door A.T.Jones, Preken over de boodschap van de derde engel – nr. 8 1893 General Conference Bulletin
De bewijzen die ons gegeven zijn laten steeds opnieuw zien dat de tijd is aangebroken voor de gebeurtenissen die het einde van de wereld aankondigen. Steeds weer zijn er bewijzen vanuit de Bijbel gepresenteerd en de directe getuigenissen van de Heer, dat het nu de tijd is dat we de kracht moeten hebben die ons helpt om de boodschap aan de wereld te verkondigen, om mensen te redden en zelf gered te worden van de vernietiging die op handen is. Broeders, de gevaren die ons bedreigen tot het einde van de wereld, vervolgingen, en de dingen van buiten, zijn altijd slechts klein vergeleken met de gevaren die ieder persoonlijk vanuit zijn individuele ervaring bedreigen. [stemmen in het publiek: “Dat is waar.”] Het grootste gevaar is dat in deze gemeente en bij onze mensen overal, de dingen waarover zij zelf bezorgd zouden moeten zijn niet zien, maar meer zullen kijken naar de dingen die van buitenaf komen en op die aanwijzingen afgaan om te zien of hun eigen hart goed is tegenover God. Ze zullen meer naar deze dingen kijken als een soort theorie in plaats van dat ze een levende Christus in zich hebben, waardoor al deze dingen van buiten, buiten mogen blijven en zij voorbereid mogen zijn om ze in de vreze des Heren en de verlossing van God het hoofd te bieden. Dat is, zoals ik zei, het grootste gevaar dat er is in deze gemeente hier en we mogen de gemeente zo groot maken dat het elke overtuigde sabbatvierder in de hele wereld omvat.
En nu zijn we aangeland bij de studie van vanmorgen, bij het deel dat rechtstreeks op u en mij van toepassing is – de dingen die u en ik moeten doen en de dingen die we nodig hebben van God. We gaan deze dingen bestuderen en ernaar handelen met het oog op de redding van God, die zeer betrokken is bij u en mij. Voor mij, van wat ik weet en van wat ik weet dat ik weet – voor mij is deze les en de volgende het meest beangstigende van alles wat ik tot nu toe heb gebracht. Ik heb ze niet gekozen en ik vrees voor ze, maar broeders, zoals broeder Prescott ons gisteravond geleerd heeft: het heeft geen zin om iets achter te houden; het heeft geen zin voor ons om te pappen en nat te houden; het heeft geen zin voor ons om luchtig over deze dingen te spreken; het heeft geen zin voor ons om in deze dagen met onze ogen dicht rond te lopen en niet te weten wat onze situatie is. Het heeft geen zin voor ons om onze verwachtingen te stellen in de waarheid van God, zoals het de verwachting van mensen is dat er dingen staan te gebeuren en toch toe te staan dat moeilijkheden in ons eigen hart en leven ons verhinderen deel te hebben aan het goede wanneer het zich aandient. Dat heeft allemaal geen enkele zin, is het niet?
Ik zeg u opnieuw dat de lessen waar ik voor gekomen ben, en welke gegeven moeten worden – dat staat vast – voor mij het meest beangstigend zijn door de realiteit van de dingen die zij ons vertellen, de situatie waarin ze ons plaatsen, dan iets anders waar ik ooit in mijn persoonlijke onderwijzing mee te maken heb gehad. En dan zeg ik opnieuw, ik vrees ervoor; ik vrees ervoor, omdat ik bang ben voor sommige van de consequenties die het zal hebben, omdat het niet ontvangen wordt als het zou moeten – met hart en ziel, ingetogen voor God, Hem alleen vragend of deze dingen zo zijn. Sommige dingen zijn niet voor iedereen plezierig om aan te horen, net als hoe ze niet plezierig zijn voor mij om te vertellen. Ze zijn zo persoonlijk op ons van toepassing als individuen. Maar broeders, waar we staan, de situatie waarin we ons bevinden en in de vreze des Heren, het moet gedaan worden.
En wanneer het gedaan zal worden, vraag ik u om te beginnen mij niet erboven te plaatsen alsof ik van u en de dingen die ik vertel gescheiden zou zijn. Ik ben in al deze dingen gelijk aan u. Ik, met u, net zo zeker en net zo veel, moet voorbereid zijn om te ontvangen wat God ons gaat geven, net als iedereen op aarde. Dus ik smeek u om mij niet van u apart te zetten in deze kwestie. Zoals u fouten zult ziet die u begaan heeft, zo zal ik ook fouten zien die ik begaan heb, en neemt u het mij alstublieft niet kwalijk als er dingen naar voren komen die fouten uiteenzetten die u hebt begaan: neemt u mij niet kwalijk als u denkt dat ik u veroordeel of fouten bij u zoek. Ik zal eenvoudigweg alleen de feiten weergeven en u die deel heeft aan deze dingen zal ieder voor zich weten of het al dan niet een feit voor uzelf is; net zoals het mij en mijzelf aangaat in deze dingen, zal ik weten dat het voor mij een feit is. Wat ik wil broeders, is eenvoudigweg God zoeken met heel mijn hart, [gemeente: “Amen”] en alles uit de weg te ruimen, zodat God ons kan geven wat Hij voor ons bedoeld heeft.
