HET EERSTE
SANATURIUM VAN DE ZEVENDE DAGS
ADVENTISTEN
Nadat James en Ellen in December 1865
van Dansville naar Rochester waren
gegaan, ontving Ellen White op 25
December een zeer belangrijk visioen,
het tweede grote visioen op het gebied
van gezondheids reformatie. Hierin werd
aan zuster White getoond dat zowel
predikers als leden nalatig waren om het
licht van de gezondheids reformatie te
volgen. Zij schreef:
“Predikers en leden moeten grotere
vooruitgang maken in het werk van
reformatie. Zij behoren zonder uitstel
te beginnen om hun foute gewoonten van
eten, drinken, kleden en werken te
verbeteren”. En ook: “Mij werd getoond
dat de gezondheids reformatie een deel
is van de “DRIE ENGELEN BOODSCHAP EN ER
EVEN NAUW MEE VERBONDEN IS ALS DE HAND
EN DE ARM MET HET MENSELIJK LICHAAM”.
Ik zag dat wij als volk een voorwaartse
beweging moeten maken in dit grote werk.
Predikers en leden moeten in harmonie
handelen. Gods volk is niet bereid voor
de luide roep van de derde engel. Zij
hebben een werk te doen voor zichzelf
dat zij niet aan God behoren over te
laten om voor hen te doen. Hij heeft dit
werk aan hen overgelaten. Het is een
persoonlijk werk; de één kan het niet
voor de ander doen”. (Test for the
Church deel 1 bl.466,486).
In het visioen werd zuster White ook
getoond dat wij als volk een eigen
instelling zouden stichten om zieken te
helpen en om de gezondheids principes
meer bekendheid te geven. Het scheen een
bovenmenselijke taak om bij de
verkondiging van een profetische
boodschap ook nog een reformatie op
gebied van gezondheid te voegen. En deze
gezondheids reformatie verschilde van
degenen die in de wereld werd gevonden.
Dit vereiste een enorme aanpassing van
ons volk, de predikers en de enkele
medisch geschoolde personen die deel
uitmaakten van de Adventbeweging. Maar
Gods Geest schonk ook hier de
overwinning.
Op de Generale Conferentie in Mei 1866
hield zuster White een krachtige rede op
het punt van de gezondheidsreformatie.
De Generale Conferentie gaf een krachtig
antwoord.! Vier belangrijke besluiten
werden genomen. De predikers beloofden
plechtig om de gezondheids principes in
hun eigen leven toe te passen. Zij
beloofden ook om het onderricht van deze
beginselen als een deel van hun
predikambt te vervullen Verder werd
besloten om te beginnen met de
publicatie van een gezondheidsblad en
tot de vestiging van een instituut ter
bevordering van de gezondheids
reformatie door praktische toepassing
van de gezondheids principes. Dr. H.S.
Lay, die zich in het Dansville Instituut
had bekwaamd, werd verzocht om de
leiding van beide laatst genoemde
ondernemingen op zich te nemen. De
ervaring door hem opgedaan en zijn
bereidwilligheid om de getuigenissen van
de Geest der Profetie te aanvaarden
maakte hem de juiste man op de juiste
plaats.
Het eerste nummer van het
“Gezondheidsblad” verscheen in Augustus
1866 onder de titel “THE HEALTH REFORMER”
(de gezondheidshervormer). Later werd de
naam veranderd in “GOOD HEALTH” (Goede
gezondheid) en dit is weer op zijn beurt
gevolgd door andere gezondheids bladen,
waarvan de meeste bekende thans is “LIVE
AND HEALTH” (leven en gezondheid). Dit
blad verschijnt maandelijks in
Washington D.C. De taak om een
gezondheids instituut op te richten was
te zwaar voor James White, hoewel
gekozen als president van de Generale
Conferentie en zo kwam het dat broeder
Loughborough de leiding kreeg van de
uitwerking van dit plan. Allereerst was
geld nodig. Loughborough maakte een
inschrijvingslijst en ging daarmee naar
broeder J.P. Kellogg, die voor de
drukkerij voorheen $ 500. had
geschonken. Broeder Kellogg, de vader
van de latere dokter Jonh Harvey Kellogg,
tekende in voor een bedrag van $ 500.
In totaal werd $ 2.625 bijeengebracht.
Een klein buitenhuis werd gekocht op een
stuk grond aan de rand van Battle Creek.
Er waren acht kamers in en er werd nog
een gebouw met twee verdiepingen
bijgebouwd, voor de waterbehandelingen.
Spoedig daarop werd aan het complex nog
een klein stukje grond met een huisje
toegevoegd. Het geheel ontving de naam:
“ THE WESTRN HEALTH
REFORM INSTITUUT”. ( het
westelijk Instituut voor gezondheids
Reformatie).
Het eerste sanatorium der Zevende dags
Adventisten was geboren. De officiële
opening vond plaats op 5 December 1866.
Wie had toen kunnen vermoeden dat dit de
eersteling zou zijn van een gehele reeks
van sanatoria, ziekenhuizen, klinieken
en andere medische instellingen die de
aarde zou omspannen. God leidt Zijn volk
stap voor stap. Eén van die stappen was
de gezondheids reformatie. En ook nu
weer was het, het getuigenis van Gods
Geest door de dienstmaagd des Heeren dat
tenslotte alle bezwaren overwon. Zal dat
getuigenis ook in ons leven de
overwinning bewerken?
VOOR TIJD EN EEUWIGHEID
In het dertiende hoofdstuk van Jeremia
in het 20 ste vers vinden we een vraag
die de meeste Adventisten wel bekend is,
een vraag die een beroep doet op ons
verantwoordelijkheidsgevoel en die wij
onszelf steeds opnieuw moeten stellen.
Het is een vraag die in het bijzonder
spreekt tot elke Adventist die enige
verantwoording draagt voor kinderen en
jonge mensen en wil dat niet zeggen tot
alle ouders, alle leraren, alle
jeugdleiders, alle predikanten ja,
eigenlijk alle leden? Het is een vraag,
die God ons zal stellen in het laatste
oordeel. De vraag luidt: “WAAR IS DE
KUDDE U GEGEVEN UW PRACHTIG KLEINVEE”?
De pioniers beseften het belang van die
vraag. Zij voelden dat ze niet alleen
het evangelie aan de wereld moesten
verkondigen, maar dat zij de jeugd
moesten leiden tot Christus.
Reeds in 1852 begon James White met de
publicatie van een blad voor de jeugd.
Dit blad bestaat nog steeds en
verschijnt onder dezelfde titel die
James eraan gaf: “THE YOUTH INSTRUCTOR”
(de jeugdgids). Zie hierover de lezing
“Van een klein begin tot een bundel van
licht”, bl 29. In die zelfde tijd werd
de Sabbatschool opgericht ten dienste
van de jeugd. Al vrij spoedig bleek
echter dat de gehele gemeente hieraan
deelnam. Zeer vroeg vinden we ook reeds
in de getuigenissen van de Geest der
Profetie dat het belang van een goede
opvoeding van de jeugd en de
verantwoordelijkheid van de ouders wordt
beklemtoond. Reeds in het eerste
gepubliceerde getuigenis (1855) handelt
één stuk over “ OUDERLIJKE
VERANTWOORDELIJKHEID”. Schatk.deel. 1
blz. 24-26.
Wie zal de verantwoordelijkheid van
ouders en van hen die over de jeugd zijn
gesteld als leraars en herders meten?
Wie anders kan dit doen dan Hij die de
mens geschapen heeft?
