|
||
You are - home - My.agp - Devotional Room/ Dagelijks met God | ||
Devotional voor 1 september 2001 Het huis, dat God heeft gebouwd HET HUIS IN DE HOF VAN EDEN "Voorts plantte de Here God een hof in Eden, in het Oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij geformeerd had." Genesis 2:8 Dit huis (het huis van onze eerste voorouders), dat was verfraaid door de hand van God Zelf, was geen kostbaar paleis. In hun hoogmoed verheugen mensen zich vaak in prachtige, kostbare gebouwen, en zij beroemen zich op de werken van hun eigen handen. Maar God plaatste Adam gewoon in een tuin. Dit was zijn huis. De blauwe hemel was het plafond; de aarde met haar fijne bloempjes en het kleed van levend groen was het tapijt, en de bebladerde takken van de statige bomen vormden het dak. De muren waren behangen met de mooiste versierselen - het eigenhandig werk van de grote Meester-Kunstenaar. Het was Gods bedoeling, dat de mens zich gelukkig zou voelen in het verzorgen van de geschapen dingen en dat zijn levensbehoeften zouden worden voldaan door het eten van de vruchten van de bomen in de hof. In de omgeving waar het heilig paar vertoefde lag een les besloten, die geldt voor alle tijden nl., dat waar geluk niet wordt gevonden in de bevrediging van hoogmoed en weelde, maar in gemeenschap met God door middel van de natuur, die Hij schiep. Als de mens zich zou openstellen voor een grotere eenvoud en bescheidenheid zou hij veel dichter aan het goddelijke ideaal beantwoord hebben dat God met de schepping had. Wat zijn bezittingen waard, zelfs die van de rijkste mens, als men ze vergelijkt met de erfenis die aan de vorst Adam werd gegeven? De Hof van Eden was een voorstelling van datgene, wat God wenste dat de gehele aarde zou worden; en het was Zijn plan, dat als het menselijk gezin zich zou uitbreiden en vermenigvuldigen, zij nog meer woningen zouden vestigen... zoals deze die Hij geschonken had. Zo zou in de loop der tijd de gehele aarde bedekt worden met woningen en scholen, waar de woorden en de werken van God onderwezen zouden worden en waar de leerlingen bekwaam zouden worden om steeds meer en vollediger, door de eindeloze eeuwen heen het licht en de kennis te weerkaatsen van Zijn heerlijkheid. |
||