Christus en de Sabbat
CHRISTUS, DE EERSTE EN DE
LAATSTE,
HET BEGIN EN HET EINDE
Elk
gelovig Christen weet uit de Heilige Schrift dat hem in Christus de gehele
Godsopenbaring geschonken is. Jezus is voor de Christenen niet alleen de
grote Meester en het verhevenste voorbeeld, maar Hij is voor hen „God
geopenbaard in het vlees". 1.Tim. 3 :16. „Wie Mij gezien heeft, die heeft de
Vader gezien," zei Jezus indertijd op aarde. Johannes 14:9. Daarom beschouwt
elke Christen de gehele waarheid en elk onderdeel daarvan in het licht van
Christus. In welke verhouding staat Christus tot de Sabbat, de Goddelijke
rustdag, zoals de Heilige Schrift deze aan het mensdom en vooral aan de
gelovige heeft geopenbaard? Is de Sabbat een instelling die geheel gescheiden
is van Christus, of behoren Christus en de Sabbat bij elkaar? Wie is de
Stichter van de Sabbat? Is de Sabbat wellicht alleen een schaduwachtige
verwijzing naar Jezus, welke na Zijn dood geheel overbodig geworden of
tenietgedaan is? Of geldt de Goddelijke instelling van de Sabbat ook thans
nog voor de gelovige Christen? Ziedaar enige belangrijke vragen die wij in
het licht van de Heilige Schrift willen beschouwen.
Dat Jezus niet eerst van Zijn vleeswording af de openbaring Gods is, maar
inderdaad de „Eerste en de Laatste" is, lezen wij uitdrukkelijk aan het begin
en aan het einde der Openbaring. De Here Jezus zegt daar: „Ik ben de Alpha en
de Omega, het Begin en het Einde..., Die is, en Die was, en Die komen zal, de
Almachtige." Openbaring 1:8 en 2213.
JEZUS CHRISTUS
ALS SCHEPPER
Voor
sommigen lijkt het misschien wat vreemd, Christus als Schepper. Immers, men
heeft geleerd aan God de Vader te geloven als de Schepper van hemel en
aarde.
Wij willen echter de Heilige Schrift raadplegen. De eerste twee verzen van de
Bijbel zeggen: „In den beginne schiep God de hemel en de aarde. De aarde nu
was woest en ledig, en duisternis was op de afgrond; en de Geest Gods
zweefde op de wateren." Genesis 1:1,2. In Johannes 1:1-3 lezen wij: „In den
beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit
was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door Hem gemaakt, en zonder Hem
is geen ding gemaakt, dat gemaakt is."
Wie is dat Woord? Het antwoord lezen wij in vers 14: „En het Woord is vlees
geworden, en heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid
aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van de Vader, vol van
genade en waarheid." Wie deze verklaring gelooft, weet dus nu, dat niemand
anders dan Jezus Christus het Woord of het Woord Gods is. Zie ook Openbaring
19:11-16. Wij kunnen de eerste drie verzen aldus lezen: „In den beginne was
Christus, en Christus was bij God en Christus was God. Christus was in den
beginne bij God. Alle dingen zijn door Christus gemaakt en zonder Christus
is geen ding gemaakt, dat gemaakt is."
Hoe eenvoudig en duidelijk wordt de Godheid van Christus hier geleerd! Uit
dezelfde verzen zien wij verder, dat Christus alle dingen gemaakt of
geschapen heeft. In vers 10 spreekt Johannes wederom van Christus: „Hij
(Christus) was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt; en de wereld
heeft Hem niet gekend." Het is duidelijk: Christus is de Maker of Schepper
der wereld. Vele andere Bijbeluitspraken leren hetzelfde. Colossenzen
1:14-17: „In Welke wij de verlossing hebben door Zijn bloed, namelijk de
vergeving der zonden; Welke het Beeld is van de onzienlijke God, de
Eerstgeborene van al het geschapene. Want door Hem zijn alle dingen
geschapen... en Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen
door Hem." De apostel Paulus leert dus ook, dat alle dingen door Christus
geschapen zijn en door Hem bestaan.