Ik zal niet proberen, en u moet niet van mij verwachten, om hier snel doorheen te gaan, omdat ik zo langzaam zal gaan als het kan, zodat we al deze dingen met zorg overdenken. Met deze lessen zal ik presenteren wat ik in mijn gedachten heb om aan u te presenteren. Laat ons dus samen deze dingen bestuderen.
Ik zal beginnen met de gedachte waar we gisteravond mee gestopt zijn. De gedachte was dat de tijd gekomen is waarin God heeft beloofd om de vroege en late regen te geven. De tijd komt als we ernaar vragen en het verwachten. En we kunnen de les die broeder Prescott ons gisteren over hetzelfde onderwerp heeft gebracht, in gedachten houden.
Vanavond lees ik de passage waar ik gisteren aan refereerde, maar waarvan ik het boek niet bij me had. Het staat in “The Ministry of Peter and Conversation of Saul”, pagina 9. Nadat er verteld is over de uitstorting van de Heilige Geest, Pinksteren en de resultaten in de bekering van zielen, etc., wordt er gezegd:
“Dit getuigenis met betrekking tot de organisatie van de Christelijke kerk is ons gegeven, niet alleen als belangrijk onderdeel van de heilsgeschiedenis, maar ook als een les. Allemaal die de naam van Christus belijden, moeten wachten, waken en bidden met één hart. Alle verschillen moeten aan de kant gezet worden en eenheid en liefde voor elkaar doordringt iedereen. Dan kunnen onze gebeden naar boven, naar onze Hemelse Vader opstijgen met een sterk en oprecht geloof. En dan kunnen we geduldig wachten en hopen op de vervulling van de belofte.”
Wanneer gaat die “dan” in vervulling? Wanneer we wachten, waken en bidden met één hart, wanneer we alle verschillen aan de kant zetten en eenheid en liefde voor elkaar iedereen doordringt. Daarom broeders, als er ook maar één verschil is tussen u en iemand op deze aarde, maakt niet uit of ze van dit instituut zijn of niet, dan wordt het tijd voor u en mij om deze verschillen uit de weg te ruimen. Als die persoon niet hier is, zodat je naar hem toe kan lopen en erover kan praten, schrijf hem dan en vertel hem er alles over en vertel hem uw positie en wat u doet. U hebt verder geen enkele verantwoordelijkheid voor hem, of hij het nou aanneemt of niet. U hebt gehandeld in de aanwezigheid van God en in wat Hij u opdraagt om te doen. [Een vraag van iemand in de zaal: “Bedoelt u mensen van de wereld, iedereen?”] Ja, ik zeg iedereen, omdat als er zonden zijn tussen mij en mensen die buiten zijn, dan weten ze dat en deze verschillen zullen ons werk naar hen toe verhinderen wanneer we op pad gaan met de boodschap, ofschoon God ons zijn Heilige Geest geeft in de uitstorting van de spade regen. Elk meningsverschil, elke vijandschap, of iets van dien aard dat tussen mij en iemand op deze wereld is, zal mij verhinderen om hem met de boodschap te benaderen.
Als we mensen bedrogen hebben en niet eerlijk zijn geweest in onze afspraak met iemand en we niet eerlijk zijn geweest in ons doen en laten naar de wereld toe, broeders, laten we dat in orde maken. En hier in Battle Creek zijn misschien mensen die zulke dingen moeten doen naar mensen van deze stad – ik bedoel onze eigen mensen, tegen de mensen van deze stad. Wij houden bijeenkomsten voor de mensen in deze stad en er is ons verteld dat er verwacht wordt dat wanneer de zegen van God op deze bijeenkomsten neerdaalt, het naar de stadsmensen wordt meegenomen, zodat zij dit met ons kunnen delen. Daarom wil ik tegen de Adventisten in deze stad zeggen: “maak die dingen in orde die niet oprecht zijn voor je eigen gemoedsrust en de gemoedsrust van degene die God wil redden in deze stad, maak het in orde. Als u mensen heeft bedrogen, ga naar ze toe en geef het toe en geef hen terug wat u gestolen heeft. Als u in uw zakelijke transacties niet eerlijk bent geweest, als u iets heeft ontvangen op een hebberige manier, laat die slechtheid los. Sta oprecht voor het aangezicht van God.
Dit wordt tegen ons gezegd: “Alle verschillen moeten aan de kant gezet worden en eenheid en liefde voor elkaar doordringt iedereen.”
