You are home- www.agp-internet.com/react- sabbat.nl.nu - Themasite Sabbat

 

Christus en de Sabbat

CHRISTUS, DE EERSTE EN DE LAATSTE,
HET BEGIN EN HET EINDE

Elk gelovig Christen weet uit de Heilige Schrift dat hem in Christus de gehele Godsopenbaring geschonken is. Jezus is voor de Christenen niet alleen de grote Meester en het verhevenste voorbeeld, maar Hij is voor hen „God geopenbaard in het vlees". 1.Tim. 3 :16. „Wie Mij gezien heeft, die heeft de Vader gezien," zei Jezus indertijd op aarde. Johannes 14:9. Daarom beschouwt elke Christen de gehele waarheid en elk onderdeel daarvan in het licht van Christus. In welke verhouding staat Christus tot de Sabbat, de Goddelijke rustdag, zoals de Heilige Schrift deze aan het mensdom en vooral aan de gelovige heeft geopenbaard? Is de Sabbat een instelling die geheel gescheiden is van Christus, of behoren Christus en de Sabbat bij elkaar? Wie is de Stichter van de Sabbat? Is de Sabbat wellicht alleen een schaduwachtige verwijzing naar Jezus, welke na Zijn dood geheel overbodig geworden of tenietgedaan is? Of geldt de Goddelijke instelling van de Sabbat ook thans nog voor de gelovige Christen? Ziedaar enige belangrijke vragen die wij in het licht van de Heilige Schrift willen beschouwen.
Dat Jezus niet eerst van Zijn vleeswording af de openbaring Gods is, maar inderdaad de „Eerste en de Laatste" is, lezen wij uitdrukkelijk aan het begin en aan het einde der Openbaring. De Here Jezus zegt daar: „Ik ben de Alpha en de Omega, het Begin en het Einde..., Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige." Openbaring 1:8 en 2213.

