DANIËL 5
De Gemeente: «geteld,
geteld, gewogen en...»
Er zijn mannen onder ons
in verantwoordelijke posities die van oordeel zijn dat de opinies van
een paar zogenaamde verwaande filosofen meer vertrouwd kunnen worden
dan de waarheid van de Bijbel, of de getuigenissen van de Heilige
Geest.
Zulk een geloof als dat van Paulus, Petrus of Johannes wordt ouderwets
en onverdraaglijk geacht in de tegenwoordig tijd. Het wordt absurd,
mystiek en onwaardig verklaard voor een intelligent verstand.
God heeft mij getoond dat
deze mannen Hazaëls zijn, die zich als een gesel zullen bewijzen voor
ons volk. (vergelijk 2 Kon.8:12). Zij zijn wijs boven hetgeen
geschreven staat. Dit ongeloof in de zuivere waarheden van Gods woord,
omdat het menselijk oordeel de verborgenheden van Zijn werk niet kan
bevatten, wordt gevonden in ieder district, in alle rangen van de
maatschappij. Het wordt geleerd in de meeste van onze scholen en komt
binnen bij de lessen van de kinderkamer.
Duizenden die belijden Christenen te zijn geven gehoor aan
leugengeesten. Overal zal de geest der duisternis u tegenkomen in het
kleed van de godsdienst.
Als alles, wat goddelijk
leven scheen te zijn, dit ook in werkelijkheid was, als allen die
belijden de waarheid voor te stellen de waarheid predikten en niet
ertegen, en indien zij mannen Gods waren, geleid door Zijn Geest, dan
konden wij iets verheugends zien temidden der overheersende zedelijke
duisternis.
Maar de geest van de antichrist heerst in zulk een uitgebreidheid als
nooit tevoren. Terecht kunnen wij uitroepen: “Help toch, Here, want er
zijn geen vromen meer; ja, de getrouwen zijn schaars onder de
mensenkinderen.” Ps. 12:2.
Ik weet dat velen veel te
gunstig denken over de tegenwoordige tijd. Deze liefhebbers van het
gemak zullen overspoeld worden in het algemeen verderf. Toch wanhopen
wij niet. Wij zijn geneigd om te denken dat waar geen getrouwe
predikanten zijn ook geen trouwe christenen kunnen zijn, maar dat is
niet het geval. God heeft beloofd, dat waar de herders niet trouw
zijn. Hij zelf de kudde onder Zijn hoede zal nemen (Ezechiël 34).
God heeft Zijn kudde nooit
geheel afhankelijk gemaakt van menselijke instrumenten. Maar de dagen
van de reiniging van de kerk naderen snel.
God wil een rein en waarachtig volk hebben. In de machtige schudding
die spoedig zal plaats vinden, zullen wij beter in staat zijn om de
krachten van Israël te meten.
De tekenen openbaren dat
de tijd nabij is dat de Here zal openbaren dat de wan in Zijn hand is
en dat Hij Zijn dorsvloer geheel doorzuiveren zal.
De dagen naderen snel dat
er grote verslagenheid en verwarring zullen zijn. Satan, bekleed als
een engel, zal indien het mogelijk ware, de uitverkorenen misleiden.
Er zullen vele goden en vele heren zijn. Alle wind van leer zal
waaien. Zij die «de valselijk zo genoemde wetenschap» de hoogste eer
bewezen hebben zullen dan niet de leiders zijn.
Zij, die hebben vertrouwd op intellect, genie, of talent zullen dan
niet aan het hoofd van de gelederen staan. Zij hebben geen gelijke
tred gehouden met het licht. Aan hen die zichzelf ontrouw tonen zal
dan de kudde niet toevertrouwd worden. Met het laatste plechtige werk
zullen weinig grote mannen verbonden zijn.
De Here heeft getrouwe dienstknechten, die in de schudding, de
toetsingstijd aan het licht zullen komen. Er zijn kostbare mensen die
nu verborgen zijn, maar die hun knieën voor Baal niet gebogen hebben.
Zij hadden niet het licht dat in een geconcentreerde bundel op u viel.
Maar het kan zijn dat onder een ruw en onaanlokkelijk uiterlijk de
zuivere helderheid van een waarlijk christelijk karakter geopenbaard
zal worden.
