|
||
You are - home - My.agp - Devotional Room/ Dagelijks met God | ||
Devotional voor 19 april 2001 Geheiligd door Zijn leven HET GELOOF GETOOND DOOR DE WERKEN "Maar, zal iemand zeggen: Gij hebt geloof en ik heb werken. Toon mij dan uw geloof zonder de werken, en ik zal u mijn geloof tonen uit mijn werken." Jacobus 2:18 Het deel, dat de mens voor zijn redding kan doen, is dat hij in Jezus Christus gelooft als zijn volmaakte Verlosser, niet als de Verlosser van een ander, maar van hemzelf. Christus rekent Zijn volmaaktheid en Zijn gerechtigheid toe aan de gelovige zondaar, als hij niet doorgaat met zondigen, maar zich afwendt van de overtreding, om te gehoorzamen aan de geboden. Terwijl God rechtvaardig zijn kan en toch de zondaar rechtvaardigen kan door de verdiensten van Christus, kan niemand zijn ziel bedekken met de klederen van Christus' gerechtigheid, terwijl hij doorgaat met het praktiseren van bewuste zonde of de plichten, die hem bekend zijn, nalaat. De apostel Jacobus zag, dat er gevaren zouden kunnen voortkomen uit de verkondiging van de leer van de rechtvaardiging door het geloof, en hij studeerde om het te kunnen aantonen dat het ware geloof niet kan bestaan zonder de overeenkomstige werken. Dan wordt door hem de ervaring van Abraham aan ons voorgehouden. "Ziet gij wel," zegt hij, "dat het geloof samengewerkt heeft met zijn werken, en het geloof volmaakt is geweest uit de werken?" (Jacobus 2:22). Zo zien we dat een werkelijk geloof een waarachtig werk in de gelovige voortbrengt. Geloof en gehoorzaamheid brengen een soliede, waardevolle ervaring voort. Geloof en werken zijn twee roeispanen, die wij gelijkmatig moeten gebruiken als wij tegen de stroom van het ongeloof in, onze koers zullen willen doorzetten. Het zogenaamde geloof, dat niet werkt door liefde en het hart niet reinigt, zal geen één mens rechtvaardigmaken. "Ziet gij dan nu, dat een mens uit de werken gerechtvaardigd wordt, en niet slechts uit het geloof?" (Jacobus 2:24). Abraham geloofde God. Hoe weten wij, dat hij geloofde? Zijn werken getuigden van de aard van zijn geloof, en zijn geloof wordt hem toegerekend tot rechtvaardiging. In onze tijd hebben wij het geloof van Abraham nodig om de duisternis te verlichten, die zich rondom ons samenpakt en die het heerlijke zonlicht van Gods liefde buiten sluit, en de geestelijke groei vertraagt. Ons geloof moet overvloedig zijn in goede werken, want geloof zonder de werken is dood. |
||