Iedere ziel is kostbaar in Gods oog en
wel in het bijzonder de jongere leden
van onze menselijke familie. De ware
opvoeding houdt zich dan ook niet alleen
bezig met het tijdelijke, maar bovenal
met het eeuwige, dat wat blijft. In het
prachtige boek “EDUCATION” (Ontwikkeling
opvoeding) schrijft Ellen White het
volgende:
“Onze ideeen van opvoeding zijn te
bekrompen en te laag bij de grond. Er is
behoefte aan een ruimer inzicht, een
hoger doel. Ware opvoeding betekend meer
dan een voorbereiding voor dit leven.
Het heeft te doen met het gehele wezen
en met de gehele periode van bestaan,
die voor de mens bereikbaar is. Het is
de harmonische ontwikkeling van de
lichamelijke, verstandelijke en
geestelijke krachten. Het bereidt de
leerling voor op de vreugde van dienst
in deze wereld en voor de hogere vreugde
van een meer omvattende dienst in de
toekomende wereld.Ed.bl.13
Kortom een waarachtige opvoeding is voor
tijd en eeuwigheid! Het is gegrondvest
op de liefde Gods, zoals die zich heeft
geopenbaard in Jezus Christus. Zoals
Ellen White zegt: “In de hoogste zin
zijn het werk van opvoeding en het werk
van verlossing één, want zowel in
opvoeding als in verlossing, kan niemand
een ander fundament leggen, dan er ligt,
n.l. Jezus Christus: 1 Cor. 3: 11
(Educ.bL30) Elke waarachtige opvoeding
is gegrondvest op Jezus Christus. Dat
alleen heeft een eeuwige blijvende
waarde!
EERSTE POGINGEN TOT HET OPRICHTEN
VAN EIGEN SCHOLEN
Al spoedig begonnen de pioniers van de
Adventbeweging te beseffen dat de
opvoeding op de gewone scholen niet in
overeenstemming was met het geloof en de
idealen van een christen. Er waren tal
van gevaren. Daar was het gevaar van
wereld gelijkvormigheid. Kinderen worden
gemakkelijk beïnvloed door de omgeving
waarin ze verkeren en de vrienden en de
vriendinnen waarmee ze omgaan. Een ander
kwaad dat vaak de opvoeding vergiftigt
is de wedijver. Deze wereld leert zijn
kinderen om te streven naar de eerste de
hoogste en de beste plaats, ook al gaat
het ten koste van anderen. Als een
vreselijke kanker vreet de naijver zich
voort in onze maatschappij. Zonder het
vooruitzicht van eer en een beloning zou
voor velen het streven naar steeds
hogere resultaten onaantrekkelijk zijn.
Ware opvoeding leert de mens echter als
diepste drijfveer voor al zijn handelen
en streven de liefde Gods en het welzijn
van de naaste.
Verder was daar het gevaar van de
materialistische gedachten. Het was de
tijd dat de evolutie leer zich begon te
verbreiden. Dan waren er de
moeilijkheden met de viering van de
Sabbat. Kinderen van Adventisten werden
beschouwd als buitenbeentjes. En dat is
voor kinderen nooit prettig. Al deze
dingen droegen er toe bij dat sommige
Adventisten reeds zeer vroeg gingen
denken over het oprichten van eigen
scholen en het verwondert ons dan ook
niet als wij merken dat reeds in de
jaren 1850-1860 de eerste pogingen in
die richting werden gedaan.
De eerste poging, ons bekend, is die van
Martha Byington in Bucks Bridge (New
York) in 1852. Zij begon een lagere
school voor de kinderen van de gemeente
onder het toezicht en met de steun van
haar vader John Byington, later de
eerste president van de Generale
Conferentie. Dat was echter van
tijdelijke aard.
De volgende pogingen vonden enige jaren
later plaats in Battle Creek, dat vanaf
1855 het centrum werd van de steeds
groeiende gemeente. Louisa M. Morton een
bekende onderwijzeres en auteur op
opvoedkundig gebied, begon in 1857 een
lagere school in de kerk van de jonge
Adventgemeente ter plaatse en hield dit
één jaar vol, maar moest toen helaas dit
werk, wat ze pas was begonnen, weer
neerleggen, daar ze teruggeroepen werd
naar haar ouderlijk huis in Maine.
In hetzelfde jaar dat Louisa Morton haar
poging begon, verscheen er voor het
eerst een artikel van de hand van de
dienstmaagd des Heeren waarin
aangedrongen werd op het verschaffen van
gelegenheid voor onze jeugd om aan eigen
scholen onderwijs te ontvangen. Dit
artikel verscheen in de Review and
Herald op 20 augustus 1857 kort voordat
Louisa Morton haar school begon.
In 1860 na een paar jaar waarin niets
werd ondernomen, nam John Fletcher
Byington, zoon van John Byington en
broer van Martha Byington, op zich om de
kinderen van de gemeente Battle Creek te
onderwijzen. Hij gaf zelfs les aan meer
gevorderde leerlingen. Maar ook deze
poging liep op niets uit toen deze
jongeman na enige tijd besloot om voor
arts te gaan studeren. Weer bleef het
werk liggen.
Gods wegen zijn onnaspeurlijk. Als het
lijkt dat alle hoop verloren is
openbaart Hij zich in Zijn genade en
opent een nieuwe deur, die niemand had
vermoed. Zo ging het ook met het
onderwijs in onze gemeente.
EEN POGING DIE SLAAGT
In 1866 als het nieuwe Gezondheids
instituut is geopend, komt daar op
bezoek, om een vriend te vergezellen die
genezing zoekt, een zekere Goodloe H.
Bell. Het volgend jaar keert hij terug
voor zijn eigen gezondheid. Overmatige
studie en verwaarlozing van de
gezondheid beginselen hadden hem een
knauw gegeven. Als jonge getrouwde man
van 34 jaar, hoofdzakelijk door
zelfontwikkeling vooruitgekomen, had hij
min of meer een vooraanstaande positie
weten te verwerven op het gebied van
onderwijs in de Staat Michigan. Om zijn
herstel te bevorderen verrichtte hij
licht werk in de tuin en op het terrein
van het instituut en zijn gezondheid nam
zienderogen toe. En dan gebeurde het! De
jongens uit de buurt raken aan de praat
met deze vriendelijke man die de tuin
staat te harken. En de aard van de ware
onderwijzer verloochend zich niet. Deze
man blijkt een reuze helper te zijn voor
de jongens om hun problemen met het
leren op te lossen.
Onder de jongens die geregeld om hem
heen staan of zitten zijn ook Edson en
Willie White. Natuurlijk kunnen ze thuis
hun mond niet houden over deze aardige
man die hen zo goed kan helpen met hun
schoolproblemen. Ja, hij kan de dingen
nog beter uitleggen dan hun eigen
onderwijzer. Zou hij niet hun
onderwijzer kunnen worden? James White
luistert aandachtig. Zou dit een
gelegenheid zijn? Niet lang daarna wordt
Bell Zevende dags Adventist en broeder
White, na de mogelijkheden te hebben
onderzocht verzoekt Bell om onderwijs te
gaan geven aan kinderen van de gemeente.
Bell neemt het voorstel aan.
In een huisje aan de Washington street
in Battle Creek begint hij met zijn
eerste onderwijs en al spoedig is de
ruimte te klein om al zijn leerlingen te
herbergen. Het duurt dan ook niet lang
of de Generale Conferentie toont
belangstelling voor zijn werk en geeft
hem steun. Zij stellen Bell in de
gelegenheid het oude gebouw van de
drukkerij, die intussen reeds naar een
groter gebouw was verhuisd, in gebruik
te nemen. De beneden verdieping wordt
ingericht. als schoollokaal en de
bovenverdieping wordt de woning van Bell
en zijn gezin. De officiële opening
vindt plaats op 3 Juni 1872.