JEZUS CHRISTUS ALS SCHEPPER

Voor sommigen lijkt het misschien wat vreemd, Christus als Schepper. Immers, men heeft geleerd aan God de Vader te geloven als de Schep­per van hemel en aarde.
Wij willen echter de Heilige Schrift raadplegen. De eerste twee verzen van de Bijbel zeggen: „In den beginne schiep God de hemel en de aarde. De aarde nu was woest en ledig, en duisternis was op de af­grond; en de Geest Gods zweefde op de wateren." Genesis 1:1,2. In Johannes 1:1-3 lezen wij: „In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door Hem gemaakt, en zonder Hem is geen ding gemaakt, dat gemaakt is."
Wie is dat Woord? Het antwoord lezen wij in vers 14: „En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van de Vader, vol van genade en waarheid." Wie deze verklaring gelooft, weet dus nu, dat niemand anders dan Jezus Christus het Woord of het Woord Gods is. Zie ook Openbaring 19:11-16. Wij kunnen de eerste drie verzen aldus lezen: „In den beginne was Christus, en Christus was bij God en Christus was God. Christus was in den be­ginne bij God. Alle dingen zijn door Christus gemaakt en zonder Christus is geen ding gemaakt, dat gemaakt is."
Hoe eenvoudig en duidelijk wordt de Godheid van Christus hier ge­leerd! Uit dezelfde verzen zien wij verder, dat Christus alle dingen gemaakt of geschapen heeft. In vers 10 spreekt Johannes wederom van Christus: „Hij (Christus) was in de wereld, en de wereld is door Hem gemaakt; en de wereld heeft Hem niet gekend." Het is duidelijk: Christus is de Maker of Schepper der wereld. Vele andere Bijbel­uitspraken leren hetzelfde. Colossenzen 1:14-17: „In Welke wij de verlossing hebben door Zijn bloed, namelijk de vergeving der zonden; Welke het Beeld is van de onzienlijke God, de Eerstgeborene van al het geschapene. Want door Hem zijn alle dingen geschapen... en Hij is vóór alle dingen, en alle dingen bestaan tezamen door Hem." De apostel Paulus leert dus ook, dat alle dingen door Christus ge­schapen zijn en door Hem bestaan.
De allerhoogste Autoriteit, n.l. God de Vader Zelf, zegt in Hebreeën 1:1,2, en 9,10, dat God de Vader de wereld gemaakt heeft door Christus. Wij lezen vanaf vers 8: „Maar tot de Zoon zegt Hij (namelijk de Vader): Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de scepter van Uw Koninkrijk is een rechte scepter. Gij hebt rechtvaardigheid lief­gehad, en ongerechtigheid gehaat; daarom heeft U, o God, Uw God gezalfd met olie der vreugde boven Uw medegenoten. En: Gij, Here, hebt in den beginne de aarde gegrond, en de hemelen zijn werken Uwer handen." Wanneer nu de Vader Zelf getuigenis geeft, dat door God de Zoon hemel en aarde geschapen zijn, dan is het zeker waar.
Welk aandeel dan heeft God de Vader gehad bij de Schepping en hoe moeten wij nu Genesis 1:1,2 verstaan? Laat ons als antwoord 1.Corinthe 8:6 lezen: „Nochtans hebben wij maar één God, de Vader, uit Welke alle dingen zijn, en wij tot Hem, en maar één Here, Jezus Christus, door Welke alle dingen zijn, en wij door Hem." Nu is het duidelijk: alle dingen zijn uit God door Christus.
Wij verzoeken u hierbij beslist Spreuken 8:22-30 te lezen. In deze verzen is sprake van Christus als de wijsheid Gods in persoon. Terwijl daarin het werk der schepping beschreven wordt, zegt vers 30 van Christus: „Toen was Ik een voedsterling bij Hem." Andere vertalingen zeggen: „Toen was Ik de werkmeester bij Hem." Zoals in alle dingen, bestaat er ook in Gods Scheppingswerk volkomen harmonie en samen­werking tussen God de Vader en God de Zoon.
Wij lezen in Genesis 1:26: „En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis." Daar zien wij, dat wij aan de Godheid in het meervoud moeten denken. Wij zien in Genesis 1, in het allereerste begin van de Bijbel, nog iets. In vers 2 lezen wij: „En de Geest Gods zweefde op de wateren." Vader, Zoon en Heilige Geest hebben dus samengewerkt bij de schepping van hemel en aarde.

