De Bijbel een
bron van veiligheid (37)
"Tot de wet en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord,
is er geen dageraad" (Jesaja 8:20). Gods volk heeft de Bijbel gekregen
als een beveiliging tegen de invloed van dwaalleraren en de misleidende
kracht van de geesten der duisternis. Satan gebruikt alle mogeüjke
listen om te voorkomen dat de mensen de Bijbel leren kennen, want de
duidelijke uitspraken van de Bijbel brengen Satans bedrog aan het
licht. Elke herleving van Gods werk prikkelt de vorst van het kwaad tot
grotere activiteit. Hij spant nu al zijn krachten in voor de laatste
strijd tegen Christus en zijn volgelingen. Wij zullen binnenkort de
laatste grote misleiding meemaken. De antichrist zal dan zijn
wonderwerken voor onze eigen ogen verrichten. De vervalsing zal zó
volmaakt zijn dat men alleen aan de hand van de Bijbel een onderscheid
zal kunnen maken tussen wat waar is en wat vals is. Elke uitspraak en
elk wonder zal op grond van Gods Woord moeten worden getoetst.
Zij die alle geboden Gods willen gehoorzamen, zullen verdrukt en bespot
worden. Zij kunnen alleen met Gods hulp stand houden. Willen ze de
beproeving die hun te wachten staat overleven, dan moeten ze Gods wil
begrijpen zoals die in zijn Woord is geopenbaard. Ze kunnen God alleen
eren als ze een juist beeld hebben van zijn karakter, heerschappij en
doelstellingen, en er ook naar handelen. Alleen zij die door de waarheid
van de Bijbel zijn versterkt, zullen in de laatste grote strijd stand
kunnen houden. Iedereen zal antwoord moeten geven op de doorslaggevende
vraag: Zal ik God of de mensen gehoorzamen? Het uur voor de beslissing
is aangebroken. Staan we op de rots van Gods onveranderlijk Woord? Zijn
we bereid de geboden Gods en het geloof van Jezus te verdedigen?
Jezus heeft zijn discipelen vóór zijn
kruisiging gezegd dat Hij zou worden gedood en uit het graf zou opstaan.
Er waren engelen tegenwoordig om zijn woorden in het hart en in het
verstand van de discipelen te griffen. Maar de discipelen verwachtten dat
ze van het Romeinse juk zouden worden bevrijd en konden de gedachte niet
verwerken dat Hij in Wie ze al hun hoop hadden gesteld, een smadelijke
dood zou sterven.
De woorden die ze hadden moeten
onthouden, werden uit hun gedachten gewist en toen de tijd der beproeving
kwam, waren ze niet voorbereid. De dood van Jezus had hun verwachtingen
zó de bodem ingeslagen dat het was alsof Hij hen helemaal niet van
tevoren had gewaarschuwd. Christus had zijn discipelen voorzegd wat er zou
gebeuren. Ook wij kunnen op grond van de profetieën weten wat er in de
toekomst zal plaatsvinden. De gebeurtenissen in verband met de afsluiting
van de genadetijd en de voorbereiding op de tijd der benauwdheid worden
duidelijk beschreven. Maar de meeste mensen begrijpen deze waarheden niet
beter dan wanneer ze nooit waren geopenbaard. Satan zorgt er wel voor dat
hij elke indruk die hen wijs zou kunnen maken ter zaligheid uitwist,
zodat ze in de tijd der benauwdheid volkomen onvoorbereid zullen zijn.