De allerhoogste Autoriteit, n.l. God de Vader Zelf, zegt in Hebreeën 1:1,2,
en 9,10, dat God de Vader de wereld gemaakt heeft door Christus. Wij lezen
vanaf vers 8: „Maar tot de Zoon zegt Hij (namelijk de Vader): Uw troon, o
God, is in alle eeuwigheid; de scepter van Uw Koninkrijk is een rechte
scepter. Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad, en ongerechtigheid gehaat;
daarom heeft U, o God, Uw God gezalfd met olie der vreugde boven Uw
medegenoten. En: Gij, Here, hebt in den beginne de aarde gegrond, en de
hemelen zijn werken Uwer handen." Wanneer nu de Vader Zelf getuigenis geeft,
dat door God de Zoon hemel en aarde geschapen zijn, dan is het zeker waar.
Welk aandeel dan heeft God de Vader gehad bij de Schepping en hoe moeten wij
nu Genesis 1:1,2 verstaan? Laat ons als antwoord 1.Corinthe 8:6 lezen:
„Nochtans hebben wij maar één God, de Vader, uit Welke alle dingen zijn, en
wij tot Hem, en maar één Here, Jezus Christus, door Welke alle dingen zijn,
en wij door Hem." Nu is het duidelijk: alle dingen zijn uit God
door Christus.
Wij verzoeken u hierbij beslist Spreuken 8:22-30 te lezen. In deze verzen is
sprake van Christus als de wijsheid Gods in persoon. Terwijl daarin het werk
der schepping beschreven wordt, zegt vers 30 van Christus: „Toen was Ik een
voedsterling bij Hem." Andere vertalingen zeggen: „Toen was Ik de werkmeester
bij Hem." Zoals in alle dingen, bestaat er ook in Gods Scheppingswerk
volkomen harmonie en samenwerking tussen God de Vader en God de Zoon.
Wij lezen in Genesis 1:26: „En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons
beeld, naar Onze gelijkenis." Daar zien wij, dat wij aan de Godheid in het
meervoud moeten denken. Wij zien in Genesis 1, in het allereerste begin van
de Bijbel, nog iets. In vers 2 lezen wij: „En de Geest Gods zweefde op de
wateren." Vader, Zoon en Heilige Geest hebben dus samengewerkt bij de
schepping van hemel en aarde.
Christus als
Stichter van de Sabbat
Als Jezus
Christus de hemel en de aarde geschapen heeft en Jezus Christus de grote
werkmeester is, dan is het duidelijk, dat Jezus Christus als Schepper ook
gerust heeft op de zevende dag, toen het werk volbracht was. Wij lezen in
Genesis 2:2,3: „Toen nu God op de zevende dag volbracht had Zijn werk dat Hij
gemaakt had, heeft Hij gerust op de zevende dag van al Zijn werk dat Hij
gemaakt had.
En God heeft de zevende dag gezegend en die geheiligd, omdat Hij op deze
gerust heeft van al Zijn werk hetwelk God geschapen had om te voltooien."
Christus heeft dus ook de zevende dag gesticht. Hij heeft die dag gezegend en
geheiligd. Natuurlijk denken wij ook hier aan de Godheid, aan de Vader en de
Zoon; maar door Christus deed God al deze dingen. Christus heeft deze zegen
aan het mensdom geschonken, daar wij uit Efeze 1:3 weten, dat Christus ons
alle geestelijke zegeningen gegeven heeft. Indien nu Christus op de eerste
Sabbatdag gerust heeft, die dag gezegend en geheiligd heeft, dan moet dus de
Sabbatdag de dag van Christus zijn. Een woord van de Here Jezus in Marcus
2:27,28 maakt dat nog duidelijker: „En Hij (Jezus) zeide tot hen: De Sabbat
is gemaakt om de mens, niet, de mens om de Sabbat. Zo is dan de Zoon des
mensen een Here, ook van de Sabbat."