Christus als Stichter van de Sabbat

Als Jezus Christus de hemel en de aarde geschapen heeft en Jezus Christus de grote werkmeester is, dan is het duidelijk, dat Jezus Christus als Schepper ook gerust heeft op de zevende dag, toen het werk volbracht was. Wij lezen in Genesis 2:2,3: „Toen nu God op de zevende dag volbracht had Zijn werk dat Hij gemaakt had, heeft Hij gerust op de zevende dag van al Zijn werk dat Hij gemaakt had.
En God heeft de zevende dag gezegend en die geheiligd, omdat Hij op deze gerust heeft van al Zijn werk hetwelk God geschapen had om te voltooien."
Christus heeft dus ook de zevende dag gesticht. Hij heeft die dag gezegend en geheiligd. Natuurlijk denken wij ook hier aan de Godheid, aan de Vader en de Zoon; maar door Christus deed God al deze dingen. Christus heeft deze zegen aan het mensdom geschonken, daar wij uit Efeze 1:3 weten, dat Christus ons alle geestelijke zegeningen gegeven heeft. Indien nu Christus op de eerste Sabbatdag gerust heeft, die dag gezegend en geheiligd heeft, dan moet dus de Sabbatdag de dag van Christus zijn. Een woord van de Here Jezus in Marcus 2:27,28 maakt dat nog duidelijker: „En Hij (Jezus) zeide tot hen: De Sabbat is gemaakt om de mens, niet, de mens om de Sabbat. Zo is dan de Zoon des mensen een Here, ook van de Sabbat."
Deze woorden van Jezus leren enkele belangrijke dingen. Ten eerste, dat de Sabbat gemaakt is om de mens. Let op, Jezus zegt, óm of ter­wille van de mens, niet: terwille van de Jood. Adam en Eva waren mensen doch geen Joden. De Sabbat is dus geen Joodse instelling of uitsluitend voor de Joden gemaakt of bestemd. De grote God heeft dus terwille van ons, mensen, de Sabbat gemaakt. Hebben wij nu het recht die Sabbat Gods, door Christus gemaakt, door Christus ons geschon­ken, eenvoudig niet te aanvaarden? Zou u willen behoren tot die mensen die zulk een genadegeschenk Gods van de hand wijzen? Of die God in het gezicht durven slingeren: Ik wil van die Joodse Sabbat niets weten? Wij hopen, dat u tot hier toe de Sabbat des Heren alleen uit onwetendheid nog niet geheiligd hebt. Nu echter God u de ogen daarvoor opent en u op Zijn waarheid attent maakt, hopen wij, dat u thans zult omkeren en de Sabbat, die Jezus ook voor u gemaakt heeft, zult aanvaarden.
Een andere belangrijke leer ligt in de woorden van Jezus. Hij zegt: „Zo is dan de Zoon des mensen een Here ook van de Sabbat." Som­migen proberen dat dan zó te verdraaien, alsof Jezus wil zeggen: „Daar Ik nu de Here ben van de Sabbat, kan Ik die Sabbat ook tenietdoen of overtreden."
Uit de gehele samenhang blijkt echter, dat Hij aan de Joden juist duidelijk wilde maken, dat Hij als Here van de Sabbat toch wel weet, wat geoorloofd is te doen op de Sabbat en wat niet. Om de Sabbat des Heren van het Farizeese juk te bevrijden, heeft de Here op de Sabbat­dag zo menig heerlijk wonder verricht. Daarmede wilde Jezus aan­tonen, dat de Sabbat een zegen of een verlustiging, doch geen last zou zijn. Indien in Marcus 2:28 nu eens zou staan: De Zoon des mensen is een Here ook van de zondag, gelooft u dan niet, dat men al eeuwen lang in zondagvierende kringen steeds op dat vers gewezen zou hebben als bewijs, dat de zondag de dag des Heren is? Nu Jezus zegt, dat Hij de Here van de Sabbat is, is dus de Sabbat - de zevende dag der week - de Sabbat des Heren. Daarin ligt toch evenveel bewijskracht ten gunste van de zevende-dags Sabbat als wanneer er zou gestaan hebben, dat Jezus een Here van de zondag was en dit ten gunste van de zondag zou zijn toegepast?

