Wens der eeuwen: Sabbat (29)
De sabbat werd geheiligd bij de
schepping. Als verordineerd voor de mens, had hij zijn oorsprong toen "de
morgensterren te zamen juichten en al de Zonen Gods jubelden", (Job:38:7)
Vrede heerste op de wereld, want de aarde was in harmonie met de hemel. "God
zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed" (Gen.1:31); en Hij
rustte in de vreugde van Zijn voltooide werk.
Omdat Hij op de sabbat rustte '
"zegende God de zevende dag en heiligde die" (Gen.2:3) zonderde die dag af
voor een heilig doel. Hij gaf de sabbat aan Adam als een dag van rust. Het
was een gedenkteken van het scheppingswerk en daardoor een teken van Gods
macht en van Zijn liefde. De Schrift zegt : ''Hij heeft voor Zijn wonderen
een gedachtenis gesticht". (Ps.111:4)
"Hetgeen van Hem niet gezien kan
worden, Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der
wereld uit Zijn werken met het verstand doorzien". (Rom.1:20)
Alle dingen zijn geschapen door
de Zoon van God. "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God. Alle
dingen Zijn door het Woord geworden en zonder Dit is geen ding geworden dat
geworden is".(Joh.1:1,3) En aangezien de sabbat een gedachtenis is aan het
scheppingswerk, is deze dag een teken van de liefde en kracht van Christus.
De sabbat richt onze aandacht op
de natuur en brengt ons in gemeenschap met onze Schepper. In het lied van de
vogel, het ruisen van de bomen en de muziek van de zee kunnen we steeds de
stem horen van Hem Die in Eden met Adam sprak in de avondkoelte. En wanneer
we Zijn kracht in de natuur aanschouwen, worden we vertroost, want het Woord,
Dat alle dingen geschapen heeft, geeft ook door te spreken leven aan de ziel.
Hij "Die gesproken heeft : Licht schijne uit het duister, heeft het doen
schijnen in onze harten, om ons te verlichten met de kennis der heerlijkheid
Gods in het aangezicht van Christus". (2 Cor.4:6)
Deze gedachte inspireerde tot het
lied "Gij, Here hebt mij verheugd door Uw daden, over de werken Uwer handen
zal ik jubelen. Hoe groot zijn Uw werken, o Here, zeer diep Zijn Uw
gedachten." (Ps.92:5,6)
En de Heilige Geest verklaart
door de profeet Jesaja: "Met wie dan wilt gij God vergelijken en welk
vergelijking op Hem toepassen? Weet gij het niet ? Hebt gij het niet gehoord
? Is het u van de aanvang niet verkondigd ? Hebt gij geen begrip van de
grondvesten der aarde ? Hij troont boven het rond der aarde, en haar bewoners
zijn als sprinkhanen; Hij breidt de hemel uit als een doek en spant hem uit
als een tent waarin men woont. Met wie dan wilt gij Mij vergelijken, dat Ik
hem zou gelijk zijn? zegt de Heilige. Heft uw ogen naar omhoog en ziet: wie
heeft dit alles geschapen ? Hij Die het heer daarvan in groten getale
uitleidt en elk daarvan bij name roept door de grootheid Zijner sterkte en
omdat Hij geweldig van kracht is; er blijft niet één achter. Waarom zegt gij,
o Jakob, en spreekt, o Israël: Mijn weg is voor de Here verborgen en mijn
recht gaat aan mijn God voorbij ? Weet gij het niet ? Hebt gij het niet
gehoord ? Een eeuwig God is de Here, Schepper van de einden der aarde. Hij
wordt noch moede noch mat ... Hij geeft de moede kracht en de machteloze
vermeerdert Hij sterkte" (Jes.40:18,21,22,25-29)
Vrees niet, want Ik ben met u ;
zie niet angstig rond, want Ik ben uw God. Ik sterk u, ook help Ik u, ook
ondersteun Ik u met Mijn heilrijke rechterhand." (Jes.41:10) Wendt u tot Mij
en laat u verlossen, alle einden der aarde, want Ik ben God en niemand meer."