Overdag kijken wij naar de hemel, maar wij zien de sterren niet. Zij
zijn er, vast aan het hemelgewelf, maar het oog kan ze niet
onderscheiden. In de nacht zien wij hun echte luister.
De tijd is niet ver af dat
de toets zal komen tot iedere ziel. Het merkteken van het beest zal
ons opgedrongen worden. Zij die stap voor stap toegegeven hebben aan
de eisen van de wereld en gelijkvormig zijn geworden aan de gewoonten
van de wereld zullen het niet moeilijk vinden zich eerder te
onderwerpen aan de machten die er zijn, dan aan bespotting,
belediging, dreigende gevangenschap en dood. De strijd gaat over de
geboden van God en de geboden van de mensen. In deze tijd zal het goud
gescheiden worden van het schuim in de gemeente.
Ware godsvrucht zal duidelijk onderscheiden zijn van schijn en
klatergoud. Menige ster die wij bewonderd hebben om haar helderheid
zal dan uitgaan in de duisternis. Het kaf zal gelijk een wolk
weggevoerd worden door de wind, zelfs van plaatsen waar wij alleen
vloeren van rijke tarwe zien.
Allen, die de versierselen
van het heiligdom dragen, maar niet bekleed zijn met de gerechtigheid
van Christus, zullen verschijnen in de schande van hun eigen
naaktheid. Als bomen zonder vrucht als hinderpalen tegen de grond
geworpen worden, als een groot aantal valse broeders onderscheiden
worden van de ware, dan zullen de verborgenen aan het licht komen en
zich met hosanna's scharen onder de banier van Christus. Zij die
verlegen en niet zeker van zichzelf geweest zijn zullen zichzelf
openlijk voor Christus en Zijn waarheid verklaren. De meest zwakke en
aarzelende in de gemeente zal zijn als David - gewillig tot doen en
wagen. Hoe dieper de nacht voor Gods volk, hoe helderder de sterren.
Satan zal de getrouwen erg kwellen; maar in de naam van Jezus zullen
zij meer dan overwinnaars zijn. Dan zal de gemeente van Christus
verschijnen “schoon als de blanke maan, stralend als de gloeiende zon,
geducht als krijgsscharen.” (Hooglied 6:10)
De zaden der waarheid die
door de inspanningen van de zending zijn uitgestrooid zullen dan
openspringen en bloeien en vruchtdragen. Zielen, die moeilijkheden
verduren willen zullen de waarheid aanvaarden en zullen God loven dat
zij mogen lijden voor Jezus. “In de wereld zult gij verdrukking
hebben; maar hebt goede moed; Ik heb de wereld overwonnen.” (Joh.
16:33)
Wanneer de voortstormende
gesel doortrekt over de aarde (Jes. 28:15), als de wan de vloeren van
Jehova zuivert, zal God een hulp voor Zijn volk zijn. De trofeeën van
Satan mogen hoog verheven zijn, maar het geloof van de reinen en
heiligen zal onversaagd zijn.
Elia nam Elisa vanachter
de ploeg en wierp hem de mantel der toewijding om. De roeping tot dit
grote en plechtige werk was aangeboden aan mannen van geleerdheid en
positie; waren zij klein in eigen ogen geweest en hadden zij de Here
volkomen vertrouwd, dan zou Hij hen geëerd hebben om Zijn standaard
met triomf ter overwinning te dragen. Maar zij scheidden zich van God
af, gaven toe aan de invloed van de wereld, en de Here verwierp hen.
Velen hebben de wetenschap
verheven en de God der wetenschap uit het oog verloren. Dat was met
de kerk in haar zuiverste dagen niet het geval.
God zal een werk in onze
dagen doen dat slechts weinigen verwachten. Hij zal diegenen opwekken
en verheffen onder ons die eerder door de vereniging met Zijn geest
onderwezen zijn dan door een uiterlijke training in wetenschappelijke
instituten. Deze vaardigheden moeten niet verworpen of veroordeeld
worden; zij zijn door God ingesteld, maar zij kunnen alleen de
uiterlijke kwaliteiten toerusten. God zal openbaar maken dat Hij niet
afhankelijk is van geleerde, verwaande stervelingen.