Deze woorden van Jezus leren enkele belangrijke dingen. Ten eerste, dat de
Sabbat gemaakt is om de mens. Let op, Jezus zegt, óm of terwille van de
mens, niet: terwille van de Jood. Adam en Eva waren mensen doch
geen Joden. De Sabbat is dus geen Joodse instelling of uitsluitend voor
de Joden gemaakt of bestemd. De grote God heeft dus terwille van ons, mensen,
de Sabbat gemaakt. Hebben wij nu het recht die Sabbat Gods, door Christus
gemaakt, door Christus ons geschonken, eenvoudig niet te aanvaarden? Zou u
willen behoren tot die mensen die zulk een genadegeschenk Gods van de hand
wijzen? Of die God in het gezicht durven slingeren: Ik wil van die Joodse
Sabbat niets weten? Wij hopen, dat u tot hier toe de Sabbat des Heren alleen
uit onwetendheid nog niet geheiligd hebt. Nu echter God u de ogen daarvoor
opent en u op Zijn waarheid attent maakt, hopen wij, dat u thans zult omkeren
en de Sabbat, die Jezus ook voor u gemaakt heeft, zult aanvaarden.
Een andere belangrijke leer ligt in de woorden van Jezus. Hij zegt: „Zo is
dan de Zoon des mensen een Here ook van de Sabbat." Sommigen proberen dat
dan zó te verdraaien, alsof Jezus wil zeggen: „Daar Ik nu de Here ben van de
Sabbat, kan Ik die Sabbat ook tenietdoen of overtreden."
Uit de gehele samenhang blijkt echter, dat Hij aan de Joden juist duidelijk
wilde maken, dat Hij als Here van de Sabbat toch wel weet, wat geoorloofd is
te doen op de Sabbat en wat niet. Om de Sabbat des Heren van het Farizeese
juk te bevrijden, heeft de Here op de Sabbatdag zo menig heerlijk wonder
verricht. Daarmede wilde Jezus aantonen, dat de Sabbat een zegen of een
verlustiging, doch geen last zou zijn. Indien in Marcus 2:28 nu eens zou
staan: De Zoon des mensen is een Here ook van de zondag, gelooft u dan niet,
dat men al eeuwen lang in zondagvierende kringen steeds op dat vers gewezen
zou hebben als bewijs, dat de zondag de dag des Heren is? Nu Jezus zegt, dat
Hij de Here van de Sabbat is, is dus de Sabbat - de zevende dag der week - de
Sabbat des Heren. Daarin ligt toch evenveel bewijskracht ten gunste van de
zevende-dags Sabbat als wanneer er zou gestaan hebben, dat Jezus een Here van
de zondag was en dit ten gunste van de zondag zou zijn toegepast?
Christus ruste op de Sabbat en zegende heiligde die
Wij lezen in Genesis 2, dat de Schepper op de zevende dag gerust en die dag
gezegend en geheiligd heeft. Wat betekent de rust van de Schepper op de
Sabbatdag? De Here was niet vermoeid van het grote scheppingswerk, dat
Hij een rust (Sabbat) nodig had, want: „Weet gij het niet? Hebt gij niet
gehoord, dat de eeuwige God, de Here, de Schepper van de einden der aarde,
noch moede noch mat wordt?" Jesaja 40:28.
Hoewel wij in onze gevallen staat wel behoefte aan rust hebben, is de
oorspronkelijke bedoeling en betekenis der ruste Gods geheel iets anders. God
zegt van de Sabbat, die Hij aan de kinderen Israëls gegeven heeft, in Exodus
31:16,17: „Hij zal tussen Mij en tussen de kinderen Israëls een teken in
eeuwigheid zijn; dewijl de Here ... op de zevende dag gerust en Zich verkwikt
heeft." De rust en de verkwikking Gods betekenden niet een zich herstellen
van verbruikte Goddelijke kracht, maar een zich verheugen of een zich
vermeien in het volbrachte scheppingswerk, dat Hij met Goddelijke voldoening
kon gadeslaan. Hij kon rusten, omdat het scheppingswerk voleind was. Doordat
het zo volmaakt was, kon God zich daarin verheugen en verblijden. Dat is de
ware Sabbatsrust. De lichamelijke rust is slechts het middel tot het vinden
van de tijd om Gods werken te aanschouwen, te overpeinzen, d.w.z. om zich te
verheugen en verblijden in de liefde Gods, waarvan de Schepping een uiting
is. Die eerste Sabbat in het Paradijs heeft de Here niet alleen met de eerste
mensen, Adam en Eva, gevierd, maar in Job 38:4 en 7 lezen wij: „Waar waart
gij, toen Ik de aarde grondde? ... Toen de morgensterren tezamen vrolijk
zongen, en al de kinderen Gods juichten." De vreugde en de blijdschap van de
Here, de eerste mensen en de reeds eerder geschapen hemelse wezens (zie
Colossenzen 1:16), maakten die Sabbat tot een onvergetelijke dag.