Dat is wat de discipelen deden toen ze die tien dagen het aangezicht van de Heer zochten. Ze schoven alle verschillen opzij. Denkt u nu niet dat in deze tien dagen de andere discipelen die zo jaloers waren op Jakobus en Johannes toen ze bij monde van hun moeder aan de Verlosser gevraagd hadden om de ene rechts en de andere links van Hem te mogen zitten in het koninkrijk van God. De rest van de discipelen waren daar niet blij mee – denkt u niet dat zij dat alles opzij geschoven hebben, het aan elkaar beleden en erover gepraat hebben met elkaar en zelf niet inzagen hoe gemeen dat allemaal was?
Jezus riep een kind bij zich en zei: “Wie zichzelf vernedert en wordt als dit kind, die is de grootste in het koninkrijk van de hemel.” Deze dingen werden aan de kant gezet, deze verschillen en jaloezieën en angst dat de een groter zou zijn dan de ander in het koninkrijk van God, werd allemaal aan de kant gezet. En we hebben gehoord dat ook hier deze dingen onder ons zijn – ambitie voor de hoogste plaats, jaloezie over positie en nijd over een situatie – deze dingen staan tussen ons in. Nu is de tijd gekomen om deze dingen weg te doen. Nu is de tijd gekomen voor iedereen om te ontdekken hoe klein hij kan zijn aan de voeten van Christus. En niet hoe hoog in de Conferentie of in de achting van mensen of hoe hoog in het Conferentie Comité of Generale Conferentie Comité. Dat is absoluut niet belangrijk.
“Alle verschillen moeten aan de kant gezet worden en eenheid en liefde voor elkaar doordringt iedereen.”
Als dit speciaal betrekking heeft op ons als broeders en zusters in de kerk, in de gemeente, dan siert het ons als we ons bewust zijn van enig verschil tussen ons en iemand op deze wereld, dat we dat uit de weg ruimen. Maakt niet uit wat u ervoor moet doen. Dat is niet belangrijk. Het kan ons niet het leven kosten als we het doen; het zal ons wel ons leven kosten als we het niet doen, dat staat vast. En wanneer dat gedaan is, “dan kunnen onze gebeden naar boven, naar onze hemelse Vader opstijgen met een sterk en oprecht geloof.” Wanneer u weet dat u rein bent in Gods ogen, zo ver als voor u mogelijk is, alle problemen weg hebt gewerkt tussen u en uw broeder en beleden hebt aan God wat hij u heeft laten zien en we ons aan Hem geven als de dwalende, hulpeloze, onafgedane zondaar die we zijn en onze behoefte zien aan wat Hij ons te geven heeft, dan zijn daar al Zijn beloften en die zijn voor ons en we weten dat het ook onze beloften zijn. Dan kunnen we op hem steunen en “Dan kunnen onze gebeden naar boven, naar onze Hemelse Vader opstijgen met een sterk en oprecht geloof. En dan kunnen we geduldig afwachten en hopen op de vervulling van de belofte.”
Dat is wat ons nu te doen staat. Wanneer dat gedaan is, wanneer al deze verschillen er niet meer zijn, eenheid overheerst en iedereen die eenheid zoekt met hart en ziel, dan heeft God beloofd dat we met elkaar zullen kunnen omgaan. De tijd is gekomen; laat ons dit doen.
En weer lees ik op pagina 9: “Het antwoord kan komen met plotselinge snelheid en overweldigende kracht; of het kan uitgesteld zijn met dagen en weken en ons geloof op de proef stellen. Maar God weet hoe en wanneer Hij ons gebed verhoord. Het is ons deel van het werk om onszelf in verbinding te stellen met het goddelijke kanaal. God is verantwoordelijk voor zijn deel van het werk.”
Zoals de gedachte gisteravond bij ons opkwam dat wanneer het kanaal open is en onze gebeden opstijgen zoals beschreven is, dan is het kanaal open en wanneer de Geest van God is uitgestort, zal het tot in de volle lengte van het geopende kanaal reiken.
“Het is ons deel van het werk om onszelf in verbinding te stellen met het goddelijke kanaal. God is verantwoordelijk voor zijn deel van het werk. Hij is getrouw, die beloofd heeft. Het grote en belangrijke gegeven voor ons is om één van hart en ziel te zijn, alle jaloezie en kwaadwilligheid aan de kant te zetten en als nederige smekelingen te waken en te wachten. Jezus, onze Vertegenwoordiger en Hoofd is klaar om voor ons te doen wat Hij voor de biddende, wakende discipelen deed op de dag van Pinksteren.”