Wanneer God de mensen boodschappen zendt die zó belangrijk zijn dat ze
worden verkondigd door heilige engelen die “in het midden des hemels"
vliegen, verwacht Hij van iedereen met gezond verstand dat hij ook
aandacht zal schenken aan die boodschap. De vreselijke oordelen die zijn
uitgesproken over de aanbidding van het beest en zijn beeld (Openbaring
14:9-11) zouden de mensen moeten aansporen tot een grondig onderzoek van
de profetieën om te weten te komen wat het merkteken van het beest is en
hoe ze aan het ontvangen van dat merkteken kunnen ontkomen. Maar de grote
massa wil de waarheid niet horen en luistert liever naar fabels. De
apostel Paulus heeft over de eindtijd gezegd: “Want er komt een tijd,
dat (de mensen) de gezonde leer niet (meer) zullen verdragen" (2
Timoteüs 4:3). Die tijd is nu aangebroken. De meeste mensen zijn niet
gesteld op de waarheid van de Bijbel omdat ze indruist tegen het zondige,
wereldse hart. Satan zorgt dan wel voor de misleidingen waar ze zó van
houden.
Toch zal God een volk op aarde hebben dat de Bijbel en de Bijbel alléén
zal hooghouden als de maatstaf voor alle leerstellingen en de grondslag
voor alle hervormingen. De meningen van geleerden, de gevolgtrekkingen van
de wetenschap, de geloofsbelijdenissen of beslissingen van
kerkvergaderingen, die even talrijk en tegenstrijdig zijn als de kerken
die ze verdedigen, de stem van de meerderheid - niets van dit alles mag
worden beschouwd als het bewijs vóór of tegen één of ander geloofspunt.
Voordat men leerstellingen of geboden aanneemt, moet men het bewijs hebben
dat ze door een duidelijk „zo spreekt de Here" worden gestaafd.
Satan probeert voortdurend de mens
centraal te stellen en de aandacht van God af te leiden. Hij leert de
mensen dat ze de bisschoppen, predikanten en hoogleraren in de
godgeleerdheid als hun leiders moeten beschouwen, in plaats dat ze de
Bijbel zelfonderzoeken om te weten wat hun plicht is. Wanneer hij de geest
van deze leiders beheerst, kan hij de massa naar zijn eigen inzichten
manipuleren.
Toen Christus de woorden des levens
uitsprak, luisterden de gewone mensen graag naar Hem. Velen, zelfs onder
de priesters en oversten, geloofden ook in Hem, maar de hoge geestelijke
en politieke leiders waren vastbesloten zijn leer te veroordelen en te
verwerpen. Hoewel ze in al hun pogingen om beschuldigingen tegen Hem te
vinden werden teleurgesteld, hoewel zij de invloed van Gods kracht en
Gods wijsheid die in Christus woorden besloten lagen wel moesten erkennen,
volhardden zij in hun vooroordelen. Ze verwierpen de duidelijke bewijzen
dat Hij de Messias was omdat ze weigerden zijn discipelen te worden. Deze
tegenstanders van Jezus waren mannen voor wie het volk van kindsbeen af
eerbied had gehad. Ze hadden zich altijd zonder enig verzet voor hun
gezag gebogen. Ze stelden dan ook de vraag: „Heeft soms één van de
oversten in Hem gelooft], of van de Farizeeën?" „Zouden deze gelovige
mannen Hem niet hebben aanvaard als Hij werkelijk de Christus was?" Onder
invloed van zulke leiders heeft het Joodse volk zijn Verlosser verworpen.
Velen die tegenwoordig voor zeer
godsdienstig willen doorgaan, hebben eigenlijk nog altijd de geest die
deze priesters en oversten bezielde. Ze weigeren de Bijbel te onderzoeken
om de speciale waarheden voor deze tijd te leren kennen. Ze wijzen op hun
aantal, rijkdom en populariteit, en kijken minachtend neer op de
verdedigers van de waarheid omdat ze gering in aantal, arm en niet
populair zijn, omdat ze een geloof verdedigen waardoor ze van de wereld
verschillen.
Christus wist dat de ongegronde
aanspraak op gezag van de schriftgeleerden en Farizeeën niet zou eindigen
bij de verstrooiing van de Joden. Hij wist dat men het gezag van de mens
zou verheerlijken om het geweten te beheersen. Dit is een verschijnsel dat
in alle tijden een verschrikkelijke vloek voor de gemeente is geweest.