Het aantal leerlingen bedraagt 12. Al
spoedig zijn het er 25. En in de herfst
bij het begin van een nieuw kwartaal is
het aantal zo groot geworden dat de
school weer verplaatst moet worden naar
een groter gebouw. Het is het nieuwe
kerkgebouw dat in het daaropvolgende
jaar dienst doet als schoollokaal. De
school was een succes vanaf zijn begin.
Ongetwijfeld is dit te danken aan de
bekwaamheid van Goodloe Bell. Maar zijn
bekwaamheid alleen zou nooit voldoende
zijn geweest. Er was iets anders, iets
kostbaarders in zijn karakter, wat hem
stempelde tot een groot leraar. Hij was
zelf een gewillige leerling! Hij was
bereidt om zich te laten leiden door de
raadgevingen van de Geest der Profetie.
Hij was gewillig om de principes
neergelegd in de getuigenissen te
aanvaarden. Dat was de reden van zijn
succes.
In 1872 verscheen er een belangrijk
getuigenis van de hand van Ellen White
over “PROPER EDUCATION” (Schatk. deel.
1 blz. 323-328 onder de titel JUISTE
OPVOEDING”). In dit getuigenis werden
belangrijke principes naar voren
gebracht, die de. gemeente moesten
leiden in de wijze waarop de jeugd moest
worden onderwezen. Bell wilde deze
principes ook op de school in toepassing
brengen, zoals o.a. de raad om de jeugd
naast verstandelijke ontwikkeling te
geven ook praktische bezigheden te
leren.
EEN OPLEIDINGSSCHOOL VOOR PREDIKERS
Het was in ditzelfde jaar dat een
krachtige actie begon aan te komen tot
het stichten van een eigen
opleidingsschool voor predikers. Twee
dagen voor het einde van het jaar 1871
werd George Butler verkozen tot
president van de Generale Conferentie
inplaats van James White, die toen zeer
uitgeput was en zich uit vele bezigheden
moest terugtrekken. De leiders van de
gemeente daartoe aangespoord door de
getuigenissen van de Geest der Profetie
en de krachtige adviezen van James White
waagden het zich met deze onderneming in
te laten en die aan de gemeente voor te
stellen. Dit gebeurde officieel in een
hoofd artikel in de Review and Herald
van 16 April 1872.
Een jaar later op de Generale
Conferentie in Battle Creek werd op 11
Maart besloten een opleidingsschool voor
predikers te stichten en de opdracht tot
uitvoering van dit plan werd gelegd op
de schouders van het uitvoerend comité.
Dit ging onder leiding van George Butler
krachtig aan het werk.
Allereerst moesten er gelden komen om
met dit project te kunnen starten. Men
hoopte 20.000 dollar bijeen te
verzamelen, maar op de volgende zitting
van de Generale Conferentie nog in
datzelfde jaar in November 1873, kon het
comité mededelen dat er ruim $54.000
dollar was bijeengebracht. Gods zegen
bleek duidelijk te rusten op dit
initiatief. De eerste opgaaf was om
grond te kopen waarop kon worden
gebouwd. Het advies van Ellen White was
duidelijk: “KOOP LAND BUITEN DE STAD”
ergens op het platteland, met
gelegenheid tot het oprichten van kleine
industrieën gebaseerd op een
landbouwbedrijf verbonden met de school.
Bell stond achter de voorstellen van
Ellen White. Maar de broeders van de
generale Conferentie vonden dat dit te
ver ging. Zij zagen het belang hiervan
niet in en besloten om een stuk grond te
kopen op de rand van de stad dichtbij
het sanatorium. En tegen de raad van de
Geest der profetie in kochten zij een
landgoed van ongeveer vijf hectaren
tegenover het sanatorium, voorheen
eigendom van een zekere Erastus Hussey,
medeoprichter van de “Nationale
Republikeinse Partij “ in de V.S. Van
deze vijf hectaren verkochten ze ook nog
een gedeelte, zodat er nauwelijks drie
hectaren overbleef voor het bouwen van
een school en bijbehorende gebouwen.
Voor een boerderij was in het geheel
geen plaats. Toen zuster White van deze
aankoop hoorde, weende ze. Het zou een
kwarteeuw duren voordat de raad, van God
ontvangen en door haar getrouw aan de
broeders doorgegeven, zou worden
opgevolgd en de school naar het
platteland zou worden overgebracht.
Nadat de grond eenmaal was gekocht
volgden de gebeurtenissen elkaar snel
op. In Maart 1874 werd een Organisatie
opgericht om het eigendom van de school
te beheren en deze heette “THE EDUCATIONAL
SOCIETY OF THE SEVENTH DAY
ADVENTIST”. (De vereniging van Zevende
dags Adventisten voor onderwijs).
Gedurende de zomer en het najaar werd
het hoofdgebouw opgetrokken, een gebouw
van drie verdiepingen hoog in de vorm
van een van boven afgeknot kruis. Nog in
december van dat jaar werd het gebouw
betrokken. De officiële opening vond
echter plaats op 3 Januari 1875
De openingstoespraak werd gehouden door
zuster White. Het was op deze dag dat
zij een visioen kreeg van drukkerijen
over de gehele wereld verspreid. (zie
lezing: “VAN EEN KLEIN BEGIN TOT EEN
BUNDEL VAN LICHT” blz. 29)
Het hoofd van de school werd Sidney
Bronwnsberger. Deze was reeds in de
herfst van 1873 aangesteld als hoofd van
de school die door Bell was opgericht.
Brownsberger had namelijk een
universitaire opleiding voltooid aan de
universiteit van Michigan en om die
reden meende James White dat hij de
aangewezen man was om aan het hoofd te
staan van de nieuwe opleidingsschool.
Bell, die in feite door zijn ervaring de
aangewezen man was geweest werd op deze
wijze gepasseerd, maar hij openbaarde
zijn christelijke karakter door ondanks
dit feit zijn volle krachten aan de
opbouw van de nieuwe school te schenken.
KONFLICTEN
Beide mannen, zowel Bell als Brownberger
waren toegewijd aan de uitbreiding van
de adventboodschap en dit was het ook
wat hen samenbond, want het was verder
voor een ieder openbaar dat deze twee
mannen zeer verschillende opvattingen
hadden over de methode van onderwijs die
gevolgd moest worden. Bell drong aan op
eenvoud van onderricht, op aanpassing
van de leergang aan de noden en
behoeften van de gemeente, op een
letterkundige ontwikkeling hoofdzakelijk
gebaseerd op de Bijbel en niet op
ongelovige en heidense schrijvers, ook
drong hij er op aan de nadruk te leggen
op de moedertaal meer dan op de dode
talen, op praktische ontwikkeling in
verband met de academische opleiding en
op een nauwe gemeenschap en omgang van
leraren en studenten die de atmosfeer
van het huisgezin zou benaderen alle
onderwerpen naar voren gebracht en
benadrukt in de getuigenissen van de
Geest der Profetie.
Brownsberger stond niet afwijzend
tegenover al deze ideeën, maar op
sommige punten was zijn mening
onwrikbaar. De klassieke schrijvers als
toonaangevend voor een grondige
opleiding stonden bij hem in hoog
aanzien. De ideale schoolopleiding was
in zijn oog de opleiding die gevonden
werd op de staatsscholen en
universiteiten. Dat de Geest der
Profetie een andere weg aanwees ontging
hem grotendeels, evenals vele van de
leiders der gemeente. Gezien deze
tegenstellingen moet het als een wonder
worden beschouwd dat de school zes jaar
lang leefde en groeide onder de leiding
van Sidney Brownsberger.