Als heerlijk geschenk Gods heeft de Here bepaald, dat deze heerlijke feestdag
wekelijks herhaald zou worden door en voor de mens, ja, tot in alle
eeuwigheid. Zie Jesaja 66 :22, 23. Om dat te bereiken, heeft de
Here die dag gezegend. Wat wil dat zeggen? Wanneer God iemand of iets
zegent, wordt die gezegende mens of dat gezegende voorwerp zelf ook een bron
van zegen. Denk bijvoorbeeld aan Genesis 12:2, waarin God tot Abraham zeide:
„Ik zal ... U zegenen ... en wees een zegen." Zo heeft God de Sabbatdag, de
zevende dag der week, gezegend, m.a.w. een Goddelijke zegen erop gelegd en
eraan verbonden, zodat die Sabbat voor elk mens die waarlijk Sabbat viert,
een bron van zegen wordt.
Die bijzondere zegen heeft de Here in Zijn grote wijsheid op geen andere dag
dan op de Sabbat, de zevende dag der week, gelegd. God heeft die Sabbatdag
ook nog geheiligd. Wat betekent heiligen? Het bijbelse woord heiligen'
betekent iets of iemand voor een bijzonder doel afzonderen of geschikt maken,
opdat God Zelf of Zijn Heilige Geest in zo iets of zo iemand wonen of
verblijven kan. Voorbeeld: Exodus 25 :8: „Zij zullen Mij een heiligdom
(plaats of woning) maken, dat Ik in het midden van hen wone." God verschijnt
aan Mozes in het brandende braambos (dat niet verbrand), Exodus 3:2-5: „ ..
trek Uw schoenen uit ... want de plaats ... is heilig land," n.l. God bevond
Zich daarop: Zie ook Jozua 5:13-15. 1.Corinthe 3:16,17: „Weet gij niet, dat
gij Gods tempel zijt en de Geest Gods in ulieden woont? ... want de tempel
Gods is heilig, welke gij zijt." Waar Gods Geest woont is het heilig. Daarom
1.Petrus 2:9: „Gij zijt een ... heilig volk." Dit wordt gezegd van de
Nieuwtestamentische Christenen. „God heeft de Sabbatdag geheiligd," wil dus
zeggen, dat Hij die dag zodanig ingesteld heeft, dat Hij - God - tot een
bijzonder doel in die dag ten gunste van de mens welke die dag viert,
aanwezig is Het Sabbatgebod wijst ons op de Schepping (en niet op de
opstanding), met deze woorden: „Gedenk de Sabbatdag, dat gij die heiligt."
Exodus 20:8. De Here heeft de Sabbatdag geheiligd. Hij wil, dat wij van onze
kant ook de Sabbatdag „heiligen", d.w.z. afzonderen tot het doel waartoe God
de zevende dag gesteld heeft, opdat Hij bij alles en in alles wat wij naar
Zijn gebod doen, aanwezig kan zijn. Volgens het vierde gebod wil God niet,
dat wij op Zijn „heilige dag" ons werk doen, maar wel wat staat in
Jesaja 58:13 en 14, n.l.: „Indien gij Uw voet van de Sabbat afkeert, van te
doen Uw lust op Mijn heilige dag, en indien gij de Sabbat noemt een
verlustiging, opdat de Here geheiligd worde, Die te eren is; en indien gij
Die eert, dat gij uw wegen niet doet, en uw eigen lust niet vindt, noch een
woord daarvan spreekt; dan zult gij u verlustigen in de Here, en Ik zal u
doen rijden op de hoogten der aarde..."