Er zijn weinig werkelijk
toegewijde mensen onder ons, weinigen die het gevecht met het
eigen-ik gestreden en overwonnen hebben. Echte bekering is een
besliste verandering van gevoelens en motieven; het is in feite
afscheid nemen van wereldse connecties, een wegvluchten uit het
geestelijke atmosfeer, een zich onttrekken aan de heersende invloed
van hun gedachten, opinies en invloeden. De scheiding veroorzaakt
pijn en bitterheid bij beide partijen. Het is die verdeeldheid waarvan
Christus verklaarde dat Hij ze kwam brengen. Maar de bekeerde zal een
voortdurend verlangen gevoelen dat zijn vrienden alles voor Christus
zullen verzaken, wetende dat, indien zij dat niet doen, er een
beslissende en eeuwige scheiding zal zijn.
De ware Christen kan, terwijl hij bij ongelovige vrienden is, niet
lichtvaardig en beuzelachtig zijn. De waarde van de zielen waarvoor
Christus stierf is te groot.
Hij “die niet alles
verzaakt wat hij bezit” zegt Jezus, “kan mijn discipel niet zijn.”
Alles wat de genegenheden van Christus afleidt moet opgegeven worden.
De mammon is de afgod van velen. Haar gouden ketenen binden hem aan
Satan. Door een andere klasse worden reputatie en wereldse eer
aanbeden. Het leven van zelfzuchtig gemak en het vrij zijn van
verantwoordelijkheid is de afgod van anderen. Dit zijn de valstrikken
van Satan opgesteld voor de voeten van de argelozen. Maar deze slaafse
banden moeten verbroken worden; het vlees met zijn hartstochten en
begeerten moet gekruisigd worden. Wij kunnen niet half aan de wereld
en half aan de Here toebehoren. Wij zijn niet Gods volk tenzij wij het
helemaal zijn. Elke last, elke zonde waartoe men gemakkelijk vervalt,
moet weggedaan worden. Gods wachters zullen niet roepen “Vrede,
vrede” als God van geen vrede gesproken heeft. De stem van de
getrouwe wachters zal gehoord worden: “Gaat uit vandaar; raakt het
onreine niet aan, gaat weg uit haar midden, reinigt u, gij die vaten
des Heren draagt.” (Jes.52:11).
De gemeente kan zich niet vergelijken met de wereld, noch met de
opinies van mensen, noch met wat zij eens was. Haar geloof en haar
positie in de wereld zoals ze nu zijn moeten vergeleken worden met wat
zij geweest zouden zijn als zij altijd voorwaarts en opwaarts gegaan
was. De gemeente zal gewogen worden in de weegschaal van het
heiligdom. Als haar morele karakter en geestelijke staat niet
overeenstemt met de zegeningen en weldaden die God haar verleend
heeft, ZAL ZIJ TE LICHT BEVONDEN WORDEN. (5 Testimonies 79-83)
Vers 5-9. Tegenwoordigheid
van Ongeziene Gast Gevoeld.-- Een Wachter, die niet herkend werd, maar
wiens tegenwoordigheid een veroordelende macht inhield, zag toe op het
toneel van profanering. Spoedig deed de ongeziene en niet genode Gast
zijn aanwezigheid gevoelen. Op het moment waarop de godslasterlijke
zwelgpartij haar hoogtepunt had bereikt, verscheen een bloedeloze hand
die woorden van ondergang op de muur van de feestzaal schreef. "MENE,
MENE, TEKEL, UFARSIN," werd in vlammende letters geschreven.
Weinig waren de letters die de hand op de muur tegenover de koning
schreef, maar ze lieten zien dat de macht van God aanwezig
was.Belsazar was bevreesd. Zijn geweten werd wakker. De vrees en
verdenking die de zondaar altijd volgen, grepen hem aan. Als God de
mensen bang maakt, kunnen zij de intensiteit van hun verschrikking
niet verbergen. Alarm besloop de groten van het rijk. Hun lasterlijke
oneerbiedigheid ten opzichte van heilige dingen was in een ogenblik
verdwenen. Een dolle schrik nam al hun zelfbeheersing weg....
Tevergeefs trachtte de
koning de vlammende letters te lezen. Hij werd geconfronteerd met een
macht, die te sterk voor hem was. Hij kon het geschrift niet lezen (YI
19 mei, 1898). (BC 275 - E.G.White)