|
|
Wij zijn als mensen onvolkomen en iedereen heeft wel eens iets. Ik heb nog niemand horen zeggen: "Echt, ik mankeer nu werk'lijk niets!"
Maar 't moet natuurlijk niet ontaarden in faalangst, depressiviteit, aantrekk'lijkheid bij ieders zorgen, zodat je zelf het meeste lijdt.
Je ziet geen positieve dingen, de wereld om je heen is zwart, je blijft maar stilstaan bij je fouten en wordt verdrietig en verward.
Kom, mensenkind, ga eens rechtop staan en zeg tegen je spiegelbeeld: "Ik mag gelukkig en blij leven, omdat God Zijn goedheid met mij deelt!"
"Met Hem kan ik de grootste zorgen, de nood die mij bespringt weerstaan. Met Hem kan ik door dalen dwalen, maar ook de hoogste berg opgaan.
Hij is mijn God, wat zal ik vrezen, als Hij mij met Zijn hand geleidt? Hij is mijn Kracht, mijn Licht, mijn Leven, met Hem verwin ik elke strijd!"
|
|