De rust van eigen werk alleen is nog geen heiliging van de Sabbat. Wij moeten
begrijpen, dat de Sabbat door God voor een heilig doel is afgezonderd en dat
wij daarom die Sabbatdag zó besteden, dat dat heilige doel van God bereikt
wordt. Daartoe dienen wij dus op bijzondere wijze de gemeenschap met Gods
kinderen te zoeken om al de zegeningen aan de Sabbat verbonden te verkrijgen.
Daartoe dienen wij te rusten van ons eigen werk om des te beter Gods werken
te kunnen beschouwen en ook persoonlijk door Gods genade in Gods werk op te
kunnen gaan en Gods werk te kunnen doen. Vieren wij nu de dag des Heren,
d.w.z. de zevende dag (of zaterdag) volgens Gods bevel, dan kan en wil de
Here onder Zijn volk aanwezig zijn en het zegenen, en wordt de Here geëerd.
Houden wij een andere dag, b.v. de zondag als rustdag, dan geldt Jezus'
woord: „... Tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen die geboden van
mensen zijn." Mattheus 15:9, Marcus 7:7. En dan zullen wij niet die zegen
ontvangen, die God ons zou willen schenken.
Christus als HERE van de Sabbat
Door Woord en Voorbeeld
Tijdens
Zijn rondwandeling op aarde heeft de Here Jezus door woord en voorbeeld als
stichter en Here van de Sabbat onderwezen, hoe Zijn volgelingen de Sabbatdag
behoren te heiligen. Zonder twijfel was niemand daartoe beter in staat. Wij
zien, dat de Here Jezus voortdurend bespied en aangevallen werd door Joodse
oversten, Schriftgeleerden, Farizeeën en Sadduceeën. In het leven van Jezus
trachtten zij overal zonden of overtredingen van Gods Wet te ontdekken.
Jezus' eerste grote rede, de zogenaamde Bergrede in Mattheus 5, 6 en 7, bevat
als het ware Zijn gehele programma. Hij deelt aan de wereld mede, wat Zijn
bedoeling is en hoe Hij persoonlijk en door Zijn volgelingen dat doel wil
bereiken. Hij begint met de heerlijke Zaligsprekingen.
Wij kunnen begrijpen, dat velen gretig daarnaar geluisterd hebben. Zij
hoorden en gevoelden, dat dit iets heel anders was als het woord der
Schriftgeleerden. Mattheus 7:28,29. Bij sommige hoorders deden zij echter
heel verkeerde gedachten ontstaan. Doordat de Heiland nog niets over de Wet
Gods gezegd had, dachten sommigen, dat Hij wellicht niets met de Goddelijke
Wet wilde te doen hebben of ze terzijde zou willen schuiven. Jezus kende de
gedachten der mensen. Hij wist dus ook welke mening bij sommigen der hoorders
ingang vond. Hij zegt van vers 17 af, hoe Hij tegenover de Wet van God staat:
„Meent niet, dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten te ontbinden; Ik ben
niet gekomen om die te ontbinden, maar te vervullen.
Want voorwaar zeg Ik u, totdat de hemel en aarde voorbijgaan, zal er niet
één jota noch één tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn
geschied." Duidelijker kan de eeuwige geldigheid van de Wet Gods toch niet
geleerd worden.
Christus is niet gekomen om de Wet te ontbinden. Dat is het werk van de grote
anti-Christus en zijn aanhang. Jezus zegt ook, hoe lang de Wet zal blijven
bestaan: Totdat hemel en aarde voorbijgaan, zal er geen i of puntje van de
Wet voorbijgaan. Bestaan hemel en aarde dan nog? Dan bestaat ook de Wet van
God nog en is deze dus niet met Jezus' kruisiging geëindigd.