Eén jaar bedroeg het aantal
ingeschrevenen zelfs zeshonderd. Er
waren echter geen speciale woon en
slaapgebouwen voor de studenten en dus
werd iedere vrije kamer in Battle Creek
verhuurd of ter beschikking gesteld voor
de studenten. Er vormden zich
verenigingen onder hen naar het
voorbeeld van de clubs en verenigingen
aan wereldse scholen en universiteiten
en ook hierdoor werd de sfeer van de
school nadelig beïnvloed. Een reactie
kon haast niet uitblijven. En inderdaad
liet zich geleidelijk een andere invloed
gelden. Er ontstond een groep van mannen
die aandrongen op een verandering in het
onderwijs in overeenstemming met de
raadgevingen van de Geest der Profetie.
De meest vooraanstaande en actieve
persoon in deze groep was de nog vrij
jonge arts J.H. Kellogg. Hij had een
medische universitaire opleiding genoten
op aanraden en gedeeltelijk opkosten van
James White.
Na de beëindiging van zijn studie was
hij verkozen als hoofd van het
sanatorium en als zodanig gaf hij de
stoot tot verdere ontplooiing van dit
instituut, maar ook liet zijn invloed
zich voelen in andere takken van het
werk, zoals de sabbatsschool,
zendingsactiviteiten en het
onderwijsprogramma. Toendertijd was er
niemand die de raadgevingen van zuster
white zo toegewijd navolgde en
ondersteunde als Dr. Kellogg, het zij
het nu het medisch werk of enige andere
tak van het werk der gemeente betrof.
Bijgevolg werd zijn loopbaan gekenmerkt
door wijsheid en succes. Als lid van de
raad van curatoren, die verantwoordelijk
was voor de algemene gang van zaken op
de school, ondersteunde Kellogg de
raadgevingen en pogingen van broeder
Bell om tot een hervorming te komen.
Hoofdzakelijk door de invloed van
Kellogg werden ook broeder Butler, toen
president van de Generale Conferentie en
br. S.N. Haskell overtuigd van de
noodzaak van een verandering. Zij
drongen aan op een beter toezicht op de
leerlingen en studenten door het bouwen
van speciale verblijven. Zij wilden
herziening van het schoolprogramma,
zodat de studenten ook praktisch
onderricht zouden krijgen.
Daar de belangrijkste bezigheid,
namelijk land en tuinbouw, niet mogelijk
was door gebrek aan ruimte stelden ze
voor om gelegenheid te scheppen voor
zulke bezigheden als drukken, timmeren,
tenten maken en huishoudelijke
bezigheden.
President Brownsberger was niet tegen
het vestigen van deze industrieën, maar
daar zijn gehele opleiding in een andere
richting ging vond hij dat er een
ondragelijke druk op hem werd
uitgeoefend. Toen ook zijn gezondheid
het begon te begeven trok hij zich aan
het einde van het schooljaar in 1881
terug en zocht vervolgens rust door zich
op een boerderij te gaan wijden aan land
en tuinbouw!
De raad van curatoren was nu in
verlegenheid wie zij moesten aanstellen
als president. Hoewel zij erkenden dat
Bell eigenlijk de aangewezen man was om
de hervormingen, die zij wensten, uit te
voeren vonden zij een groot bezwaar in
het feit dat hij geen universitaire
graad bezat. Over dit bezwaar wilden zij
niet heenstappen.
Het scheen alsof in deze omstandigheid
een man als Alxander McLearn, een leraar
met universitaire bevoegdheid, door de
Voorzienigheid was gezonden. Hoewel pas
sinds korte tijd lid van de
Adventgemeente en absoluut nog niet op
de hoogte met de raadgevingen van de
Geest der Profetie op het gebied van
onderwijs werd hij met vreugde begroet
en verkozen als president van de school.
De raad van de curatoren vertrouwde er
op dat McLearn onder invloed van Bell
een “VERDERE OPLEIDING” zou volgen in de
grondbeginselen van christelijk
onderwijs in de zin van de Geest der
Profetie. Niets bleek echter minder
waar. De nieuwe president was niet
bereid om zich te laten onderrichten en
adviseren door een man van
zelfontwikkling als BeIl. Het gevolg was
dat het schoolprogramma een mengelmoes
werd van tegengestelde meningen,
doeleinden en methoden.
De twee mannen, ieder met een sterke
eigen wil, kwamen voortdurend met elkaar
in. botsing. Het schooljaar van
1881,1882 had dan ook een tragisch
afloop. BeIl werd op zijn verzoek
ontslagen en Mclearn werd als president
afgezet en verliet vervolgens de
Adventgemeente om zich te voegen bij de
Zevende dags Babtisten. Het volgend
jaarwas de school in Battle Creek
gesloten. Het was een trieste ervaring
voor de gemeente Gods en door de
wijsheid van deze wereld te verkiezen
boven de wijsheid van God zag ze zich
beroofd van de instelling die haar jonge
mensen moest voorbereiden om het werk
van de laatste genade boodschap voort te
zetten over de gehele wereld. Zou God
het werk van Zijn handen verlaten?
WACHTER WAT IS ER VAN DE NACHT?
Licht en duisternis wisselen elkaar op
deze aarde steeds af in een eeuwige
strijd om de heerschappij. En zo voeren
ook de machten der duisternis een
voortdurende strijd met de machten van
licht en heerlijkheid. En vaak lijkt het
alsof de machten der duisternis de
overhand hebben en dan bedekt een zwarte
nacht de aarde en wordt zelfs het licht
van de gemeente van Christus schijnbaar
gehuld in een waas van donkerheid en
duisternis. Zo was ook nu de nacht
gevallen over de jonge school van de
Adventgemeente. En de roep van de
profeet is op zijn plaats, die luidt:
“Wachter! wat is er van den nacht?”
Wat zal de wachter antwoorden? Is er
alleen maar duisternis? Zal niets de
donkerheid verdrijven? Ja toch, er
schijnt een straal van licht. En de
wachter antwoordt: “De Morgenstond is
gekomen, en het is nog nacht.” Jes.
21:11,12. St.Vert.
Gods wegen zijn onnaspeurlijk. Op
ondoorgrondelijke wijze weet Hij uit het
kwade het goede te voorschijn te
brengen. Het wonder was in dit geval dat
toen de school in Battle Creek moest
worden gesloten er op geheel andere
plaatsen twee nieuwe scholen werden
geopend. Eén school werd gesticht op de
Westkust waar het steeds groeiend
ledental verlangde een eigen school te
bezitten. In één van de steden in het
Westen waar de adventboodschap het
eerste wortel had geschoten, HEALDBURG
in de SANTA ROSA VALLEI, werd de nieuwe
school gevestigd onder de naam
“HEALDSBURG ACADEMI”.
De officiele opening vond plaats op 11
April 1882. En wie werd de president?
Niemand anders dan Sidney Brownsberger!
Nu ten volle overtuigd van de waarde van
de raadgevingen van de Geest der
Profetie, vestigde hij reeds in het
eerste jaar van het bestaan der school
gelegenheid voor tuinbouw, fruitteelt,
timmeren, drukken en tentmaken. Deze
school is tot op de huidige dag een
zegen voor Gods werk en bestaat sinds
1909 onder de naam
“PACIFIC UNION COLLEGE”.
Slechts acht dagen na de opening van
Healdsburg Academie werd een andere
school geopend op de Oostkust in de stad
SOUTH LANCASTER MASSACHUSETTS. Ook deze
school bestaat nog steeds onder de naam
ATLANTIC UNION COLLEGE”. Wie hier het
hoofd werd? Wie anders dan Goodloe Bell!
En natuurlijk werd ook hier het school
programma gegrondvest op basis van de
getuigenissen van de Geest der Profetie.
De nacht maakte plaats voor het licht
van een nieuwe dageraad, een dageraad
die sindsdien steeds helderder is
geworden. In de herfst van 1883 werd ook
de school in Battle Creek weer geopend.