Zijn vreselijke veroordeling van de schriftgeleerden en Farizeeën en zijn
waarschuwing aan het volk om deze blinde leiders niet te volgen, zijn in
de Bijbel opgetekend als een vermaning voor de generaties die na hen
zouden komen.
De rooms-katholieke kerk kent alleen
haar geestelijkheid het recht toe de Schrift te verklaren. Ze beweert
dat alleen geestelijken bevoegd zijn om Gods Woord uit te leggen. Daarom
mogen leken de Bijbel niet lezen. De Hervorming heeft de Bijbel voor
iedereen toegankelijk gemaakt, maar door hetzelfde beginsel dat Rome
indertijd verdedigde, komen heel veel mensen in de protestantse kerken
er nooit toe de Bijbel zelf te onderzoeken. Men heeft ze geleerd dat
ze de leer van de Bijbel moeten aanvaarden zoals die wordt uitgelegd
door de kerk en er zijn duizenden mensen die niets durven aan te nemen
dat in strijd zou zijn met hun geloofsbelijdenis of met de algemeen
aanvaarde leer van hun kerk, ook al staat het nog zo duidelijk in de
Bijbel.
Ondanks het feit dat de Bijbel
herhaaldelijk waarschuwt voor dwaalleraren, zijn velen bereid hun ziel op
deze manier aan de geestelijkheid te verkopen. Zo zijn er in de
verschillende kerken duizenden gelovigen die hun geloof uitsluitend
steunen op het leergezag van hun godsdienstige leiders. Ze schenken bijna
geen aandacht aan de leer van Christus en stellen een onvoorwaardelijk
vertrouwen in de woorden van de predikanten. Maar zijn predikanten
onfeilbaar? Hoe kunnen we onze ziel aan hun leiding toevertrouwen als we
niet aan de hand van Gods Woord hebben kunnen vaststellen dat ze
lichtdragers zijn. Door een gebrek aan moed om de platgetreden paden van
de wereld te verlaten, lopen velen achter geleerde mensen aan, en daar ze
geen zin hebben om zelfde Bijbel te bestuderen, worden ze voor altijd
vastgeketend met de boeien van de dwaling. Ze weten dat de waarheid voor
deze tijd duidelijk in de Bijbel wordt uiteengezet en ze zien dat de
verkondiging ervan gepaard gaat met de kracht van de Heilige Geest. En
toch keren ze zich door het verzet van de geestelijkheid af van het
licht. Hoewel deze misleide mensen verstandelijk en moreel overtuigd zijn,
durven ze geen andere ideeën te hebben dan hun predikant en zo worden hun
persoonlijk oordeel en hun eeuwig heil opgeofferd aan het ongeloof, de
hoogmoed en de vooroordelen van derden.
Satan gebruikt vele middelen om zijn
gevangenen door menselijke invloed aan zich te binden. Talloze mensen
brengt hij onder zijn macht door hen met de zilveren koorden van de liefde
vast te binden aan de vijanden van het kruis van Christus. Of deze binding
nu bestaat met ouders, kinderen, echtgenoot of echtgenote, of met de
maatschappij, het resultaat is altijd hetzelfde. De tegenstanders van de
waarheid gebruiken hun gezag om het geweten aan banden te leggen en de
mensen die onder hun invloed staan, hebben niet genoeg moed of zijn niet
onafhankelijk genoeg om de stem van hun geweten te volgen.
De waarheid en de heerlijkheid van God
zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden. Mensen die de Bijbel kennen,
kunnen God onmogelijk eren door dwaalleringen. Velen beweren dat het niet
zo belangrijk is wat ze geloven, als ze er maar voor zorgen dat er niets
valt aan te merken op hun leven. Maar ze vergeten dat hun leven de
uitdrukking is van hun geloof. Als het licht en de waarheid binnen ons
bereik zijn en wij ze niet willen zien of horen, maken wij geen gebruik
van een groot voorrecht en verkiezen we de duisternis boven het licht.