(Jes.45:22)
Dit is de boodschap die in de
natuur geschreven staat, en die de sabbat in onze gedachten moet houden. Toen
de Here Israël gebood Zijn sabbatten te
heiligen, zei Hij . "Dan zullen deze een teken zijn tussen Mij en u, opdat
gij weet, dat Ik, de Here, uw God ben". (Ez.20:20)
De sabbat werd opgetekend in de
wet die gegeven werd van de Sinaï maar het was niet voor het eerst dat Hij
bekendgemaakt werd als rustdag. De Israëlieten kenden deze dag voordat ze
naar Sinaï kwamen, Op weg daarheen werd de sabbat onderhouden. Toen enkelen
de sabbat schonden, berispte de Here hen met de woorden: "Hoelang weigert gij
Mijn geboden en wetten te onderhouden ?" (Ex.16:28)
De sabbat was niet alleen voor
Israël, maar voor de wereld. Hij was bekendgemaakt aan de mens in Eden, en,
evenals de andere geboden van de decaloog, is hij bindend voor altijd. Van
die wet, waarvan het vierde gebod deel uitmaakt, verklaart Christus : "Eer de
hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de
wet''. (Matt.5:18)
Zolang hemel en aarde bestaan,
zal de sabbat blijven bestaan als een teken van de kracht van de Schepper. En
wanneer Eden weer op aarde zal bloeien, zal door allen onder de zon Gods
heilige rustdag geheiligd worden. ''Van sabbat tot sabbat" zullen de bewoners
van de verheerlijkte nieuwe aarde opgaan "om zich voor Mijn aangezicht neer
te buigen, zegt de Here." (Jes.66:23)
Geen andere instelling die aan de
Joden gegeven was, was er zozeer op gericht hen te onderscheiden van de
omringende volken als juist de sabbat. Het was Gods bedoeling, dat het vieren
ervan hen zou aanwijzen als Zijn aanbidders. Het zou een teken zijn van het
feit, dat zij zich ver hielden van afgoderij, en dat ze verbonden waren met
de ware God. Maar om de sabbat heilig te houden, moeten de mensen zelf heilig
zijn Door het geloof moeten ze deel krijgen aan de gerechtigheid van
Christus. Toen bei gebod : "Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt"
(Ex.20:8) aan Israël gegeven werd, zei de Here ook tot hen: "Gij zult Mij
heilige mensen zijn." (Ex.22:31)
Alleen op deze wijze kon de
sabbat Israël onderscheiden als aanbidders van God.
Toen de Joden van God afweken en
zij in gebreke bleven om door het geloof de gerechtigheid van Christus tot de
hunne te maken ' verloor de sabbat zijn betekenis voor hen. Satan trachtte
zichzelf te verheffen en de mensen van Christus af te trekken, en hij deed
zijn best de sabbat te verlagen, omdat deze teken is van de macht van
Christus. De Joodse leiders handelden naar de wil van Satan door Gods rustdag
te omringen met bezwarende eisen. In de dagen van Christus was de sabbat zó
verlaagd, dat de viering daarvan eerder het karakter van zelfzuchtige en
eigenmachtige mensen weerspiegelde dan het karakter van de liefhebbende
hemelse Vader. De rabbi's stelden feitelijk God voor als Iemand Die wetten
gaf waaraan door mensen onmogelijk gehoorzaamd kon worden. Zij brachten het
volk ertoe, God te beschouwen als een tiran, en te denken dat het vieren van
de sabbat zoals Hij dat vereiste, de mensen hard en wreed maakte. Het was het
werk van Christus om deze misvattingen uit de weg te ruimen. Hoewel de
rabbi's Hem met hun onbarmhartige vijandheid vervolgden, nam Hij zelfs niet
de schijn aan van Zich te houden aan hun inzettingen, maar ging recht door
zee en hield de sabbat in overeenstemming met de wet van God.