President werd één van de meest bekwame
predikers die de adventbeweging in zijn
gelederen telde, namelijk:
“WOLCOTT H. LITTLE JOHN”. Hij had de
leiding gedurende twee jaren en werd
toen opgevold door WILLIAM PRESCOTT. Hij
was één van de bekwaamste leraren en
leiders die de Advent beweging ooit
heeft bezeten. Hij werd ook secretaris
van de nieuw opgerichte afdeling van de
Generale Conferentie voor opvoeding en
onderwijs en onder zijn krachtige
leiding en in de voorzienigheid Gods
groeide het werk van het onderwijs en
werd de basis gelegd voor een wereldwijd
systeem van lagere scholen, middelbare
scholen, theologische en andere
opleidingsscholen, met aan de top een
medische hogeschool en een universiteit.
Het onderwijs van de Adventbeweging
draagt echter in al zijn geledingen een
bijzonder karakter, gefundeerd als het
is op het Woord van God en de
Getuigenissen van Zijn Geest. Het
onderwijs van de Advent beweging zal dit
bijzondere karakter blijven dragen
zolang er geen ander fundament gelegd
wordt, dan dat er ligt, namelijk Jezus
Christus. Waar het Getuigenis van Jezus
wordt gevolgd zal voorspoed en succes
onder Zijn zegen het resultaat zijn.
Daar wordt gebouwd voor tijd en
eeuwigheid!
DE BOODSCHAPSTER VAN GOD IN HAAR
DAGELIJKS LEVEN
Even natuurlijk als vanzelfsprekend
rijst bij iemand die de invloed van de
Getuigenissen, die door Ellen G. White
tot de Adventgelovigen kwamen
bestudeert, de vraag hoe deze vrouw zich
in haar dagelijks leven openbaarde. Hoe
was haar houding als moeder buurvrouw,
reisgenote en gemeentelid? Wat waren
haar opvallende karaktertrekken? Leed ze
aan hoogmoed of fanatisme? Paste ze
hetgeen God haar in gezichten toonde ook
in haar eigen leven toe? Hoe stond ze
bij anderen bekend? Velen kennen Ellen
G. White alleen door haar geschriften.
Tijdens haar leven werd haar stem vaak
gehoord op conferenties, in de gemeenten
en op openbare bijeenkomsten Maar hoe
stond zij bekend bij hen die haar in een
meer persoonlijk kontact leerden kennen?
Enkele facetten uit haar kinderjaren en
jeugd werden reeds in de eerste lezing
belicht. We hebben gezien dat zij nog
betrekkelijk jong op achttienjarige
leeftijd in het huwelijk trad met James
White op 30 Augustus 1846.
Van het begin af aan had het jonge
echtpaar, geroepen tot een zeer
belangrijke taak, te kampen met armoede
en ziekte. Hun persoonlijke ervaring in
dit opzicht stelde hen altijd beter in
staat om anderen te troosten en te
helpen.
Ellen White bracht vier kinderen ter
wereld. Deze brachten haar veel vreugde,
maar ook veel verdriet. Wie zal de
gevoelens peilen van een moeder die door
haar werk gedwongen wordt om haar
kinderen maanden lang aan de zorgen van
vrienden toe te vertrouwen? Wie kan er
troosten wanneer het hart verscheurd
wordt door het verlies van twee kinderen
die op jonge leeftijd worden weggerukt?
De oudste zoon van Ellen en James Henry
Nichols White, stierf slechts zestien
jaar oud op 8 December 1863. Enkele
jaren tevoren verloren ze hun vierde
zoontje Herbert nog geen drie maanden
oud op 14 December 1860. Slechts de
middelste twee van hun jongens, Edson en
Willie groeide op tot volwassen mannen.
En wie zal de volharding, de liefde en
het doorzettingsvermogen doorgronden die
Ellen aan de dag legde tijdens de jaren
van ziekte van haar man?
ALS MOEDER EN HUISVROUW
Pas na negen jaar getrouwd te zijn
kwamen James en Ellen voor het eerst te
wonen in een geheel eigen huis, toen zij
verhuisden van Rochester naar Battle
Creek. Voor die tijd was hun huis altijd
tegelijkertijd kantoor voor de Review
and Herald. Dank zij de hulp van de
broeders in Michigan kwam er nu echter,
zoals wij reeds voorheen zagen, een
geheel eigen drukkerij voor de nog jonge
Adventgemeente.
Ellen en James hadden in deze tijd drie’
zoons, want het voorafgaande jaar was
hun gezin verblijdt met de geboorte van
Willie White op 29 Augustus 1854. Het
huis wat ze betrokken was een houten
huisje met zes kamers, gelegen aan de
Houtstraat (Wood Street) aan de
Westelijke zijde van Battle Creek.
Achter het huis was een flinke tuin met
een schuur en de familie White had een
eigen koe. Het water moest gehaald
worden uit de bron, die de enige water
voorziening vormde voor de gehele stad.
Aan het eind van het stuk land was een
stukje bos en struikgewas dat
gelegenheid verschafte voor ongestoord
gebed.
Daar Ellen White veel tijd nodig had om
te schrijven en te spreken en daar zij
vaak op reis was, zag zij zich
genoodzaakt om goede hulp te vinden voor
haar huishouding. Dit betekende echter
niet dat zij de leiding van het gezin
uit handen gaf. Waar ze maar even tijd
en gelegenheid vond gaf ze haar volle
aandacht aan haar taak als moeder huis
en gastvrouw. Haar dagboek openbaart
vaak in een enkele zin de zorgen voor
haar gezin. Zo vinden wij bijvoorbeeld
in haar dagboek van Maart en April 1859
dat ze bezig is onderbroeken te naaien,
een jas te herstellen voor Edson. Verder
vinden we haar bezig met het maken van
een matrasje voor een luie stoel en
kleren om in de modder te dragen.
In deze zelfde tijd plant ze
verschillende bessenstruiken in de tuin
en op 11 April is ze gehele dag druk
bezet met het aanleggen van tuintjes
voor de kinderen. Een huisvrouw moet
inkopen doen voor haar huisgezin. Ook
dit was moeder Ellen wel toevertrouwd.
Soms vroegen haar buren haar met hen mee
te gaan als ze iets moesten kopen
waarbij de keuze moeilijk was. Op een
dag ging ze naar de stad om enkele
goederen te kopen voor het maken van
een lange broek. Ze vroeg meneer Skinner,
de eigenaar van een manufacturen winkel,
om haar een stuk zuiver wollen goed te
tonen. Hij legde een rol goed op de
toonbank en vertelde mevr. White dat hij
dit juist had ontvangen en dat hij
geloofde dat het precies was, waar zij
naar zocht. “Is het helemaal wol”? vroeg
zij meneer Skinner. “O ja, mevr. White,
honderd procent wol”, verzekerde hij
haar. Zonder na te denken voelde zij met
haar hand langs de gerafelde rand en zij
vond een losse draad. Ze trok de draad
er uit, ontstrengelde de draad en
ontdekte binnenin wat katoen. Terwijl ze
het omhoog hield, vroeg zij: “Is dit
wol, meneer Skinner”? Zeer in de war gaf
hij toe dat het dat niet was en vertelde
daarna aan mevr. White dat hij het had
gekocht als zuivere wol.
Dit voorval toont de kennis van zuster
White van de verschillende
textielproducten en openbaart haar
praktische inzicht. Haar moeder was
reeds een zeer verstandige en praktische
vrouw en die had haar dochters goed
opgevoed en onderricht.
DE SABBAT EN HET HUISELIJK LEVEN
De Sabbat was een volledig bezette dag
in het huis van de Whites. Natuurlijk
werd de dienst in de gemeente bezocht.