"Soms schijnt een weg iemand recht, maar
het einde daarvan voert naar de dood" (Spreuken 16:25). Onwetendheid is
geen verontschuldiging voor dwaling of zonde wanneer men alle kansen
heeft om Gods wil te kennen. Iemand is op reis en komt op een
kruispunt. Een wegwijzer geeft de verschillende richtingen aan. Als hij
geen rekening wenst te houden met de wegwijzer en de weg inslaat die hem
de juiste toeschijnt, dan mag hij nog zo oprecht zijn, maar hij zal naar
alle waarschijnlijkheid ontdekken dat hij op de verkeerde weg is.
God heeft ons zijn Woord gegeven om zijn richtlijnen te leren kennen en
om te weten wat Hij van ons verlangt. Toen de wetgeleerde tot Jezus kwam
en Hem vroeg: „Meester wal moet ik doen om het eeuwige leven te beerven?"
Wees de Heiland hem op de Schrift met de woorden: „Wat staat in de wet
geschreven? Hoe leest Gij?" Onwetendheid zal jong noch oud
verontschuldigen en niemand ontslaan van de straf die staat op de
overtreding van Gods wet omdat iedereen een getrouwe uiteenzetting heeft
van die wet en van haar beginselen en eisen. Goede bedoelingen volstaan
niet. Het is niet voldoende als iemand doet wat hij juist acht of wat de
predikant als juist beschouwt. De redding van zijn leven staat op het spel
en hij moet de Bijbel zelf onderzoeken. Hij mag nog zoveel van iets
overtuigd zijn en nog zoveel vertrouwen stellen in de kennis van een
predikant, toch is dat niet het fundament waarop hij moet bouwen. Hij
heeft een kaart die elke richting op de weg naar de hemel aanduidt en
hoeft dus niets te raden,
Het is de eerste en hoogste plicht van
elk redelijk denkend wezen de waarheid uit de Bijbel te leren kennen om
daarna in het licht te wandelen en anderen aan te moedigen zijn voorbeeld
te volgen. We zouden elke dag de Bijbel ernstig moeten onderzoeken, elke
gedachte moeten overdenken en de ene tekst met de andere vergelijken. We
moeten met Gods hulp persoonlijk onze standpunten vormen, want we zullen
persoonlijk rekenschap voor God dienen af te leggen.
De waarheden die in de Bijbel zo
duidelijk naar voren komen, zijn in twijfel getrokken en in duisternis
gehuld door geleerden die met een schijn van grote wijsheid verkondigen
dat de Bijbel een mystieke, geheime, geestelijke betekenis heeft die in de
gebruikte taal niet tot uiting komt. Dit zijn dwaalleraren.
Jezus heeft tot zulke mensen gezegd: „Gij kent de Schriften niet noch de
kracht Gods" (Marcus 12:24).
De taal van de Bijbel dient letterlijk
te worden begrepen, tenzij er een symbool of beeldspraak is gebruikt.
Christus heeft de belofte uitgesproken: „Indien iemand diens (Gods) wil
doen wil, zal hij van deze leer weten" (Johannes 7:17). Als de mensen
wilden aannemen wat er in de Bijbel staat, als er geen dwaalleraren waren
om ze te misleiden en in verwarring te brengen, zou er een werk worden
gedaan dat de engelen zou verblijden en dat duizenden en nog eens
duizenden die nu nog in dwaling ronddolen, zou toevoegen aan de kudde van
Christus.
Wij moeten bij het onderzoek van de
Bijbel ons verstand en ons denkvermogen volledig inzetten om door te
dringen tot de diepten Gods voor zover dat voor sterfelijke wezens
mogelijk is. Toch mogen we niet vergeten dat de geest van de ware
bijbelonderzoeker wordt gekenmerkt door de leergierigheid en
onderdanigheid van een kind. Moeilijke bijbelteksten kunnen nooit worden
benaderd met de methoden die worden gebruikt om wijsgerige problemen op
te lossen. Wij mogen de Bijbel niet bestuderen met de zelfingenomenheid
waarmee zovelen de wetenschap beoefenen, maar we moeten in nederigheid en
afhankelijkheid lot God komen en er oprecht naar verlangen zijn wil te
leren kennen. We moeten onze geest volledig openstellen om kennis te
ontvangen van de grote IK BEN, anders zullen boze engelen onze geest zó
verblinden en ons hart zó verharden dat de waarheid geen indruk op ons zal
maken.