Hier is een andere gedachte die onze bestudering waard is: “Jezus wil net zo graag moed en genade schenken aan zijn volgelingen van vandaag als hij het wilde aan zijn discipelen van de vroege kerk. Niemand zou overmoedig een uitnodiging om de strijd aan te gaan met de vorsten en machten van de duisternis, moeten aannemen.”
We moeten met zorg de strijd ingaan, met behoedzaamheid. We moeten er zeker van zijn en niet die strijd ingaan voordat we weten dat God met ons is, met de macht en genade van God om moed en kracht te geven om deze machten te ontmoeten waarmee we te maken krijgen. De strijd die voor ons ligt is niet gemakkelijk.
“Wanneer God hen beveelt om zich bezig te houden met het conflict, zal het vroeg genoeg zijn; dan zal Hij de zwakken en weifelenden moed geven en woorden, meer dan hun hoop of verwachting.” Dus wat de Heer wil dat wij doen is Hem zoeken en wanneer Hij ons zendt, dan gaan we met Zijn kracht en genade alleen.
Op pagina 11 lees ik: “De discipelen en apostelen van Christus hadden een diep bewustzijn van hun eigen onbekwaamheid en met verootmoediging en gebed verenigden zij hun eigen zwakheid met Zijn kracht, hun onwetendheid met Zijn wijsheid, hun onwaardigheid met Zijn rechtvaardigheid, hun armoede met Zijn onuitputtelijke rijkdom. Aldus gesterkt en toegerust aarzelden zij niet in de dienst van hun Meester.”
Wat een toerusting is dat! Denk aan die uitrusting! Kracht, wijsheid, rechtvaardigheid, rijkdom! Dit zijn die dingen die we nodig hebben met het zicht op de dingen die tegen ons zijn, omdat we niet kunnen rekenen op enige aardse kracht, reputatie die mensen kunnen geven, enige rijkdom waarin deze wereld voorziet, enige beloning ervoor of op het leven. Dus hier zijn bijna de belangrijkste dingen opgenoemd waar we in een eerdere les over hebben nagedacht.
Maar hoe kwam het dat zij kracht verkregen? Door hun eigen zwakheid te erkennen, door hun zwakheid toe te geven. Hoe kregen ze wijsheid? Door hun onwetendheid toe te geven. Hoe kregen zij rechtvaardiging? Door hun onwaardigheid toe te geven. En hoe kregen ze rijkdom, onuitputtelijke rijkdom? Door hun armoede toe te geven.
En dat is nou de situatie waarin wij verkeren: onbekwaam, onwetend, arm, onwaardig en blind. Is dat niet precies wat de boodschap aan Laodicea ons vertelt – dat we slecht, ellendig, arm, blind en naakt zijn en het onwetend? Iemand las dat laatst op en hij stokte bij het woord “blind” en onmiddellijk gingen mijn gedachten naar het negende hoofdstuk van Johannes en het laatste vers. Misschien kunt u het opzoeken, Johannes 9:41. Het staat aan het eind van een beschrijving van een man die geneest van zijn blindheid en het teruggeven van het zicht aan de man die blind geboren was. Wat zegt dat vers?
“Was u maar blind,’ zei Jezus, ‘dan zou u zonder zonde zijn. Maar u beweert dat u kunt zien, en dus blijft uw zonde.”
Wanneer Jezus ons vertelt dat we blind zijn, is wat wij moeten doen, zeggen: “Heer, we zijn blind.” Hij vertelde deze mensen dat ze blind waren en ze waren blind, maar zij zeiden dat het niet zo was. Het was zo. Als zij hun blindheid hadden toegegeven hadden ze God gezien in de genezing van de man die blind was. Wel dan, broeders, wat wij moeten doen is ons schrap zetten tegenover de boodschap aan Laodicea en zeggen dat elk woord dat Hij spreekt, waar is. Wanneer Hij zegt dat u en ik slecht zijn, vertel hem dan: “Dat is waar, ik ben slecht; Ellendig: het is waar, ik ben ellendig; Arm: het is waar, ik ben arm; Een bedelaar, ik zal nooit iets anders worden; Blind, ik ben blind en zal nooit iets anders zijn; Naakt, dat is waar; En ik weet niet, dat is ook waar, ik weet totaal niets, zoals ik het zou moeten weten.” En dan zal ik elke dag en elk uur tegen Hem zegen: “Heer, dat is allemaal waar. Maar geeft U mij in plaats van mijn slechtheid Uw eigen genoegdoening. En in plaats van mijn ellende Uw eigen rust. En voorzie mij in plaats van mijn armoede met Uw rijkdom. In plaats van mijn blindheid, weest U mijn zicht. En kleedt U mij met Uw eigen rechtvaardigheid, in plaats van mijn naaktheid. En wat ik niet weet Heer, leer me dat.” [Gemeente: “Amen.”]
