Wat dit allemaal inhoud


We moeten de glorieuze waarheid tot iedere vezel van ons bestaan laten
doordringen: Als we tot Jezus komen, komen we bij God. Jezus is niet een
halteplaats op de weg tussen hemel en aarde. Hij is God. Jezus, is en is altijd
geweest wat God is. ‘In het begin was het Woord, het Woord was bij God en
het Woord was God’ (Johannes 1:1).
Jezus houdt zo veel van ons dat hij ons ‘vrienden’ noemt (Johannes
15:14,15),
precies zoals Abraham in het Oude Testament de ‘vriend’ van
God werd genoemd (2 Kronieken 20:7
). Wij mogen hem heel dicht naderen,
maar laten we daarbij nooit vergeten wie hij is – God! We mogen hem
in onze gebeden en onze liederen, en in de manier waarover we over hem
praten, nooit behandelen als een ‘buddy’, als iemand die zich op ons
niveau bevindt.



Door de eeuwen heen, tot op de dag van vandaag, hebben mannen en
vrouwen steeds gevoeld dat ze een middelaar nodig hebben. Zich bewust
van hun eigen onwaardigheid, hebben zij uitgekeken naar andere mensen
van wie zij dachten dat zij dicht bij God leefden en die daarom hun gebeden
en andere noden voor God zouden kunnen brengen op een manier
die voor God aanvaardbaar was. Maar in werkelijkheid is er altijd maar
één echter Priester geweest, en is dat nog steeds het geval: de God-mens,
die ons hoogstpersoonlijk tot in Gods aanwezigheid brengt. Alle andere
priesters waren alleen maar ‘schaduw-priesters’, die zelf ook behoefte
hadden en hebben aan een middelaar: Jezus Christus.

Daarom moest zelfs de hogepriester in het aardse heiligdom
‘niet alleen offers opdragen voor de zonden van het volk
maar ook voor zijn eigen zonden’ (Hebreeën 5:3).





De hemel verwelkomt ons. Wij horen er thuis. Wij komen niet schoorvoetend,
met de pet in de hand. Jezus is er voor ons. Hij zorgt ervoor dat we welkom zijn.

‘Nu wij een hooggeplaatste hogepriester hebben die de hemel is doorgegaan,
Jezus, de Zoon van God, moeten we vasthouden aan het geloof dat we belijden.
Want de hogepriester die wij hebben is er een die met onze
zwakheden kan meevoelen, juist omdat hij, net als wij,
in elk opzicht op de proef is gesteld, met dit verschil dat hij niet vervallen is tot zonde.
Laten we dus zonder schroom naderen tot de troon van de Genadige,
waar we telkens als we hulp nodig hebben barmhartigheid en genade vinden’
(Hebreeën 4:14-16).



God wil bij ons wonen–lezing - 2011)


(C) 2004 - Alle rechten voorbehouden

Deze pagina afdrukken