Uw hand wil ik niet verkorten, Door opstandigheid o Heer Wil dan de genade storten Opdat ik Uw normen eer.
En Heer, als de tijd aanbreekt, Dat mijn pelgrimstocht afsnijdt Dan hoop ik dat Gij eens uitspreekt, Het welkomstwoord dat mij verblijdt.
Geef dat ik niet vast gekluisterd Leef naar menselijk inzicht, Maar dat mijn ziel altijd luistert Naar de Geest van het ware licht.
|
|
|