Broeders, als we met één hart en ziel op dat punt belanden, dan zullen we totaal geen problemen met berouw hebben. Het zal niet moeilijk zijn om berouw te hebben en er zal geen gebrek zijn aan berouw. Dat het volgende vers vervuld mag worden: “Zo veel als ik liefheb, berisp ik en kuis ik. Wees daarom ijverig en heb berouw.”
De moeilijkheid waarom wij niet in staat zijn om berouw te tonen is dat we niet hebben toegegeven dat wat de Heer ons verteld heeft de waarheid is. Wanneer ik weet dat ik ellendig ben, weet ik dat ik behoefte heb aan iets wat mij zal goeddoen. En ik weet dat niets en niemand dan de Heer alleen mij dat kan geven en ik vertrouw op niemand dan Hem om mij dat te geven. En als ik Hem niet heb, weet ik waarom het alleen ellendigheid is. Elk moment dat ik Hem niet heb, is het niets dan ellende en elk moment dat ik Zijn rust niet heb, is het niets dan ongeluk. Elk moment dat ik niet volledig op Hem vertrouw en zijn onuitputtelijke rijkdom – de rijkdom van Christus – ben ik volkomen arm, een en al bedelaar. En elk moment dat ik niet zie en toegeef dat ik blind ben en Hem als mijn zicht heb, ben ik in zonde. Dat zegt Hij.
Nu zegt u dat u ziet. En daarom is uw zonde er nog. En elk moment dat ik mijn naaktheid niet zie en niet alleen en volledig op Hem en Zijn rechtvaardigheid vertrouw om mij te kleden, dan ben ik zeker gedoemd, totaal gedoemd. En elk moment dat ik zeg: “Nu weet ik zo veel.” Nee, ik weet dat absoluut niet. Dus hetgeen ik moet zeggen is: “Heer, ik weet het niet. Ik bouw op U om mij alles te leren, zelfs om mij te leren dat ik ellendig, ongelukkig, arm, blind en naakt ben en dat ik al deze dingen nodig heb. En wanneer ik dat allemaal aan Hem vertel, zal Hij me geven wat ik nodig heb. Hij zal het doen. Dat is onze situatie.
Er is een passage in Vol. 1 van de gangbare editie van de ‘Testimonies’ pagina 353, welke ons iets wonderbaarlijks zegt: “Bij de verheerlijking was Jezus verheerlijkt door zijn Vader. We horen Hem zeggen, ‘Nu is de Zoon des mensen verheerlijkt en God is verheerlijkt in Hem.’ Dus voor zijn verraad en kruisiging werd Hij gesterkt voor zijn vreselijke beproevingen. Als de leden van het lichaam van Christus de periode van hun laatste conflict naderen, ‘de tijd van Jacobs benauwdheid,’ zullen zij groeien in Christus en zullen op grote schaal delen in Zijn Geest. Wanneer de derde boodschap tot een luide roep aanzwelt en als grote macht en glorie het afsluitende werk begeleidt, zal het trouwe volk van God delen in die glorie. Het is de late regen die hen zal doen herleven en versterken tijdens de tijd der benauwdheid. Hun gezicht zal schijnen met de glorie van dat licht dat de derde engel begeleidt.”
Waar is de luide roep voor? Om ons te sterken in de moeilijke tijden. Waar staan wij? [gemeente: “in de luide roep.”] Is de luide roep begonnen? [gemeente: “Ja!”] Waarvoor is het begonnen? Om een werk voor ons te doen, om ons in staat te stellen om te blijven staan in die moeilijke tijd.
Laten we dieper ingaan op het verlangen naar eenheid. Dit, wat voor ons ligt – deze oproep om de Luide Roep – de late regen – dit is het wat ons sterkt voor de tijd der benauwdheid. En het is al begonnen. Daar is het woord. Dit is het enige belangrijke – om één van hart en ziel te zijn.
Ik zal een paar passages lezen uit dit nog niet gepubliceerde getuigenis:
“Het is de zonde in één of andere vorm die verschil en onenigheid brengt. De liefhebberijen hebben een hervorming nodig en er moet een persoonlijke ervaring van de vernieuwende kracht van Christus verkregen worden. “In wie wij verlossing door Zijn bloed hebben, de vergeving van zonden naar de rijkdom van Zijn genade.” De apostel die tegen christelijke gelovigen spreekt, geroepen door Gods genade, zegt: “Als wij in het licht wandelen zoals Hij in het licht wandelt, hebben wij gemeenschap met elkaar en het bloed van Jezus Christus Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonden.” Hier zijn de voorwaarden pijnlijk verwoord. Als wij in het licht wandelen zoals Hij in het licht is, zullen de resultaten zeker volgen; we zullen met elkaar gemeenschap hebben. Alle jaloezie, afgunst en slechte gedachten zullen opzij gezet zijn. We zullen leven als in het zicht van een heilige God.”
