You are - home - My.agp - Devotional Room/ Dagelijks met God

Devotional voor 11 juli 2000

Het heiligdom in Oudtestamentische tijden

CHRISTUS STIERF VOOR IEDER MENS PERSOONLIJK

"Dit is een getrouw woord en alle aanneming waard, dat Christus Jezus in de wereld is gekomen om zondaren te <%0>behouden, onder welke ik een eerste plaats inneem." 1 Timotheüs 1:15

Het belangrijkste deel van de dagelijkse bediening was de dienst, die werd verricht ten behoeve van ieder mens afzonderlijk. De berouwvolle zondaar bracht zijn offer tot de deur van de tent. Met zijn handen op de kop van het slachtoffer beleed hij zijn zonden.

Op deze wijze bracht hij zinnebeeldig zijn zonden van zichzelf over op het onschuldige offerdier. Daarna werd het dier door zijn eigen handen gedood. Het bloed werd door de priester in het heilige gedragen en het werd gesprengd voor de voorhang, waarachter zich de ark bevond, die de wet bevatte welke de zondaar had overtreden. Door deze plechtigheid werd de zonde door middel van het bloed figuurlijk overgedragen op het heiligdom. In sommige gevallen werd het bloed niet in de heilige plaats gedragen, maar moest het vlees worden gegeten door de priester. Beide plechtige diensten waren een zinnebeeld van de overdracht van de zonde van de boeteling op het heiligdom.

Dit was het werk dat van dag tot dag voortging, het hele jaar door. Als nu de zonden van het volk Israëls op die manier waren overgebracht op het heiligdom, was deze heilige plaats bezoedeld en moest een bijzonder werk geschieden om de zonden weg te nemen. God verordende, dat er verzoening zou worden gedaan zowel voor ieder van de heilige vertrekken, als voor het altaar, zodat Hij het zou "reinigen en heiligen van de onreinheden van de kinderen Israëls" (Lev.16:9).

Eenmaal per jaar, op de Grote Verzoendag, betrad de priester het heilige der heiligen om het heiligdom te verzoenen. Het werk, dat daar werd verricht, voltooide de jaarlijkse kring van diensten.

Het aardse heiligdom was gebouwd volgens het voorbeeld dat op de berg was getoond. Het was een "afbeelding die gold voor de toenmalige tijd, in welke gaven en slachtoffers geofferd werden". De twee heilige plaatsen van het heiligdom waren "afbeeldingen der dingen, die in de hemelen zijn". Christus, onze grote Hogepriester, is "een bedienaar van het Heiligdom, en van de ware tabernakel, welke de Here heeft opgericht en geen mens" (Hebr.9:9,23; 8;2).

Hij verschijnt in de tegenwoordigheid van God... bereid om de uitingen van berouw te ontvangen en de gebeden van Zijn volk te verhoren.