Christus ruste op de Sabbat en zegende heiligde die
Wij lezen in Genesis 2, dat de Schepper op de zevende dag gerust en die dag gezegend en geheiligd heeft. Wat betekent de rust van de Schepper op de Sabbatdag? De Here was niet vermoeid van het grote scheppingswerk, dat Hij een rust (Sabbat) nodig had, want: „Weet gij het niet? Hebt gij niet gehoord, dat de eeuwige God, de Here, de Schepper van de einden der aarde, noch moede noch mat wordt?" Jesaja 40:28.
Hoewel wij in onze gevallen staat wel behoefte aan rust hebben, is de oorspronkelijke bedoeling en betekenis der ruste Gods geheel iets anders. God zegt van de Sabbat, die Hij aan de kinderen Israëls ge­geven heeft, in Exodus 31:16,17: „Hij zal tussen Mij en tussen de kinderen Israëls een teken in eeuwigheid zijn; dewijl de Here ... op de zevende dag gerust en Zich verkwikt heeft." De rust en de ver­kwikking Gods betekenden niet een zich herstellen van verbruikte Goddelijke kracht, maar een zich verheugen of een zich vermeien in het volbrachte scheppingswerk, dat Hij met Goddelijke voldoening kon gadeslaan. Hij kon rusten, omdat het scheppingswerk voleind was. Doordat het zo volmaakt was, kon God zich daarin verheugen en ver­blijden. Dat is de ware Sabbatsrust. De lichamelijke rust is slechts het middel tot het vinden van de tijd om Gods werken te aanschouwen, te overpeinzen, d.w.z. om zich te verheugen en verblijden in de liefde Gods, waarvan de Schepping een uiting is. Die eerste Sabbat in het Paradijs heeft de Here niet alleen met de eerste mensen, Adam en Eva, gevierd, maar in Job 38:4 en 7 lezen wij: „Waar waart gij, toen Ik de aarde grondde? ... Toen de morgensterren tezamen vrolijk zon­gen, en al de kinderen Gods juichten." De vreugde en de blijdschap van de Here, de eerste mensen en de reeds eerder geschapen hemelse wezens (zie Colossenzen 1:16), maakten die Sabbat tot een onvergete­lijke dag.
Als heerlijk geschenk Gods heeft de Here bepaald, dat deze heerlijke feestdag wekelijks herhaald zou worden door en voor de mens, ja, tot in alle eeuwigheid. Zie Jesaja 66 :22, 23. Om dat te bereiken, heeft de Here die dag gezegend. Wat wil dat zeggen? Wanneer God iemand of iets zegent, wordt die gezegende mens of dat gezegende voorwerp zelf ook een bron van zegen. Denk bijvoorbeeld aan Genesis 12:2, waarin God tot Abraham zeide: „Ik zal ... U zegenen ... en wees een zegen." Zo heeft God de Sabbatdag, de zevende dag der week, gezegend, m.a.w. een Goddelijke zegen erop gelegd en eraan verbonden, zodat die Sabbat voor elk mens die waarlijk Sabbat viert, een bron van zegen wordt.