Dat betekent dat we nu, vandaag, elke dag zullen leven als in het zicht van de heilige God, omdat onze gebeden naar hem omhoog gaan om Zijn aanwezigheid te brengen in de uitstorting van Zijn Heilige Geest.
En kunnen we zorgeloos doorgaan op deze slordige manier nu we weten dat er afgunst, jaloezie en slechte gedachten zijn?
“Het is allemaal te normaal geworden om toe te geven aan onze erfelijke neigingen en natuurlijke aanleg, zelfs in ons geestelijk leven. Deze kunnen nooit vrede en liefde in de ziel brengen, omdat ze ons altijd van God wegleiden, weg van Zijn licht. ‘Hij die mij volgt zal niet in duisternis wandelen, maar het licht des levens hebben.’ Wanneer verschillen tussen broeders oprijzen, die enig punt van waarheid betreffen, is er één Bijbelse richtlijn om te volgen. Laat broeders tezamen komen in de geest van zachtmoedigheid en liefde voor God en laat een ieder, na oprechte gebeden met een vast verlangen om Gods wil te kennen, de Bijbel te bestuderen met de geest van een klein kind, om te zien hoe dicht ze bij elkaar kunnen komen en niets op te hoeven geven behalve hun egoïstische waardigheid. Ze zouden zichzelf moeten bekijken als in het zicht van de aanwezigheid van het hele universum van God, dat met intense interesse toekijkt als broeders elkaar accepteren en de woorden van Christus begrijpen, zodat zij daders van het woord kunnen zijn en niet alleen maar hoorders.”
Waar is het universum van God mee bezig broeders? Ze kijken toe of u en ik broeders zijn. Ze willen dat wij broeders zijn. Dat is wat ze doen. Ze kijken om u broeders te zien zijn in de kerk – broeders en zusters. Ze kijken om ons te zien wanneer wij het volkomen met elkaar eens zijn. Nu broeders, laten we hen niet tevergeefs laten kijken.
“Wanneer u zich het gebed van Christus herinnert, dat Zijn discipelen één met elkaar zouden zijn zoals Hij één was met de Vader, begrijpt u niet hoe ingespannen de hele hemel de geest waarneemt waarin u een ander tegemoet treedt? Zijn degenen die zeggen gered te zijn door de gerechtigheid van Christus zoekende met al de hun toevertrouwde mogelijkheden om het gebed van onze Verlosser te beantwoorden? Zullen zij de Heilige Geest bedroeven door toe te geven aan hun eigen ongeheiligde gevoelens, worstelend om de hoogste macht en zover van elkaar te staan als maar mogelijk is? … De plechtige belangrijke uren tussen ons en het oordeel mogen niet gebruikt worden voor oorlog tussen gelovigen.”
Broeders, wat moeten wij doen tegen roddel en strijd tegen elkaar? De duivel veroorzaakt strijd tussen ons broeders. Laten we dat aan hem overlaten. Laten wij onze broeders liefhebben. Laten wij naast onze broeders staan. Wanneer zelfs een Adventist één van onze broeders aanvalt, laten we hem dan verdedigen. Laten we hem verdedigen in de aanwezigheid van God. De reputatie van mijn broer is belangrijk voor mij, omdat wanneer iemand voor mijn ogen mijn broeders reputatie door het slijk haalt, zal hij de mijne ook vernielen voor mijn broeder. Als ik naar roddels en dergelijke over mijn broeders luister, waarom zouden anderen dan niet naar roddels over mij luisteren? Nee broeders, wij hebben te zorgen voor de reputatie van onze broeders. Laten wij zij aan zij staan met onze broeders. We hebben het recht om deze roddelbrengers te berispen, die bij u en mij komen met dit of dat verhaal over onze broeders. We hebben het recht om dit, de geest van Satan, te berispen,want dat is het. “De plechtige belangrijke uren.” Belangrijke wat? Dagen, jaren? Nee. “De plechtige belangrijke uren.” De dagen zijn voorbij. We leven in uren en het duurt niet lang meer, als we de tijd al niet hebben bereikt, dat de uren voorbij zijn en de minuten beginnen af te tellen.
“De plechtige belangrijke uren tussen ons en het oordeel mogen niet gebruikt worden voor oorlog tussen gelovigen. Dit is Satans werk. Hij begon ermee in de hemel en hij heeft het met onverminderde energie in stand gehouden na zijn val. ‘Maar als u elkaar bijt en vereet, ziet dan toe, dat gij niet door elkander verslonden wordt.’ Laat er in geen van u een slecht hart van ongeloof zijn. De tijd dat de roep van de trouwe wachter, roepend naar zijn medewachter, gehoord wordt, is gekomen. ‘Wat gebeurt er met de nacht?’ wordt beantwoord met: ‘de morgen is gekomen en zo ook de nacht.’”
