe we
God met heel ons hart moeten liefhebben. (Geen andere goden, geen
beelden aanbidden, Gods naam niet ijdel gebruiken, de Sabbat
heiligen). De laatste zes op de tweede tafel hebben te maken met
het liefhebben van onze naaste als onszelf. Onze ouders eren,
niet doden, geen overspel bedrijven, niet stelen, niet liegen,
niet begeren.)
HET OUDE EN HET NIEUWE
VERBOND
Het oude verbond werd met bloed van
dieren bekrachtigd (Ex.24:5-8) en was gebaseerd op de beloften
van het volk dat zij Gods wet zouden onderhouden.
Het nieuwe verbond is gebaseerd op
Gods belofte om Zijn wet in ons hart te schrijven; dit verbond
werd bekrachtigd met het bloed van Christus (Hebr.8:10 en
Jer.31:33,34).
“Want dit is het verbond, waarmee
Ik Mij verbinden zal aan het huis Israëls na die dagen, spreekt
de Here: Ik zal Mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die
in hun hart schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij
zullen Mij tot een volk zijn.” Hebr.8;10.
Appendix 12
GEEN TIJD VERLOREN GEGAAN
De aarde draait in precies 365
dagen, 5 uur, 48 minuten en 47,8 seconden rond de zon.
Er is echter geen enkele manier om
dat zó vast te leggen in een kalender, zodat onze kalender steeds
bijgesteld moet worden. Daarom hebben wij een schrikkeljaar. In
1582 ontdekte men dat het jaar iets langer duurt dan 365 dagen,
en de sterrenkundigen voegden er 10 dagen aan toe om de maand aan
te passen, maar de wekelijkse kringloop werd niet veranderd.
Donderdag, de 14e werd gevolgd door Vrijdag de 15e. De kalender
werd aangepast zonder de wekelijkse kringloop ook maar in het
minst te wijzigen.
Natuurlijk zijn de dagen van de
week door de eeuwen heen niet veranderd, en zelfs geen minuut is
verloren gegaan, al zijn er steeds schrikkeljaren geweest.
Er zijn heel wat oude kalenders
geweest. De eerste moderne kalender zoals we die nu kennen, werd
in het jaar 45 v.Chr. door Julius Ceasar in gebruik genomen. De
namen van de weekdagen zoals wij die nu kennen, werden toen ook
al gebruikt.
Omdat de Babyloniërs de planeten
vereerden, begonnen de mensen vroeger de weekdagen naar de
planeten te noemen. Dat hebben de Hebreeën en de Schrijvers van
de Bijbel nooit gedaan. Hoewel de namen van de dagen, zoals wij
die nu kennen als zondag, maandag, enz. in de tijd van Christus
reeds bestonden, hebben de schrijvers van de Bijbel ze nooit
genoemd, omdat ze van heidense oorsprong waren. De oude Mithras
cultus uit de tijd van Babylon en Perzië leidde ertoe om de dagen
van de week naar de planeten te noemen.
Zoroaster maakte de god Mithra in
Perzië omstreeks 630 v.Chr. populair. Omdat men Mithra zag als
een dappere god, werden de Romeinse soldaten vereerders van deze
god. Op hun tochten introduceerden zij het idee van het noemen
van de weekdagen naar de planeten, bij de stammen van de Teutonen,
wat we nu kennen als Duitsland. De Teutonen noemden enkele dagen
van de week naar hun eigen goden in plaats van naar de planeten.
(Dit was nog voor de komst van Christus).
De namen bleven hangen zoals wij ze
nu nog kennen. Hier volgt een lijst van Germaanse goden en de
dagen van onze week.
De namen van de Germaanse goden
waren:
Zon
- zondag
Maan - maandag
Tius - dinsdag
Wodan - woensdag
Donar
- donderdag
Frija - vrijdag
Saturnus - zaterdag.
Hoewel de kalender steeds wordt
bijgewerkt om de extra uren en minuten te verwerken, is de week
van 7 dagen nooit gewijzigd. Geschiedschrijvers zelfs vóór de
tijd van Christus spreken van de “dag der zon” en de “dag van
Saturnus.”
Dr. W.W. Campbell, Directeur van de
Lick Sterrenwacht op Mount Hamilton, verzekert ons:
“De week van zeven dagen is
in gebruik geweest sedert de tijd van Mozes, en we hebben geen
aanleiding te veronderstellen dat er onregelmatigheden hebben
bestaan in de opeenvolging van de weken en weekdagen van die tijd
af tot nu toe.” D.W.
Cross, Your Amazing Calendar, pp. 6,7.
(Taunton 1972).
De tijd kan tot op de seconde
nauwkeurig worden nagespoord via de stand van de sterren. Ik
schreef naar het Pentagon in Washington DC, naar het Departement
van Sterrenkunde. En ik kreeg een keurig antwoord. Ze lichtten me
in dat uit de stand der sterren, ieder tijdstip is bijgehouden
van vóór 500 v.Chr.
Dr. J.B. Dimbleby, de eerste
chronoloog van het Britse Chronologische en Astronomische
Genootschap, verzekert na jaren van zorgvuldige observatie: “Als
de mensen hadden geweigerd zich te houden aan de weken, en de
tijdsbepaling zou vergeten zijn, zou de dag van de week kunnen
worden herontdekt door de overgangen van de planeten, of de
verduisteringen van zon en maan na te gaan. Deze grote wachters
van de hemel houden zich met wetenschappelijke accuratesse aan de
week van zeven dagen, en laten met donderend geluid de zeven
dagen die staan gegrift in het geïnspireerde Woord horen.”
All Past time,
p.10.
Het is interessant op te merken dat
Dr. G.E. Hale, een bekend astronoom naar wie de grote Palomar
Telescoop is genoemd, deze waarheid onder woorden heeft gebracht
in de volgende krachtige bewoording:
“Er is geen tijd verloren gegaan.”