Op een sabbatdag, toen de Heiland
en Zijn discipelen terugkeerden van de plaats van aanbidding, kwamen ze door
een akker met rijpend koren. Jezus had tot laat toe doorgewerkt, en terwijl
ze door het veld liepen, begonnen de discipelen aren te plukken en de korrels
te eten, nadat ze deze in hun handen gewreven hadden. Op een andere dag zou
dit geen commentaar uitgelokt hebben, want iemand die door een korenveld, een
boomgaard of een wijngaard trok, was vrij om te plukken wat hij wilde eten.
Zie Deut. 23:24,25. Maar wanneer dit op de sabbat geschiedde, werd het
beschouwd als. een ontheiliging. Niet alleen was het plukken van de halmen
een soort oogsten, maar het wrijven in de handen was tevens een soort dorsen.
Daarom was het naar de mening van de rabbi's een dubbele overtreding.
De spionnen deden terstond hun
beklag bij Jezus, door te zeggen: "Zie, Uw discipelen doen wat men op sabbat
niet mag doe". (Matth.12:2)
Toen Hij in Bethesda ervan werd
beschuldigd de sabbat verbroken te hebben, verdedigde Jezus zich door Zijn
Zoonschap te bevestigen, en te verklaren dat Hij werkte in harmonie met de
Vader. Nu de discipelen aangevallen worden, citeert Hij voor Zijn
beschuldigers voorbeelden uit het Oude Testament, handelingen die op de
sabbat verricht werden door mensen die in dienst van God stonden.
De Joodse leraars gingen prat op
hun kennis van de Schriften, en in het antwoord van de Heiland lag een
verwijt voor hun onwetendheid van de Heilige Schriften. "Hebt gij dan ook dit
niet gelezen", zei Hij, "wat David gedaan heeft toen hij en die met hem
waren, honger kregen? Hoe hij het huis Gods binnengegaan is en de toonbroden
heeft genomen en ervan gegeten heeft... waarvan niemand mag eten dan alleen
de priesters? (Luc.6:3,4)
En Hij zeide tot hen : De sabbat
is gemaakt om de mens, en niet de mens om de sabbat." (Marc.2:27) Of hebt gij
niet gelezen in de wet, dat op de sabbat de priesters in de tempel de sabbat
schenden zonder schuldig te zijn ? Maar Ik zeg u : Meer dan de tempel is
hier." (Matth.12:5,6) Alzo is de Zoon des mensen Heer ook over de sabbat."
(Marc.2:28)
Indien het niet verkeerd was, dat
David zijn honger stilde door te eten van het brood dat afgezonderd was voor
een heilig doel, dan was het ook niet verkeerd, dat de discipelen in hun
behoefte voorzagen door halmen te plukken op de gewijde uren van de sabbat.
Bovendien, de priesters in de tempel deden op sabbat zwaarder werk dan op
andere dagen. In wereldse zaken zou diezelfde arbeid zondig zijn, maar het
werk van de priesters was in de dienst van God. Zij verrichtten die plechtige
handelingen die heenwezen op de verlossende macht van Christus, en hun arbeid
was in overeenstemming met het doel van de sabbat. Maar nu was Christus Zelf
gekomen. Door het werk van Christus te doen, arbeidden de discipelen in de
dienst van God, en het was goed om dat wat noodzakelijk was voor het
volbrengen van dat werk, op de sabbatdag te doen.
Christus wilde Zijn discipelen en
Zijn vijanden leren, dat de dienst van God het allereerst komt. Het doel van
Gods werk in deze wereld is: de verlossing der mensen ; daarom is datgene wat
noodzakelijk gedaan moet worden op sabbat om dit werk te volbrengen, in
overeenstemming met het sabbatgebod. Jezus bekroonde daarna Zijn argumenten
door te verklaren, dat Hij de "Here van de sabbat" (Marc.2:28 Staten Vert.)
is - Iemand Die boven alle vragen en boven alle wet staat. De eeuwige Rechter
pleit de discipelen vrij van schuld, door zich te beroepen op dezelfde
inzettingen waarvan zij beschuldigd werden dat zij ze overtraden.