Die bijzondere zegen heeft de Here in Zijn grote wijsheid op geen andere dag dan op de Sabbat, de zevende dag der week, gelegd. God heeft die Sabbatdag ook nog geheiligd. Wat betekent heiligen? Het bijbelse woord heiligen' betekent iets of iemand voor een bijzonder doel afzonderen of geschikt maken, opdat God Zelf of Zijn Heilige Geest in zo iets of zo iemand wonen of verblijven kan. Voorbeeld: Exodus 25 :8: „Zij zullen Mij een heiligdom (plaats of woning) maken, dat Ik in het midden van hen wone." God verschijnt aan Mozes in het brandende braambos (dat niet verbrand), Exodus 3:2-5: „ .. trek Uw schoenen uit ... want de plaats ... is heilig land," n.l. God bevond Zich daarop: Zie ook Jozua 5:13-15. 1.Corinthe 3:16,17: „Weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt en de Geest Gods in ulieden woont? ... want de tempel Gods is heilig, welke gij zijt." Waar Gods Geest woont is het heilig. Daarom 1.Petrus 2:9: „Gij zijt een ... heilig volk." Dit wordt gezegd van de Nieuwtestamentische Christenen. „God heeft de Sabbatdag geheiligd," wil dus zeggen, dat Hij die dag zodanig inge­steld heeft, dat Hij - God - tot een bijzonder doel in die dag ten gunste van de mens welke die dag viert, aanwezig is Het Sabbatgebod wijst ons op de Schepping (en niet op de opstan­ding), met deze woorden: „Gedenk de Sabbatdag, dat gij die heiligt." Exodus 20:8. De Here heeft de Sabbatdag geheiligd. Hij wil, dat wij van onze kant ook de Sabbatdag „heiligen", d.w.z. afzonderen tot het doel waartoe God de zevende dag gesteld heeft, opdat Hij bij alles en in alles wat wij naar Zijn gebod doen, aanwezig kan zijn. Volgens het vierde gebod wil God niet, dat wij op Zijn „heilige dag" ons werk doen, maar wel wat staat in Jesaja 58:13 en 14, n.l.: „Indien gij Uw voet van de Sabbat afkeert, van te doen Uw lust op Mijn heilige dag, en indien gij de Sabbat noemt een verlustiging, opdat de Here gehei­ligd worde, Die te eren is; en indien gij Die eert, dat gij uw wegen niet doet, en uw eigen lust niet vindt, noch een woord daarvan spreekt; dan zult gij u verlustigen in de Here, en Ik zal u doen rijden op de hoogten der aarde..."
De rust van eigen werk alleen is nog geen heiliging van de Sabbat. Wij moeten begrijpen, dat de Sabbat door God voor een heilig doel is afgezonderd en dat wij daarom die Sabbatdag zó besteden, dat dat heilige doel van God bereikt wordt. Daartoe dienen wij dus op bijzon­dere wijze de gemeenschap met Gods kinderen te zoeken om al de zegeningen aan de Sabbat verbonden te verkrijgen. Daartoe dienen wij te rusten van ons eigen werk om des te beter Gods werken te kunnen beschouwen en ook persoonlijk door Gods genade in Gods werk op te kunnen gaan en Gods werk te kunnen doen. Vieren wij nu de dag des Heren, d.w.z. de zevende dag (of zaterdag) volgens Gods bevel, dan kan en wil de Here onder Zijn volk aanwezig zijn en het zegenen, en wordt de Here geëerd. Houden wij een andere dag, b.v. de zondag als rustdag, dan geldt Jezus' woord: „... Tevergeefs eren zij Mij, leren­de leringen die geboden van mensen zijn." Mattheus 15:9, Marcus 7:7. En dan zullen wij niet die zegen ontvangen, die God ons zou willen schenken.