Veel bijbelgedeelten die volgens de
geleerden een verborgenheid zijn of als onbelangrijk worden bestempeld en
gewoon worden overgeslagen, bevatten woorden van troost en vermaning voor
hem die in de school van Christus is onderwezen. Eén van de redenen waarom
veel theologen Gods Woord zo slecht begrijpen is het feit dat zij hun ogen
sluiten voor waarheden die ze niet in de praktijk willen brengen. Het
begrijpen van de bijbelse waarheid hangt niet zozeer af van het verstand
waarover men beschikt als wel van de oprechtheid en het vurige verlangen
naar gerechtigheid.
De Bijbel moet altijd biddend worden
onderzocht. Alleen de Heilige Geest kan ons het belang doen inzien van de
dingen die men makkelijk kan begrijpen en Hij kan voorkómen dat we
moeilijk te vatten waarheden gaan verdraaien. Het is de taak van de
hemelse engelen onze harten voor te bereiden om het Woord van God zó te
begrijpen dat we bekoord worden door zijn schoonheid, vermaand worden door
zijn waarschuwingen of bezield en gesterkt worden door zijn beloften. Het
gebed van de Psalmist, “Ontdek mijn ogen, opdat ik aanschouwe de wonderen
uit uw wet" (Psalm 119:18), zou ook het onze moeten worden. Verzoekingen
schijnen vaak zo onweerstaanbaar omdat hij die wordt verzocht zich Gods
beloften niet onmiddellijk voor de geest kan halen om Satan te bestrijden
met de wapens van de Schrift, daar hij zijn gebedsleven en zijn
bijbelstudie zo schromelijk heeft verwaarloosd. De engelen scharen zich
echter rondom hen die zich in de hemelse dingen willen laten onderwijzen.
Wanneer ze er dringend behoefte aan hebben, zullen ze hun de waarheden die
ze nodig hebben in herinnering brengen en „als de vijand zal komen gelijk
een stroom, zal de Geest des HEREN de banier tegen hem oprichten" (Jesaja
59:19, Statenvertaling).
Jezus had zijn discipelen beloofd: „De
Trooster, de Heilige Geest, die de Vader zenden zal in mijn naam, die zal
u alles leren en u te binnen brengen al wat Ik u gezegd heb" (Johannes
14:26). Maar als wij willen dat Gods Geest ons de woorden van Jezus op het
kritieke ogenblik te binnen brengt, moeten we ze van tevoren in onze
geest opnemen. David heeft gezegd: „Ik berg uw Woord in mijn hart, opdat
ik tegen U niet zondige" (Psalm 119:11).
Wie zijn eeuwig leven op prijs stelt,
moet op zijn hoede zijn voor twijfel. De aanvallen zullen juist op de
grondwaarheden worden gericht. Het is onmogelijk buiten het bereik van de
spot, de drogredenen en de arglistige en verderfelijke leer van het
moderne ongeloof te blijven. Satan past zijn verleidingen aan voor alle
klassen. De minst ontwikkelden valt hij aan met spot en hoon, terwijl hij
de meer ontwikkelden tegemoet treedt met wetenschappelijke bezwaren en
filosofische beschouwingen die wantrouwen en minachting voor de Bijbel
moeten doen ontstaan. Zelfs jonge mensen met weinig ervaring durven al te
twijfelen aan bepaalde basisbeginselen van het christendom. Dit ongeloof
onder de jeugd oefent, hoe oppervlakkig het ook is, toch zijn invloed uit.
Velen gaan daardoor spotten met het geloof van hun ouders en smaden de
Geest der genade. (Hebreeën 10:29).