Welke wet van God de Here hier bedoelt, kunnen wij duidelijk zien in de
volgende verzen van hoofdstuk 5. Hij haalt daar het 6de en 7de gebod aan. Hij
leert, dat de strekking dier geboden heel wat dieper gaat dan alleen het
verbieden van letterlijke doodslag of letterlijk overspel. De zonde of de
overtreding begint reeds in de boze gedachten van de mens. De Here Jezus
heeft in plaats van één enkele letter van Gods Wet weg te doen, juist geleerd
de diepe geestelijke strekking der Wet Gods te verstaan. Daardoor wordt niet
één letter veranderd, maar leren wij, dat de Wet geestelijk is en daarom in
onze geest moet worden geschreven.
Reeds de profeet Jesaja voorzegt in hoofdstuk 42:21, dat de Here de Wet groot
en heerlijk zou maken. (De cursief gedrukte woorden in vers 21 zijn door de
vertalers ingelast en kunnen beter weggelaten worden. Zie ook andere
Bijbelvertalingen.)
Heel wat uitspraken van de Here Jezus leren de eeuwige geldigheid van de
Goddelijke Wet. Ook bijvoorbeeld in Lucas 16:17, waar Jezus zegt: „En het is
lichter, dat de hemel en aarde voorbijgaan, dan dat één tittel der Wet valle."
Eens kwam een rijke jongeling tot de Here Jezus en vroeg: „Goede Meester, wat
zal Ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe?" En het antwoord van
Jezus luidde: „Wilt gij in het leven ingaan, onderhoud de geboden." Mattheus
19:16,17. Zou Jezus aan die rijke jongeling een misleidend antwoord gegeven
hebben? Beslist niet! Jezus wist, dat geen mens uit eigen
kracht de geboden Gods kon bewaren, maar dat voor het gehoorzamen van die
geboden de kracht des Heiligen Geestes nodig is. Die Heilige Geest, Die
zich juist in het Nieuwe Verbond zoveel sterker openbaart dan in het Oude,
wil de Wet des Heren in ons hart en in ons verstand schrijven. Hebreeën
8:8-13. Dat is de allereerste belofte van het Nieuwe Verbond. Vers 10.
In Ezechiël 20:12 en 20 zegt God, dat Hij met een dubbel doel de Sabbat
gegeven heeft. Door de Sabbat zou men n.l. weten, dat Hij de Here is Die ons
heiligt. Gelovige Sabbatvierders richten dus door het houden van het
Sabbatgebod niet hun eigen gerechtigheid op, maar worden juist elke Sabbat
bepaald bij het feit, dat de Here de Almachtige en de mens de onmachtige is;
dat de mens niet zichzelf kan heiligen, maar dat de Schepper, Die de mens
zeer goed schiep, de mens ook kan en wil heiligen, m.a.w. herscheppen of
geestelijk vernieuwen. Zo predikt de Sabbat elke week aan de gelovigen het
Evangelie van de verlossende en herscheppende macht van Christus. Zolang er
mensen zijn die hun Schepper willen eren, zolang er zondaars zijn die
Christus als hun Herschepper moeten erkennen, zolang zal ook de Sabbat als
teken der scheppende en herscheppende almacht Gods op aarde geheiligd moeten
worden. En dat geschiedt en zal ook geschieden. Zelfs op de Nieuwe Aarde zal
de Sabbat tot in alle eeuwigheid geheiligd worden. Jesaja 66 :22, 23.
Soms zoekt men uitvluchten en zegt men: Maar in Jezus' woorden tot de rijke
jongeling in Mattheus 19:16-22, noemt de Here Jezus wel enige geboden, maar
het Sabbatgebod noemt Hij niet. Wil dat zeggen, dat wij de vermelde vijf
geboden behoren te bewaren en de vijf anderen mogen overtreden? Dat zal geen
Christen durven beweren.