Jezus wilde de zaak niet afdoen door Zijn vijanden slechts iets te verwijten.
Hij verklaarde, dat zij in hun verblinding het doel van de sabbat verkeerd
begrepen hadden. Hij zei : "Indien gij geweten hadt wat het zeggen wil:
Barmhartigheid wil Ik en geen offerande, dan zoudt gij geen onschuldigen
hebben veroordeeld." (Matth.12:7) Hun talrijke harteloze gebruiken konden
niet dat gebrek aan oprechte onaantastbaarheid en tedere liefde aanvullen die
steeds kenmerkend zal zijn voor de ware aanbidder van God.
Weer herhaalde Christus de
waarheid dat offeranden op zichzelf geen waarde hebben. Zij waren een
middel en geen doel. De bedoeling ervan was, mensen tot de Heiland te
leiden en hen op deze wijze in harmonie met God te brengen. God hecht
waarde aan liefdedienst. Wanneer die ontbreekt, is enkel de sleur van
vormen een gruwel voor Hem. Zo is het ook met de sabbat. Die was bestemd om
de mens in gemeenschap met God te brengen ; maar toen de geest in beslag
werd genomen door vermoeiende godsdienstige gebruiken, werd de sabbat van
zijn doel beroofd. Het zuiver uiterlijk vieren van de sabbat werd een
aanfluiting.
Op een andere sabbat ging Jezus
de synagoge binnen en zag daar een man met een verdorde hand. De Farizeeën
sloegen Hem gade, verlangend te zien, wat Hij zou doen. De Heiland wist
zeer wel, dat, door op sabbat te genezen, Hij beschouwd zou worden als een
overtreder, maar Hij aarzelde niet om de muur van overgeleverde eisen die
de sabbat omringde, neer te halen. Jezus verzocht de zieke man naar voren
te komen en vroeg toen : "Is het geoorloofd op de sabbat goed te doen of
kwaad te doen, een leven te redden of te doden?" (Mar.3:4) Het was een
stelregel onder de Joden, dat in gebreke te blijven wanneer men de
gelegenheid had om goed te doen, gelijkstond met kwaaddoen; na te laten een
leven te redden was hetzelfde als doden. Op deze wijze kwam Jezus de
rabbi's op hun eigen terrein tegemoet. "Maar zij zwegen stil. En nadat Hij
hen, rondom Zich met toorn had aangezien, zeer bedroefd over de verharding
van hun hart, zeide Hij tot de mens: Strek uw hand uit ! En hij strekte
haar uit en zijn hand werd weder gezond." (Mar.3:4,5)
Toen men Hem de vraag stelde,
"of het geoorloofd is op de sabbat te genezen", (Matth.12:10) antwoordde
Jezus : "Wie zou er onder u zijn die één schaap heeft en die, als dit op
een sabbat in een put valt, het niet grijpen zal en eruit trekken? Hoeveel
gaat niet een mens een schaap te boven? Derhalve is het geoorloofd op de
sabbat wel te doen." (Matth.12:11,12)
De spionnen durfden Christus
niet te antwoorden in tegenwoordigheid van de schare, uit vrees dat ze in
moeilijkheden zouden geraken. Zij wisten dat Hij de waarheid gesproken had.