Christus als HERE van de Sabbat
Door Woord en Voorbeeld

Tijdens Zijn rondwandeling op aarde heeft de Here Jezus door woord en voorbeeld als stichter en Here van de Sabbat onderwezen, hoe Zijn volgelingen de Sabbatdag behoren te heiligen. Zonder twijfel was niemand daartoe beter in staat. Wij zien, dat de Here Jezus voort­durend bespied en aangevallen werd door Joodse oversten, Schrift­geleerden, Farizeeën en Sadduceeën. In het leven van Jezus trachtten zij overal zonden of overtredingen van Gods Wet te ontdekken.
Jezus' eerste grote rede, de zogenaamde Bergrede in Mattheus 5, 6 en 7, bevat als het ware Zijn gehele programma. Hij deelt aan de wereld mede, wat Zijn bedoeling is en hoe Hij persoonlijk en door Zijn volgelingen dat doel wil bereiken. Hij begint met de heerlijke Zaligsprekingen.
Wij kunnen begrijpen, dat velen gretig daarnaar geluisterd hebben. Zij hoorden en gevoelden, dat dit iets heel anders was als het woord der Schriftgeleerden. Mattheus 7:28,29. Bij sommige hoorders deden zij echter heel verkeerde gedachten ontstaan. Doordat de Heiland nog niets over de Wet Gods gezegd had, dachten sommigen, dat Hij wel­licht niets met de Goddelijke Wet wilde te doen hebben of ze terzijde zou willen schuiven. Jezus kende de gedachten der mensen. Hij wist dus ook welke mening bij sommigen der hoorders ingang vond. Hij zegt van vers 17 af, hoe Hij tegenover de Wet van God staat: „Meent niet, dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om die te ontbinden, maar te vervullen.
Want voor­waar zeg Ik u, totdat de hemel en aarde voorbijgaan, zal er niet één jota noch één tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied." Duidelijker kan de eeuwige geldigheid van de Wet Gods toch niet geleerd worden.
Christus is niet gekomen om de Wet te ontbinden. Dat is het werk van de grote anti-Christus en zijn aanhang. Jezus zegt ook, hoe lang de Wet zal blijven bestaan: Totdat hemel en aarde voorbijgaan, zal er geen i of puntje van de Wet voorbijgaan. Bestaan hemel en aarde dan nog? Dan bestaat ook de Wet van God nog en is deze dus niet met Jezus' kruisiging geëindigd.
Welke wet van God de Here hier bedoelt, kunnen wij duidelijk zien in de volgende verzen van hoofdstuk 5. Hij haalt daar het 6de en 7de gebod aan. Hij leert, dat de strekking dier geboden heel wat dieper gaat dan alleen het verbieden van letterlijke doodslag of letterlijk overspel. De zonde of de overtreding begint reeds in de boze gedachten van de mens. De Here Jezus heeft in plaats van één enkele letter van Gods Wet weg te doen, juist geleerd de diepe geestelijke strekking der Wet Gods te verstaan. Daardoor wordt niet één letter veranderd, maar leren wij, dat de Wet geestelijk is en daarom in onze geest moet worden geschreven.
Reeds de profeet Jesaja voorzegt in hoofdstuk 42:21, dat de Here de Wet groot en heerlijk zou maken. (De cursief gedrukte woorden in vers 21 zijn door de vertalers ingelast en kunnen beter weggelaten worden. Zie ook andere Bijbelvertalingen.)
Heel wat uitspraken van de Here Jezus leren de eeuwige geldigheid van de Goddelijke Wet. Ook bijvoorbeeld in Lucas 16:17, waar Jezus zegt: „En het is lichter, dat de hemel en aarde voorbijgaan, dan dat één tittel der Wet valle."
Eens kwam een rijke jongeling tot de Here Jezus en vroeg: „Goede Meester, wat zal Ik goeds doen, opdat ik het eeuwige leven hebbe?" En het antwoord van Jezus luidde: „Wilt gij in het leven ingaan, on­derhoud de geboden." Mattheus 19:16,17. Zou Jezus aan die rijke jongeling een misleidend antwoord gegeven hebben? Beslist niet! Jezus wist, dat geen mens uit eigen kracht de geboden Gods kon bewaren, maar dat voor het gehoorzamen van die geboden de kracht des Heiligen Geestes nodig is. Die Heilige Geest, Die zich juist in het Nieuwe Verbond zoveel sterker openbaart dan in het Oude, wil de Wet des Heren in ons hart en in ons verstand schrijven. Hebreeën 8:8-13. Dat is de allereerste belofte van het Nieuwe Verbond. Vers 10.
In Ezechiël 20:12 en 20 zegt God, dat Hij met een dubbel doel de Sabbat gegeven heeft. Door de Sabbat zou men n.l. weten, dat Hij de Here is Die ons heiligt. Gelovige Sabbatvierders richten dus door het houden van het Sabbatgebod niet hun eigen gerechtigheid op, maar worden juist elke Sabbat bepaald bij het feit, dat de Here de Almach­tige en de mens de onmachtige is; dat de mens niet zichzelf kan heiligen, maar dat de Schepper, Die de mens zeer goed schiep, de mens ook kan en wil heiligen, m.a.w. herscheppen of geestelijk ver­nieuwen. Zo predikt de Sabbat elke week aan de gelovigen het Evan­gelie van de verlossende en herscheppende macht van Christus. Zolang er mensen zijn die hun Schepper willen eren, zolang er zon­daars zijn die Christus als hun Herschepper moeten erkennen, zolang zal ook de Sabbat als teken der scheppende en herscheppende almacht Gods op aarde geheiligd moeten worden. En dat geschiedt en zal ook geschieden. Zelfs op de Nieuwe Aarde zal de Sabbat tot in alle eeuwigheid geheiligd worden. Jesaja 66 :22, 23.
