|
|
Mijn geest is vermoeid van het jagen en jachten, De onrust die plaats vindt in mijn gedachten, Ik word door mijn zondelast geplaagd en Gods beeld in mij is heel erg vervaagd.
Ik ben vaak down en zeer verdrietig En als mens ben ik bijzonder nietig, Mijn slechte gevoelens spelen mij de baas; En ik handel vaak bijzonder dwaas.
De eenzaamheid blijft mij verstrikken En ik dreig, o God, daarin te stikken, Ik bid dat de Herder naar mij zoekt en Dat mijn naam bij Hem staat geboekt.
Yvette
|
|