Liever dan hun overleveringen geweld aan te doen, zouden ze een mens laten
lijden, terwijl ze een dier zouden te hulp komen om het verlies dat de
eigenaar zou lijden, als ze het aan zijn lot overlieten. Op deze wijze werd
meer zorg besteed aan een stom dier dan aan een mens, die gemaakt is naar
het beeld Gods. Dit laat de uitwerking zien van valse godsdiensten. Ze
komen voort uit het verlangen van de mens om zich boven God te verheffen,
maar het gevolg is, dat ze de mens minder maken dan een dier. Iedere
godsdienst die in strijd is met soevereiniteit van God, berooft de mens van
de eer die hij bij de schepping ontving, en die door Christus in hem
hersteld zal worden. Iedere valse godsdienst leert zijn aanhangers zich
niet te bekommeren om de Menselijke noden, het lijden en de rechten van de
mens. Het evangelie hecht grote waarde aan het mensdom, dat gekocht is door
het bloed van Christus, en het leert ons oog te hebben voor de noden en
smarten van de mens. De Here zegt : "Ik zal de stervelingen zeldzamer
(Engelse vert. : kostbaarder) maken dan gelouterd goud en de mensen dan
fijn goud van Ofir." (Jes.13:12)
Toen Jezus Zich tot de
Farizeeën wendde met de vraag of het geoorloofd is op de sabbat goed te
doen of kwaad te doen, leven te redden of te doden, stelde Hij hen oog in
oog met hun eigen verdorven bedoelingen. Zij achtervolgden Zijn leven met
bittere haat, terwijl Hij velen het leven redde en waar geluk bracht. Was
het beter op de sabbat te doden, zoals zij van plan waren, dan de zieken te
genezen, zoals Hij gedaan had? Was het rechtvaardiger om op Gods heilige
dag misdaad in het hart te dragen dan alle mensen lief te hebben, wat tot
uitdrukking komt in weldaden ?
Door de verdorde hand te
genezen, veroordeelde Jezus de gewoonten van de Joden en liet het vierde
gebod in zijn waarde die God daaraan gegeven had. "Het is geoorloofd op de
sabbat wel te doen", (Matth.12:12) verklaarde Hij. Door de nutteloze
opmerkingen van de joden opzij te zetten, eerde Christus de sabbat, terwijl
zij die Hem aanklaagden, Gods heilige dag onteerden.
Zij die beweren, dat Christus
de wet heeft afgeschaft, leren dat Hij de sabbatswet heeft overtreden en
Zijn discipelen het recht gaf om hetzelfde te doen. Aldus nemen ze in
werkelijkheid hetzelfde standpunt in als de vittende joden. Daarmee spreken
ze het getuigenis van Christus Zelf tegen, Die verklaarde: "'Ik heb de
geboden Mijns Vaders bewaard en blijf in Zijn liefde." (Joh.15:10) Noch de
Heiland noch Zijn volgelingen verbraken het sabbatgebod. Christus was een
levend getuigenis van de wet. Geen overtreding van de heilige voorschriften
daarvan werd in Zijn leven gevonden. Terwijl Hij neerzag op een heel volk
van getuigen die een gelegenheid zochten om Hem te veroordelen, kon Hij
onbetwist zeggen: "Wie van u overtuigt Mij van zonde?" (Joh.8:46)
De Heiland was niet gekomen om
op te heffen wat patriarchen en profeten gesproken hadden, want Hijzelf had
gesproken door deze mensen die Hem vertegenwoordigden. Alle waarheden van
Gods Woord kwamen van Hem. Maar de kostbare edelstenen waren in een
verkeerde zetting geplaatst. Hun kostelijk licht was gebruikt om de dwaling
te dienen. God verlangde, dat ze verwijderd zouden worden uit hun zetting
van dwaling en teruggebracht in het raam der waarheid. Dit werk kon alleen
een goddelijke hand volbrengen. Doordat de waarheid met dwaling was
verbonden, was door de waarheid de zaak van de vijand van God en mensen
gediend. Christus was gekomen om de waarheid zó te plaatsen, dat God
daardoor verheerlijkt en het heil der mensheid erdoor bewerkt zou worden.
