Ik zag mensen met sterk geloof in wanhoop roepen tot en pleiten met God. Hun gezichten waren bleek en getekend door diepe angst, uitdrukking gevend aan hun innerlijke strijd. Vastberadenheid en grote ernst was op hun gezichten te lezen; grote druppels zweet vielen van hun voorhoofden. Nu en dan lichtte hun gezichten op door de uitingen van Gods genade, om meteen daarna weer vervuld te zijn van een ingetogen, maar ernstig bange blik. {CET 175.1}
Terwijl zij die baden, doorgingen met hun ernstige roep, brak van tijd tot tijd een lichtstraal van Jezus door om hun harten te bemoedigen en hun gezichten te verlichten. Sommigen, zo zag ik, namen niet deel aan dit werk van worsteling en smeking. Zij leken onverschillig en zorgeloos. Zij boden geen weerstand aan de duisternis rondom hen en het sloot hen in als een dikke wolk. De engelen van God verlieten dezen en gingen hulp bieden aan hen die ernstig baden. Ik zag engelen van God zich haasten naar hen die met al hun krachten vochten om weerstand et bieden aan boze engelen en pogingen deden zichzelf te helpen door God met volharding aan te roepen. Maar Zijn engelen lieten hen die geen pogingen deden om zichzelf te helpen met rust en ik verlor hen uit het oog. {CET 175.3}
Matteus 25:1-13 1 Dan zal het Koninkrijk der hemelen vergeleken worden met tien maagden, die haar lampen namen en uittrokken, de bruidegom tegemoet. 2 En vijf van haar waren dwaas en vijf waren wijs. 3 Want de dwaze namen haar lampen mede, maar geen olie; 4 doch de wijze namen olie in haar kruiken, met haar lampen. 5 Terwijl de bruidegom uitbleef, werden zij allen slaperig en sliepen in. 6 En midden in de nacht klonk een geroep: De bruidegom, zie, gaat uit hem tegemoet! 7 Toen stonden al die maagden op en brachten haar lampen in orde. 8 En de dwaze zeiden tot de wijze: Geeft ons van uw olie, want onze lampen gaan uit. 9 Maar de wijze antwoordden en zeiden: Neen, er mocht niet genoeg zijn voor ons en voor u; gaat liever naar de verkopers en koopt voor uzelf. 10 Doch terwijl ze heengingen om te kopen, kwam de bruidegom, en die gereed waren, gingen met hem de bruiloftszaal binnen, en de deur werd gesloten. 11 Later kwamen ook de andere maagden en zeiden: Heer, heer, doe ons open! 12 Maar hij antwoordde en zeide: Voorwaar, ik zeg u, ik ken u niet. 13 Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur.
Habakuk 2:1-3 1 Ik wil gaan staan op mijn wachttoren en mij stellen op de wal, ik wil uitzien naar wat Hij tot mij spreken zal, en wat ik moet antwoorden op mijn klacht. 2 Toen antwoordde de HERE mij: Schrijf het gezicht op en zet het duidelijk op tafelen, opdat men het in het voorbijlopen zal kunnen lezen. 3 Want wel wacht het gezicht nog tot de bestemde tijd, maar het spoedt zich zonder falen naar het einde; als het vertoeft, verbeid het, want komen zal het gewis; uitblijven zal het niet.
|