|
|
De Thora aan JOB gegeven Was Gods Woord, het eeuwig leven Alle lofprijzing en eer Ging naar God uit als Opperheer.
Hij werd met rijkdom overladen Maar zijn ziel liet hij niet schaden Het Woord van God en zijn geloof Zouden nooit worden geroofd.
Hij was rechtvaardig in Gods ogen Werd niet verteerd door zijn vermogen Aan armen, weduwen en wezen Werd barmhartigheid bewezen.
Omdat God het had toegestaan Mocht de vijand JOB zwaar slaan Alles werd JOB afgenomen Zelfs zijn vlees en bloed, mocht niet ontkomen.
JOB bleef op Gods Naam vertrouwen, Want hij zou Hem eens aanschouwen En dank zij Gods rechtvaardigheid Werd hij de rijkste mens van zijn tijd.
Gebed:
Heer, mocht ik geen antwoord krijgen op mijn mogelijke vragen, Geef dan dat ik leer te zwijgen en omhels wat ik moet dragen.
|
|