"De sabbat is gemaakt om de
mens, en niet de mens om de sabbat", (Marc.2:27) zei Jezus. De
inzettingen die God gegeven heeft, zijn voor het welzijn der mensen.
"Want het geschiedt alles om uwentwil." (2 Cor.4:15) "Hetzij Paulus,
Apollos of Cephas, hetzij wereld, leven of dood, hetzij heden of
toekomst, het is alles het uwe; doch gij zijt van Christus, en Christus
is van God." (1 Cor.3:22,23)
De Wet der Tien Geboden,
waarvan de sabbat deel uitmaakt, is door God als een zegen aan Zijn volk
gegeven. "De Here", zei Mozes, "gebood ons al deze inzettingen te
onderhouden en de Here onze God te vrezen, opdat het ons altijd wel zou
gaan en Hij ons in het leven zou behouden". (Deut.6:24) En door de
Psalmist werd de boodschap aan Israël gegeven: "Dient de Here met
vreugde, komt voor Zijn aangezicht met gejubel. Erkent, dat de Here God
is; Hij heeft ons gemaakt, en Hem behoren wij toe, Zijn volk, de schapen
die Hij weidt. Gaat met een loflied Zijn poorten binnen, Zijn voorhoven
met lofgezang". (Ps.100:2-4) En aan "allen die de sabbat onderhouden,
zodat zij hem niet ontheiligen", verklaart de Here: "Hen zal ik brengen
naar Mijn heilige berg en Ik zal hun vreugde bereiden in Mijn bedehuis."
(Jes.56:6,7)
"Alzo is de Zoon des mensen
Heer ook over de sabbat." (Marc.2:38)
Deze woorden bevatten een
grote les en een vertroosting. Omdat de sabbat gemaakt is om de mens, is
het de dag des Heren. Een dag die Christus toebehoort. Want "alle dingen
zijn door het Woord geworden, en zonder Dit is geen ding geworden dat
geworden is". (Joh.1:3)
Aangezien Hij alle dingen
gemaakt heeft, heeft Hij ook de sabbat gemaakt. Door Hem werd die dag
afgezonderd als een gedachtenis aan het scheppingswerk. Die wijst op Hem
als Schepper en als Heiligmaker. Die verklaart, dat Hij Die alle dingen
in hemel en op aarde geschapen heeft, en door Wie alle dingen in stand
gehouden worden, het hoofd is van de Gemeente, en dat door Zijn kracht
wij verzoend zijn met God. Want, wanneer Hij over Israël spreekt, zegt
Hij : "Ook gaf Ik hun Mijn sabbatten als een teken tussen Mij en hen,
opdat zij zouden weten, dat Ik, de Here, hen heilig" (Ez.20:12), hen
heilig maak. Dan is de sabbat een teken van Christus' macht om ons heilig
te maken. En hij is gegeven aan allen die door Christus geheiligd worden.
Als een teken van Zijn heiligmakende kracht is de sabbat gegeven aan
allen die door Christus deel worden van het Israël Gods.
En de Here zegt : "Indien gij
niet over de sabbat heenloopt door uw zaken te doen op Mijn heilige dag,
maar de sabbat een verlustiging noemt, de heilige dag des Heren van
gewicht,.... dan zult gij u verlustigen in de Here." (Jes.58:13) Voor
allen die de sabbat aannemen als een teken van Christus' scheppende en
verlossende kracht, zal hij een verlustiging zijn. Doordat ze Christus in
de sabbat zien, verlustigen ze zich in Hem. De sabbat wijst hen op de
scheppingswerken als een blijk van Zijn grote verlossingsmacht. Terwijl
hij de verloren vrede van Eden voor de geest brengt, vertelt hij tevens
over de vrede die hersteld is door de Heiland. En ieder voorwerp in de
natuur herhaalt Zijn uitnodiging: "Komt tot Mij, allen die vermoeid en
belast zijt, en Ik zal u rust geven". (Matth.11:28) (Wens der eeuwen)