S`middags las zuster White vaak voor aan
de kinderen, Bijbelse verhalen of de
geschiedenis van de gemeente werden het
meest gelezen. Liet het weer het toe dan
ging ze met de kinderen wandelen door
het bos, langs het water en genoten ze
allen van de heerlijke natuur. Ook
werden vaak zieken, ouderen of
alleenstaanden bezocht. Ze sprak uit
eigen ervaring toen ze in latere jaren
schreef: “De Sabbatschool en de dienst
daarna maken slechts een deel van de
Sabbat uit. Wat voor het gezin
overblijft kan tot de meest geheiligde
en kostelijkste ogenblikken van al dé
Sabbaturen gemaakt worden. Veel van deze
tijd moeten de ouders doorbrengen met
hun kinderen”. (Schatk. deel 3 blz. 21)
Avond en morgenwijdingen werden zoveel
mogelijk door Ellen en James zelf geleid
en zij legden het er op toe de jongens
zoveel mogelijk daarin deel te laten
nemen door het zingen van liederen, het
voorlezen van teksten en dergelijke
dingen. Natuurlijk waren er vaak
bezoekers en menigmaal bleven de gasten
zelfs enkele dagen logeren. Dit alles
bracht extra lasten met zich mee en
koste tijd en aandacht. Het gezin kreeg
soms de indruk dat hun huis een gratis
hotel was.
Tijdens een conferentie in 1859 waren er
35 mensen aan de maaltijd. Is het
begrijpelijk dat zuster White de
volgende dag in haar dagboek schreef:
“We waren allen zeer afgemat”. In een
brief aan één van de werkers in het jaar
1873 openbaart Ellen White wat dit alles
voor haar betekende: “Ik ben opgestaan
om half zes in de morgen, hielp Lucinda
met afwassen, heb geschreven tot donker,
daarna noodzakelijk. naaiwerk gedaan,
bezig tot bijna middernacht; ook heb ik
nog gewassen voor het gezin nadat mijn
schrijven was geëindigd. Dikwijls voelde
ik mij zo moe dat ik heen en weer
waggelde als een dronken persoon, maar
loof de Heere, ik ben staande gehouden”.
Hoewel zwaar belast met vele problemen
verwaarloosde de drukke moeder de opvoed
ding van haar kinderen niet. De
discipline in het gezin handhaafde zij
krachtig maar steeds met begrijpende
liefde en vriéndelijkheid. Zij poogde
een crisis te vermijden en streefde er
voortdurend naar om de geest van de
jongens zó te leiden dat het karakter
werd versterkt en de wilskracht
ontwikkeld. Eenvoudige en passende
beloningen vormden een aanmoediging tot
goed gedrag en gehoorzaamheid.
De verleidingen buitenshuis werden
zoveel mogelijk krachteloos gemaakt door
aangename bezigheden en genoegens
binnenshuis. Zeer zelden werd
lichamelijke straf toegediend en als het
moest gegeven worden alleen na een
rustig gesprek en ernstig gebed.
Natuurlijk rezen er wel eens problemen.
De jongens waren geen model kinderen.
Maar moeilijkheden werden direct en met
beslistheid onder ogen gezien. Later
schreef zuster White: “Ik liet mijn
kinderen nooit toe te denken dat zij mij
als kinderen konden plagen. Nooit
veroorloofde ik het mijzelf om een ruw
woord te zeggen.... Wanneer mijn geest
geïrriteerd was, of wanneer ik het
gevoel dat ik werd uitgedaagd, was ik
gewend te zeggen: “Kinderen, we zullen
dit nu laten rusten; we zullen er nu
niets meer over zeggen. Vóór dat jullie
gaan slapen, zullen we er verder over
praten”.
Met alle tijd om er over na te denken,
waren ze tegen de avond meestal
afgekoeld en kon ik hen heel gemakkelijk
behandelen. Door haar vele reizen was
Ellen White vaak weg van huis, evenals
haar man. Dit maakte de taak van de
opvoeding niet eenvoudiger. Maar hun
moeder dacht veel aan hen en bleef met
hen in kontact door talrijke brieven.
Boven alles rezen vaak haar gebeden voor
de jongens op tot Hem, Wiens oog dag en
nacht waakt over al Zijn kinderen.
EEN TROUWE HERVORMSTER
De maaltijden waren eenvoudig, maar er
was altijd een overvloed van gezond
voedsel op tafel. Aanvankelijk was de
tafel van de White`s niet veel anders
dan van een doorsnee Amerikaan in die
dagen. Maar naarmate zuster White licht
ontving over de gezondheids reformatie
voerde ze deze reformatie ook door in
haar gezin. Vooral het visioen van 6
Juni 1863 bracht een enorme verandering
teweeg. Het was naar aanleiding van dat
visioen dat Ellen White af zag van het
gebruik van vleesvoeding, waarbij ze ook
persoonlijk niet zonder strijd deze
hervorming in haar eigen leven
doorvoerde, zoals reeds eerder is
beschreven.
Hoewel het waar is dat zuster White op
haar reizen, als zij op de gastvrijheid
van anderen was aangewezen, soms een
weinig vlees heeft gebruikt en hoewel
het ook waar is dat zij in latere tijden
ter wille van sommige leden van haar
uitgebreide gezin, die beweerden dat
vlees voor hen het beste voedsel was,
vlees op tafel heeft geplaatst, heeft
zij zelf na 1863 in haar eigen gezin
geen vlees meer gebruikt.
En vanaf 1904 werd ook voor haar
huisgenoten geen vlees meer geserveerd.
Een meer uitvoerige beschrijving van de
persoonlijke ervaring van E.G.White als
gezondheidshervormster vindt men in het
boek “COUNSELS ON DIETS AND FOODS”
Appendix no. 1 blz. 481-494.
In 1909 kon zuster White op ruim 81
jarige leeftijd het volgende schrijven:
“Mij is getoond, dat de beginselen die
ons gegeven zijn in de eerste dagen van
de boodschap, heden van evenveel belang
en van evenveel gewicht zijn als toen.
Er zijn sommigen die het licht gegeven
aangaande het dieet vraagstuk nooit
hebben gevolgd. Het is nu de tijd het
licht van onder de korenmaat uit te
nemen om het met klare, heldere stralen
te laten schijnen.”
De beginselen van een gezonde leefwijze
houden voor ons persoonlijk en als volk
heel veel in. Toen de boodschap der
gezondheidshervorming voor het eerst tot
mij kwam, voelde ik mij ziek en zwak en
had vaak last van flauwtes. Ik smeekte
God om hulp en Hij legde voor mij het
grote onderwerp der gezondheids
hervorming bloot. Hij onderrichtte mij
dat zij die Zijn geboden hielden, in
een, geheiligde verhouding tot Hem
gebracht moesten worden en dat zij, door
matigheid in eten en drinken, geest en
lichaam in de beste toestand moeten
houden om Zijn werk te doen. Dit licht
is mij tot grote zegen geworden. Ik ging
de beginselen van de gezondheids
hervorming voorstaan, wetende dat de
Heere mij kracht zou geven. Heden is
mijn gezondheid, niettegenstaande mijn
leeftijd, veel beter dan toen ik jong
was. Schatk. 3. blz. 370,37 1.
Ellen White was oprecht en eerlijk en
niet gelijk de schriftgeleerden van ouds,
die zware lasten legden op de schouders
der mensen, maar ze zelf met hun vinger
niet wilden verroeren. Matth. 23:4. En
daarom straalt haar getuigenis in
ingedimde heerlijkheid voor ons die haar
leven en geschriften bestuderen. Zij is
een voorbeeld geworden voor allen die
zich in alle ernst zoeken voor te
bereiden op de wederkomst van hun Heer
en Heiland en die er naar streven om
door de genade van onze Heere Jezus
Christus naar geest ziel en lichaam
geheiligd te worden om Hem in vrede te
mogen ontmoeten, als Hij verschijnt ten
eeuwige leven voor diegenen die Hem
verwachten.