Soms zoekt men uitvluchten en zegt men: Maar in Jezus' woorden tot de rijke jongeling in Mattheus 19:16-22, noemt de Here Jezus wel enige geboden, maar het Sabbatgebod noemt Hij niet. Wil dat zeggen, dat wij de vermelde vijf geboden behoren te bewaren en de vijf anderen mogen overtreden? Dat zal geen Christen durven beweren.
Mattheüs 24:20: Jezus profeteerde de verwoesting van Jeruzalem. Hij wist, dat die ongeveer veertig jaar na Zijn opstanding zou plaats vinden; de Here zegt: Doch bidt, dat uw vlucht niet geschiede des winters, noch op een Sabbat." Als Jezus nog veertig jaar na Zijn hemelvaart de Sabbat erkent, moet deze zeer zeker ook nog heden van kracht zijn. Vergeet niet, dat deze woorden gesproken werden voor de gelovige Christenen die in Jeruzalem woonden, toen deze stad zou worden belegerd. Het is toch te dwaas om aan te nemen, dat de eerste Christenen de zondag geheiligd zouden hebben, maar veertig jaar lang daarbij gebeden zouden hebben, dat hun vlucht niet op een zaterdag (Sabbat) zou geschieden. De historie bericht, dat de gelovige Chris­tenen zijn gevlucht, terwijl de ongelovige Joden in Jeruzalem zijn gebleven en een vreselijk einde hebben gevonden. (Zie aantekening.)
Van Jezus' leven lezen wij in Lucas 4:16, dat Hij te Nazareth kwam en naar Zijn gewoonte op de dag des Sabbats in de synagoge ging, waar uit Gods Woord gelezen en gesproken werd, en Hij opstond om te lezen.
Geachte lezer, zal het ook uw gewoonte worden om op elke Sabbat 's Heren Huis te bezoeken? Volg het voorbeeld van Jezus, want daar­toe zijt gij geroepen volgens 1.Petrus 2:21 en 1.Johannes 2:6. Wij nodigen u uit onze kerkdiensten te bezoeken. U bent daar hartelijk welkom.
Jezus heeft juist vele wonderen op de Sabbatdag gedaan, niet om de Sabbat te ontheiligen, maar om die van een Farizees juk te ontdoen en om hem groot en heerlijk te maken. Verder om ons te leren, dat wij op Sabbat wel goed of de werken Gods, dat zijn de werken der liefde, mogen doen. Dat is ook ons streven. Wij eindigen met twee uitspraken van Jesaja. Hij spreekt van Sabbathervorming in een tijd waarin dat­gene wat lang verwoest is geweest, weer zal worden opgericht, n.l. Jesaja 58:12,13 en 14 (hierboven reeds aangehaald).
In Jesaja 56 wordt van het komen der gerechtigheid gesproken, welke bij Jezus' wederkomst geopenbaard zal worden. Van de vreemden, de heidenen, in de eindtijd wordt het volgende geprofeteerd: „En de vreemden die zich tot de Here voegen om Hem te dienen en om de Naam des Heren lief te hebben, om Hem tot knechten te zijn; al wie de Sabbat houdt, dat hij die niet ontheilige, en die aan Mijn verbond vasthouden; die zal Ik ook brengen tot Mijn heilige berg, en Ik zal ze verheugen in Mijn bedehuis; hun brandoffers en hun slachtoffers (Psalm 51:18, 19, Romeinen 12:1 en 1.Petrus 2:5) zullen aangenaam wezen op Mijn altaar, want Mijn huis zal een bedehuis worden voor alle volken." Jesaja 56:6, 7. Moge ons aller deel zijn, reeds hier op aarde de vreugde te smaken van een geestelijke rustdag. En die rust­dag is de zevende dag der week (de zaterdag), welke een waarlijk geestelijke dag zal zijn wanneer wij hem volgens het gebod des Heren zullen heiligen. Want kort voor Jezus' wederkomst is er een schare waarvan gezegd wordt: „Hier is de lijdzaamheid der heiligen; hier zijn zij die de geboden Gods bewaren en het geloof van Jezus." Openbaring 14:12,16.

 

Aantekening:
De ondergang van Jeruzalem is een voorafschaduwing van de ondergang der wereld.
Jezus Christus wil, dat de gelovigen onder alle omstan­digheden - ook in tijden van oorlogen en rampen - de rust in Hem zullen genieten, waarvan een Christelijke sabbatsrust de uitdrukking is (zie Hebreeën 4:3-11). De Christenen moesten daarom dit gebed nog pl.m. veertig jaar lang bidden, en niet omdat fanatieke joden in blinde geloofsijver hun vlucht zouden kunnen verhinderen. God redt immers Zijn gelovige kinderen uit alle gevaren, als Hij dat wil (zie Psalm 34:8) en zal Zijn profetisch Woord te allen tijde vervullen (Jozua 21:45; Jesaja 46:9,10).