Mattheüs 24:20: Jezus profeteerde de verwoesting van Jeruzalem. Hij wist, dat
die ongeveer veertig jaar na Zijn opstanding zou plaats vinden; de Here zegt:
Doch bidt, dat uw vlucht niet geschiede des winters, noch op een Sabbat." Als
Jezus nog veertig jaar na Zijn hemelvaart de Sabbat erkent, moet deze zeer
zeker ook nog heden van kracht zijn. Vergeet niet, dat deze woorden gesproken
werden voor de gelovige Christenen die in Jeruzalem woonden, toen deze stad
zou worden belegerd. Het is toch te dwaas om aan te nemen, dat de eerste
Christenen de zondag geheiligd zouden hebben, maar veertig jaar lang daarbij
gebeden zouden hebben, dat hun vlucht niet op een zaterdag (Sabbat) zou
geschieden. De historie bericht, dat de gelovige Christenen zijn gevlucht,
terwijl de ongelovige Joden in Jeruzalem zijn gebleven en een vreselijk einde
hebben gevonden. (Zie aantekening.)
Van Jezus' leven lezen wij in Lucas 4:16, dat Hij te Nazareth kwam en naar
Zijn gewoonte op de dag des Sabbats in de synagoge ging, waar uit Gods Woord
gelezen en gesproken werd, en Hij opstond om te lezen.
Geachte lezer, zal het ook uw gewoonte worden om op elke Sabbat 's Heren Huis
te bezoeken? Volg het voorbeeld van Jezus, want daartoe zijt gij geroepen
volgens 1.Petrus 2:21 en 1.Johannes 2:6. Wij nodigen u uit onze kerkdiensten
te bezoeken. U bent daar hartelijk welkom.
Jezus heeft juist vele wonderen op de Sabbatdag gedaan, niet om de Sabbat te
ontheiligen, maar om die van een Farizees juk te ontdoen en om hem groot en
heerlijk te maken. Verder om ons te leren, dat wij op Sabbat wel goed of de
werken Gods, dat zijn de werken der liefde, mogen doen. Dat is ook ons
streven. Wij eindigen met twee uitspraken van Jesaja. Hij spreekt van
Sabbathervorming in een tijd waarin datgene wat lang verwoest is geweest,
weer zal worden opgericht, n.l. Jesaja 58:12,13 en 14 (hierboven reeds
aangehaald).
In Jesaja 56 wordt van het komen der gerechtigheid gesproken, welke bij
Jezus' wederkomst geopenbaard zal worden. Van de vreemden, de heidenen, in de
eindtijd wordt het volgende geprofeteerd: „En de vreemden die zich tot de
Here voegen om Hem te dienen en om de Naam des Heren lief te hebben, om Hem
tot knechten te zijn; al wie de Sabbat houdt, dat hij die niet ontheilige, en
die aan Mijn verbond vasthouden; die zal Ik ook brengen tot Mijn heilige
berg, en Ik zal ze verheugen in Mijn bedehuis; hun brandoffers en hun
slachtoffers (Psalm 51:18, 19, Romeinen 12:1 en 1.Petrus 2:5) zullen
aangenaam wezen op Mijn altaar, want Mijn huis zal een bedehuis worden voor
alle volken." Jesaja 56:6, 7. Moge ons aller deel zijn, reeds hier op aarde
de vreugde te smaken van een geestelijke rustdag. En die rustdag is
de zevende dag der week (de zaterdag), welke een waarlijk geestelijke
dag zal zijn wanneer wij hem volgens het gebod des Heren zullen heiligen.
Want kort voor Jezus' wederkomst is er een schare waarvan gezegd wordt:
„Hier is de lijdzaamheid der heiligen; hier zijn zij die de geboden Gods
bewaren en het geloof van Jezus." Openbaring 14:12,16.
Aantekening:
De ondergang van Jeruzalem is een voorafschaduwing van de ondergang der
wereld.
Jezus Christus wil, dat de gelovigen onder alle omstandigheden - ook in
tijden van oorlogen en rampen - de rust in Hem zullen genieten, waarvan een
Christelijke sabbatsrust de uitdrukking is (zie Hebreeën 4:3-11). De
Christenen moesten daarom dit gebed nog pl.m. veertig jaar lang bidden, en
niet omdat fanatieke joden in blinde geloofsijver hun vlucht zouden kunnen
verhinderen. God redt immers Zijn gelovige kinderen uit alle gevaren, als Hij
dat wil (zie Psalm 34:8) en zal Zijn profetisch Woord te allen tijde
vervullen (Jozua 21:45; Jesaja 46:9,10).