Het antwoord is niet: “Ik weet niet wat er met de nacht gebeurt.” Het antwoord is niet: “nou, ik denk dat u te snel vooruitloopt”; “ik denk dat u extreem bent.” Dat moet het antwoord niet zijn. Wanneer de roep is: “nachtwaker, wat gebeurt er met de nacht?” is het enige antwoord dat God zal accepteren: “De morgen is gekomen en zo ook de nacht”. Laat ons daar dan gereed voor zijn.
“Zou het voor ons als individuen niet goed zijn om onze positie tegenover God grondig te onderzoeken in het licht van Zijn heilige woord en om ons eigen bijzondere gevaar in te zien?”
Niet om te zien hoe goed wij zijn of te kijken hoeveel beter wij zijn dan onze broeders, maar “ons eigen bijzondere gevaar in te zien.” Wat is mijn gevaar? Dat is genoeg voor mij om in te zien, om mijn eigen baldadigheid in te zien en niet te kijken naar die van anderen.
“God laat Zijn mensen niet los, maar Zijn mensen maken zich van Hem los door hun keus van handelen. En ik weet geen grotere zonde in Gods ogen dan jaloezie en haat koesteren tegen broeders en de strijdwapens tegen hen te gebruiken.”
Hoe kan er een grotere zonde zijn? Is dat niet Satans eigen werkwijze?
“Ik wijs u mijn broeders op Golgotha. Ik vraag u, wat is de prijs van een mens? Het is de eniggeboren Zoon van de oneindige God. Het is de prijs van alle hemelse schatten.”
Dat is de prijs voor een mens. Kan u of ik dan weinig waarde hechten aan iemand voor wie God zo heeft betaald? Iemand voor wie God alle schatten van het universum heeft gegeven. Kan ik weinig waarde aan hem hechten en hem afschilderen als waardeloos? Nee. Hij is alles waard wat God voor hem betaald heeft. Ga ik u als klein, gemeen en goedkoop zien? Nee, ik vraag Gods genade om mij in staat te stellen om u te zien als zoveel waard als Hij voor u betaald heeft. En ik sta andere Adventisten niet toe om u, in mijn bijzijn te kleineren. Ik ga het niet doen. Nee, dat doe ik niet. Hoe kan ik dat doen als ik Christus liefheb, die deze prijs voor u heeft betaald? Broeders, wat wij nodig hebben is de liefde van Christus in ons hart en dan zullen wij allen liefhebben die Hij liefheeft zoals hij hen als eerste heeft liefgehad.
“Het slechte strijdt altijd tegen het goede. En sinds we weten dat de strijd met de prins der duisternis voortdurend is en meedogenloos zal zijn, laten wij ons dan verenigen in de strijd.” Ja, ik heb de steun nodig van iedereen die door Christus is gekocht. Ik heb het nodig in de strijd. Ik heb het nodig om succesvol te zijn in de strijd. Ik heb het nodig. En broeders, ik beloof kunt rekenen in uw strijd. Als u wordt overmand, zal ik u overeind helpen. Als u faalt, zal ik zeggen: “heb goede moed, broeder.” Als u valt zal ik zeggen: “u wordt opgetild.” Broeders, wat God wil is dat wij elkaar liefhebben zoals Hij ons heeft liefgehad. Wanneer we Hem – Zijn liefde in ons hart – hebben, kunnen we niet anders, en als we het konden, zouden we niet anders willen.
“Weiger te strijden tegen degenen uit uw eigen geloof. Laat niemand Satan helpen in zijn werk. We hebben alles wat we kunnen doen, nodig voor iets anders.” Broeders, laten we vandaag als één staan, want dat is het werk dat God wil dat wij doen.
“Een passieve vroomheid is niet genoeg voor deze tijd. Laat de passiviteit tot uiting komen waar ze nodig is: in geduld, vriendelijkheid en verdraagzaamheid. Maar we moeten een duidelijke boodschap van waarschuwing aan de wereld verkondigen. De Vredevorst verwoordde zijn werk zo: ‘Ik kwam niet om vrede op aarde te brengen, maar het zwaard.’ Het slechte moet aangevallen worden. Leugens en overtredingen moeten in hun ware karakter worden voorgesteld. Zonde moet openlijk beschuldigd worden. En het getuigenis van elke gelovige in de waarheid moet hetzelfde luiden. Alle kleine verschillen die een strijdlustige geest uitlokken onder broeders zijn middelen van Satan om zielen af te leiden van de grote en beangstigende gebeurtenis die voor ons ligt.”