Hoewel E.G. White een getrouw
hervormster was op het gebied van de
gezondheid, heeft zij zichzelf nooit als
een toets gesteld voor anderen. Terwijl
ze zelf bijvoorbeeld in de laatste
dertig tot veertig jaren van haar leven
nooit meer dan twee maaltijden per dag
gebruikte en dat ook anderen aanraadde,
was toch niemand van haar gezin
verplicht dat ook te doen, maar kon een
ieder die daar behoefte aan had ook s
avonds een maaltijd gebruiken. Hoewel ze
zelf nooit vlees gebruikte en ook steeds
in haar geschriften duidelijk op het
schadelijke van vlees gebruik heeft
heengewezen, heeft ze toch nooit het
niet vlees eten als een toets voor het
lidmaatschap van de gemeente geëist.
Ongetwijfeld kunnen we hierin zien dat
zij zich in deze dingen liet leiden door
Gods Geest en niet door een geest van
fanatisme zoals sommige gezondheids
hervormers openbaren. Fanatisme op het
gebied van gezondheids hervorming heeft
zij altijd beschouwt als één van de
grootste vijanden van een gezonde en
goede hervorming. Geve God, dat de
gezondheids hervorming zich steeds meer
in Zijn gemeente zal voortzetten in de
geest van evenwichtigheid, liefde en
volharding die ook zuster White op dit
gebied heeft geopenbaard.
RUST EEN WEINIG
Toen Jezus discipelen op een keer bij
Hem terugkwamen van een vermoeiende
tocht zag de Heiland dat zij uitgeput
waren en Hij zei tot hen: “Komt hier
en gaat met Mij alleen naar een eenzame
plaats en rust een weinig.”
Mark.6:31
Een weinig rust of ontspanning heeft een
mens nodig en Jezus heeft getoond ook in
deze behoefte te willen voorzien. Hoe
stond Ellen G. White hier tegenover?
Gunde zij zichzelf en haar medewerkers
zo nu en dan een weinig rust? De feiten
spreken voor zichzelf. Op een prachtige
voorjaarsdag in April van het jaar 1876
maken Ellen White en haar medewerkers en
ook personeel van de drukkerij in
Californië die in 1874 was opgéricht,
een uitstapje per boot op de baai van
San Francisco.
De kapitein van het schip is een Zevende
dags Adventist. Hoe geniet iedereen van
het water. Als de kapitein het schip
door de “GOUDEN POORT” naar buiten
brengt op de oceaan bemerken ze dat de
STILLE OCEAAN niet zo rustig is en
sommige van de zusters hebben last van
zeeziekte. Maar niet zuster White. Laten
we zien hoe ze dit tochtje later
beschrijft in een brief aan haar man:
“De golven liepen hoog op en we werden
op en neer geslingerd op een grootse
wijze, ik voelde mij als het ware in
vervoering gebracht, maar voelde geen
drang om met iemand te spreken. Het was
groots. Het schuim spatte over ons heen,
de waakzame kapitein gaf zijn orders, de
matrozen gereed om te gehoorzamen. De
wind was sterk buiten de “GOUDEN POORT”
en ik heb nog nooit zó van iets in mijn
leven genoten.” Dan gaat ze al mijmerend
verder: “God houdt de winden in Zijn
handen. Hij houdt de wateren onder
controle. We zijn slechts stipjes op de
brede, diepe wateren van de Stille
Oceaan, maar engelen des Hemels worden
gezonden om dit kleine zeilbootje te
bewaken als het over de golven raast.
Oh, de wonderbaarlijke werken Gods! Zo
ver boven ons begrip! Met één blik
aanschouwt Hij de hoogste Hemelen en het
hart van de zee”.
Toen zij kort daarna schreef over
Christus, die de storm stilde schreef
ze:”Ik ben blij dat ik op het water
ging; ik kan beter schrijven dan
tevoren.” Ook feestelijke gelegenheden,
in een goede sfeer gehouden, woonde zij
graag bij. Wij lezen daarvan
bijvoorbeeld in een artikel van haar
hand in de Review and Herald van 29 JAn.
1884: “Aan het einde van het lange reis
naar het Oosten bereikte ik mijn huis op
tijd om Oudejaarsavond door te brengen
op Healdsburg. De hal van de school was
versierd voor een Sabbatschool
conferentie. Slingers van cypressen,
herfstbladeren, groene takken en bloemen
waren smaakvol gerangschikt en een grote
bel van groen hing in de gebogen
doorgang van de ingang naar de zaal. De
boom was wel beladen met geschenken en
gaven, die bestemd waren om te gebruiken
ten gunste van de armen en om een bel te
kopen.
Behalve in een paar gevallen waren de
namen van de gevers niet aangegeven;
maar toepasselijke Bijbelteksten en
gezegden werden voorgelezen toen de
giften van de boom werden genomen. Bij
deze gelegenheid werd niets gezegd of
gedaan dat het geweten van iemand hoeft
te bezwaren.
Sommigen hebben tegen mij gezegd:
“Zuster White, wat denkt u hiervan? Is
het in overeenstemming met ons geloof”?
Ik antwoord hen: “Het is in
overeenstemming met MIJN geloof”!
We hebben ernstig geprobeerd om de
vakantietijd zo belangwekkend mogelijk
te maken voor de jeugd en voor de
kinderen. Ons doel is geweest om hen af
te houden van de tonelen van amusement
onder ongelovigen”. Uit alles blijkt dat
zuster White hield van ontspanning en
rust en dit ook van harte gunde aan
anderen. De genoemde voorbeelden zouden
met vele anderen zijn te vermeerderen,
maar wij moeten hiermee volstaan.
Ontspanning was bij Ellen White echter
altijd waarachtige ontspanning. Zij
hield zich verre van ieder amusement dat
meer afbreekt dan dat het opbouwt. Maar
zij verstond de woorden van Jezus, die
tot Zijn vermoeide discipelen zei:
“KOMT....EN RUST EEN WEINIG”.
OPGERUIMD ONDER TEGENSLAG
Zuster White stond bekend als een
opgeruimd persoon. Het kan zijn dat
sommige mensen daar anders over hebben
gedacht, maar de werkelijkheid is een
duidelijk getuigenis. In 1867 schreef ze
wat betreft haar levenshouding: “Ziet u
mij ooit somber, teneergeslagen of
klagend? Ik heb een geloof dat dit
verbiedt. Het is een verkeerde opvatting
van het ware ideaal van het christelijk
karakter en christelijke dienst, dat tot
deze conclusie leidt. Het is het gebrek
aan echte godsdienst, dat somberheid
neerslachtigheid en droefheid
voortbrengt.
Ernstige christenen streven er naar om
Jezus na te volgen, want christen zijn
betekent om gelijkvormig te zijn aan
Christus”. Deze woorden waren geen ijdel
geklank want onder de zwaarste
beproevingen openbaarde Ellen White een
veerkrachtige geest. Het was de God van
alle genade die haar oprichtte. De
gevoeligste slag van haar leven was
waarschijnlijk de vrij onverwachte dood
van haar echtgenoot. Maar zelfs dat
vermocht haar niet voor lange tijd neer
te slaan.
Slechts twee weken na zijn dood sprak
zij op Sabbat middag 20 Augustus 1881
tot de leden van de gemeente in Battle
Creek gedurende bijna één uur Uriah
Smith gaf in de Review and Herald van 23
Augustus hiervan het volgende verslag.