Velen die tot eer van God en tot zegen voor de wereld zouden kunnen leven,
zijn vergiftigd door de onreinheid van het ongeloof. Alle mensen die hun
vertrouwen stellen in de aanmatigende conclusies van de menselijke rede en
zich inbeelden dat ze verborgenheden kunnen ontsluieren en tot de
waarheid kunnen doordringen zonder de hulp van Gods wijsheid, zitten al
gevangen in de strikken van Satan.
We leven in het plechtigste tijdperk van de wereldgeschiedenis. Heel
binnenkort valt de beslissing over het lot van de miljoenen bewoners van
deze aarde. Ons eeuwig heil en de zaligheid van andere mensen hangt af van
de weg die we nu inslaan. Wij moeten ons laten leiden door de Geest der
waarheid. Elke volgeling van Christus moet zich in alle ernst afvragen:
“Here, wat wilt Gij dat ik doe?" Wij moeten ons voor de Here
verootmoedigen onder vasten en bidden en ons vaak verdiepen in zijn Woord,
vooral met betrekking tot de gebeurtenissen rond het oordeel. We moeten
persoonlijk vertrouwd raken met de dingen Gods. Wij hebben geen minuut
te verliezen. Gebeurtenissen van levensbelang spelen zich rondom ons
af. Wij staan op Satans betoverde grond. Slaapt niet, wachters op Gods
muren, want de vijand ligt op de loer: hij zal zich zodra u lauw of traag
wordt op u werpen en u tot zijn prooi maken.
Velen maken zich allerlei illusies over de manier waarop God hun toestand
beoordeelt. Ze zijn er trots op dat ze bepaalde verkeerde dingen niet
hebben gedaan en denken niet aan de goede daden die God van hen verlangt,
maar die ze ook niet gedaan hebben. Het is niet voldoende als men een
boom is in Gods hof. Men moet aan Gods verwachtingen beantwoorden door
vrucht te dragen. God zal iedereen rekenschap vragen van al het goede dat
hij door zijn genade had kunnen doen en dat hij toch niet gedaan heeft. In
de boeken des hemels staan ze opgetekend als onnutte dienstknechten. Toch
is zelfs het geval van deze groep mensen niet hopeloos, want de
lankmoedige Liefde pleit nog steeds voor hen die Gods barmhartigheid
hebben versmaad en zijn genade hebben verworpen. „Daarom heet het:
Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u
lichten. Ziet dus nauwlettend toe, hoe gij wandelt (...), u de gelegenheid
ten nutte makende, want de dagen zijn kwaad" (Efeziërs 5:14-16).
In de tijd der beproeving zullen zij die Gods Woord tot hun levensgids
hebben gemaakt, herkenbaar zijn. In de zomer is er geen verschil tussen de
altijd-groene bomen en de andere, maar wanneer de herfst-stormen komen,
blijven de altijd-groene bomen onveranderd, terwijl de andere bomen hun
bladeren laten vallen.
Op dit ogenblik is er misschien geen verschil te zien tussen ontrouwe en
ware christenen, maar binnenkort zal het verschil duidelijk merkbaar
worden. Wanneer er straks tegenstand komt en fanatisme en
onverdraagzaamheid de kop weer opsteken, wanneer er weer vervolgingen
losbarsten, zullen de meelopers en de huichelaars wankelen en hun geloof
verliezen, maar de ware christenen zullen staan als een rots in de
branding, met meer geloof en hoop dan in de dagen van voorspoed.
De Psalmist zegt: “Ik ben verstandiger
dan al mijn leermeesters, want uw getuigenissen zijn mij tot overdenking".
“Uit uw bevelen heb ik inzicht ontvangen; daarom haat ik elk leugenpad"
(Psalm 119:99,104).
“Welzalig de mens die wijsheid
vindt". „Hij toch zal zijn als een boom, aan het water geplant, die zijn
wortels tot aan een beek uitslaat, en het niet merkt, als er hitte komt,
maar welks loof groen blijft, die in een jaar van droogte geen zorg heeft
en niet nalaat vrucht te dragen" (Spreuken 3:13; Jeremia 17:8).
(Grote Conflict, - E.G.White)