Staan wij Satan toe om ons te bedriegen? Broeders u weet dat het in de dingen van deze wereld slecht is om bedrogen te worden, maar als iemand u op de gemeenste, kleinste manier bedriegt, voelt u zich ellendiger dan als hij het op enig andere manier had gedaan, is dat zo? [publiek: “Ja.”] Satan doet deze kleine verschillen opruien die geen deeltje van waarde of grondbeginsel in zich hebben, zelfs als ze in hun meest extreme vorm zouden worden gebracht. En nog laat hij ons oog erop vallen en maakt er een grote commotie over in de gemeente en daardoor leidt hij onze aandacht af van de beangstigende gebeurtenissen die ons boven het hoofd hangen. Nu is het al erg genoeg om bedrogen te worden, maar wanneer het gebeurt in zo’n gemene, kleine, verachtelijke manier, is het nog erger. Laten we dus daarmee ophouden.
“De ware vrede zal tussen Gods volk komen wanneer de valse vrede door verenigde ijver en oprechte gebeden verstoord zal worden… Zij, die onder de invloed van de Geest van God staan, zullen niet fanatiek maar kalm, standvastig en vrij van buitensporigheid zijn. Maar laat allen bij wie het licht van de waarheid zuiver en duidelijk op hun pad schijnt, voorzichtig zijn met hoe zij roepen, Vrede en Veiligheid. Wees voorzichtig met hoe u de eerste stap zet om de boodschappen van waarheid te onderdrukken. Wees voorzichtig met de invloed die u uitoefent in deze dagen. Zij, die zeggen de speciale waarheid voor deze tijd te geloven, moeten bekeerd en geheiligd zijn. Als Christenen zijn wij bewaarders van de heilige waarheid en we moeten de waarheid niet in de voorhof houden maar het binnen brengen in het heiligdom van de ziel. Dan zal de gemeente goddelijke levenskracht bezitten. De zwakken zullen zijn als David en David als de engel der Heren.”
Laten we onze zwakheid toegeven en zo snel mogelijk ontdekken dat we zwak zijn. “De zwakken zullen zijn als David.” En hun zwakheid is verenigd met de kracht van Christus. “Er zal één vraag zijn die blijft boeien – Wie zal het dichtst bij de gelijkenis van Christus komen?” Dat is het enige, niet wie de grootste zal zijn in de conferentie of de grootste in de kerk, of wie zal die of die positie hebben in de gemeente of het Conferentie Comité. Dat is het niet. Maar: “Wie zal het dichtst bij de gelijkenis van Christus komen?”
“Wie zal het meest doen om zielen te winnen voor rechtvaardigheid? Wanneer dit de ambitie is van gelovigen, komt er een eind aan het geschil; dan is het gebed van Christus beantwoord.”
Broeders, dat is waar we staan.
“Toen de Heilige Geest werd uitgestort op de vroege kerk ‘werd de hele menigte die geloofde één van hart en ziel.’ De Geest van Christus maakte hen één. Dit is de vrucht van een blijvend geloof in Christus. Maar als onenigheid, jaloezie, afgunst en strijd de vruchten zijn die wij voortbrengen, is het niet mogelijk dat wij blijven in Christus.”
En dan die passage die ik al een keer of twee gelezen heb: “Jezus verlangt ernaar om de hemelse talenten in grote getale aan Zijn mensen te schenken… hoe groot en wijdverspreid moet de macht van de prins van het kwaad zijn, die alleen bedwongen kan worden door de machtige kracht van de Geest. Trouweloosheid aan God, overtreding in elke vorm heeft zich verspreid over de hele wereld. Degenen die hun trouw aan God willen bewaren, die actief zijn in Zijn dienst, worden het teken van elke pijl en wapen van de hel.”
En dat brengt ons gelijk naar de lessen die we de afgelopen avonden hebben gehad – dat we absoluut niet staande kunnen blijven als wij Christus niet hebben.
“Als zij, die het grote licht gehad hebben, geen trouw en gehoorzaamheid hebben getoond, zullen ze spoedig worden achtergelaten met de gangbare afvalligheid; een andere geest stuurt hen. Terwijl ze tot de hemel verheven zijn wat betreft mogelijkheden en voorrechten, zijn ze er slechter aan toe dan de meest ijverige advocaten van het kwaad.”
“Zij die groot licht gehad hebben”, maar “geen trouw en gehoorzaamheid getoond hebben,” “zijn er slechter aan toe dan de meest ijverige advocaten van het kwaad.” Dat zijn u en ik. Godgerichtheid begint in het huis van God. Toen deze boodschappers naar de stad gingen om zonder medelijden te doden en te moorden, werd hem opgedragen om te beginnen met de mensen in de voorhof van de tempel. (Ezechiël 9:5-7), en als wij in een slechtere positie zitten dan “de meest ijverige advocaten van het kwaad”, begint het oordeel bij ons.
“Er zijn velen die zichzelf aldus hebben voorbereid op morele onbekwaamheid tijdens de grote crisis.”
We stoppen nu met deze les en pakken het weer op in de volgende les, want de tijd is om.
|
|
|