“Haar thema was de les die wij moeten
leren van de ervaring die zij juist
hebben doorgemaakt. De onzekerheid van
het leven is de eerste gedachte die zich
aan ons opdringt. We moeten ook
beschouwen wat voor mensen wij behoren
te zijn, terwijl wij nog leven”. De
geest van de spreekster richtte zich
daarna op die gezegende vermaningen van
de apostelen met betrekking tot de
verhouding die de leden van het lichaam
van Christus tegenover elkaar behoren te
onderhouden, alsmede hun gedrag, woorden
en handelingen tegenover elkaar. We
werden gewezen op zulke Schriftplaatsen
als deze: “HOUDT VREDE ONDER ELKANDER:
WEEST IN BROEDERLIEFDE ELKANDER
GENEGEN: WEEST VRIENDELIJK: WEES
BARMHARTIG: SPREEKT ALLEN HETZELFDE:
“WEEST VAST AANEENGESLOTEN, EEN VAN
ZIN EN EEN VAN GEVOELEN: HOUDT
VREDE EN DE GOD DER LIEFDE EN
DES VREDES ZAL MET U ZIJN”.
Zelfs deze gevoelige slag maakte haar te
meer beslist om het werk waartoe haar
God had geroepen voort te zetten en om
de naam van Jezus Christus en Zijn grote
verlossing bekend te maken tot aan het
einde der aarde. Het was vier jaar na de
dood van haar man, toen ze zelf bijna
zestig jaar was, dat ze Amerika voor het
eerst verliet om de jonge gemeente in
Europa te gaan versterken. En nog was
haar werk toen zij vandaar terugkeerde
naar Amerika in 1900 niet afgelopen. Nog
vijftien levensjaren voegde God haar
toe, waarin zij vele van haar boeken en
artikelen heeft geschreven.
Toen James White stierf in 1881 was hij
haar trouwe levensgezel geweest
gedurende vijf en dertig jaren, maar wie
had toen durven denken dat Ellen alleen
bijna nog eens die tijd de gemeente des
Heeren zou blijven dienen door woord en
geschrift en daad. Zeer zeker niet
zijzelf. Haar geestkracht en
opgeruimdheid behield zij echter tot het
einde.
BETER EEN GOEDE BUUR...
In de gelijkenis van de barmhartige
Samaritaan heeft Jezus ons verteld wie
onze buren, wie onze naaste zijn. En
hoewel we vanzelfsprekend geen verslag
hebben van alles wat James en Ellen en
in het bijzonder Ellen, voor hun buren
deden in de loop der jaren, zo vangen we
hier en daar een straal op van hun
verhouding tot hun naaste omgeving.
In de winter 1862-1863 wanneer een
vreselijke epidemie van difterie het
land teistert en twee van de kinderen
ernstig ziek worden weet Ellen en James
hun leven te redden door middel van
waterbaden en andere natuurlijke
middelen. Toen buren in de omgeving,
waar de gevreesde ziekte ook was
binnengedrongen, hoorden van het succes
dat broeder en zuster White hadden met
hun behandeling, riepen ze hun hulp in.
Het duurde niet lang of een flink deel
van hun tijd werd besteed aan het helpen
van anderen. In een brief van 1903
schrijft zuster White hierover: “Voordat
ons sanatorium daar in Battle Creek was
gevestigd, gingen mijn echtgenoot en ik
van huis tot huis om behandelingen toe
te dienen. Onder de zegen van God redden
we het leven van velen die ernstig
leden”.
En in 1908 schreef ze: “We brachten in
ons huis gevallen die door de doktoren
waren opgegeven. Wanneer we niet wisten
wat we voor hen moesten doen, baden we
zeer ernstig tot God en altijd zond Hij
Zijn zegen. Hij is de Machtige
Heelmeester en Hij werkte met ons.”
We hadden nooit tijd of gelegenheid om
een medische cursus te volgen, maar we
oogst ten succes als we voorwaarts
gingen in de vreze Gods en Hem zochten
voor wijsheid bij iedere stap.
We lieten gebed en werk samengaan. We
pasten eenvoudige waterbehandelingen toe
en probeerden dan de ogen van de
patiënten te richten op de grote
Genezer. We vertelde hen wat Hij voor
hen kon doen.” Mensen die in nood
verkeerden werden vaak opgenomen in het
huis van de White. Ellen White trachtte
altijd te helpen bij gezinnen die
behoeftig waren en niet zelden zat ze
zelf te breien om anderen aan warme
kleding te helpen.
Terwijl ze in Europa was kwam ze in
kontact met sommige gezinnen, waarvan
zij wist dat ze zouden moeten lijden als
ze hen niet hielp en dus besteedde ze
haar vrije tijd na haar terugkeer in
Amerika om kousen voor hen te breien die
ze naar hen toezond. Breien werd één van
haar grootste hobby`s.
Tijdens haar verblijf in Australië
heerste daar een economische crisis. In
die tijd werd vaak het werk van
schrijven en andere bezigheden opzij
gezet om hulp te verschaffen aan de
behoeftigen en armen. Zelfs verschafte
zuster White werk aan mannen die
werkeloos waren om toch enigszins in het
onderhoud van hun gezinnen te kunnen
voorzien. Haar persoonlijke secretaresse
Sara McEnterfer was een tijdlang haast
een soort wijkverpleegster, door van het
ene huis naar het andere te gaan m
zieken te helpen. Ook bij zuster White
thuis werd er hard gewerkt om in de
noden van anderen te voorzien; laten we
haar zelf weer aan het woord:
“Gisteravond hadden we een Dorkas groep
in ons huis en mijn medewerkers die
hielpen in de voorbereiding van mijn
artikelen voor de bladen en kookten en.
naaiden vijf in getal, zaten op tot
middernacht om kleren te knippen. Zij
maakten drie broeken voor de kinderen
van één familie. Twee naaimachines
draaiden tot middernacht. Ik denk dat er
nooit een gelukkiger groepje werkers was
dan deze meisjes gisteravond”. (Brief
uit 1897)
Ook in haar laatste levensjaren toen zij
woonde in Californië in de Napa Vallei
bezocht zij vaak buren in de omgeving en
hielp hen waar nodig. Nog jaren na haar
dood leefde Ellen White voort in de
herinnering van menige bewoner van de
vallei als “DIE KLEINE OUDE VROUW MET
WIT HAAR DIE ALTIJD ZO VOL LIEFDE SPRAK
VAN JEZUS”.
WIE ZIELEN WINT IS WIJS
Zuster White had een veelzijdige
belangstelling en haar geschriften tonen
dat zij zich bezighield met de meest
uiteenlopende onderwerpen. Haar
bezigheden waren ook zeer gevarieerd en
nimmer heeft zij zich er toe laten
verleiden om één onderdeel van het werk
van Gods gemeente voor te trekken boven
de andere takken van het werk. Maar wat
ze ook deed, alles had uiteindelijk
slechts één doel: Zielen te winnen voor
het Koninkrijk van haar Heer. Zij heeft
dit doel uitgedrukt in de volgende
woorden: “Het werk boven elk ander werk,
de zaak die boven alle andere de
krachten van de ziel behoort op te eisen
en bezig te houden, is het werk om
zielen te redden waarvoor Christus is
gestorven”. (The Youth s Instructor 4
Mei 1893.
Dit woord heeft zij in haar eigen leven
tot waarheid gemaakt. Al haar energie
was uiteindelijk gewijd aan dit grote,
alles omvattende werk. Haar gebeden haar
gedachten, haar arbeid concentreerden
zich op dit ene grote doel. Dit
stempelde haar ook tot een persoonlijk
werker. Eén ziel was kostbaar in haar
ogen, omdat ze wist dat die ene ziel
kostbaar was in het oog van Jezus. Hij
had er Zijn leven, Zijn bloed voor
gegeven. Reeds in haar jeugd na haar
bekering openbaarde zij haar ijver in
dit. persoonlijke werk om zielen te
redden. Zij beschrijft dit zelf als
volgt; “Ik belegde bijeenkomsten met
mijn jonge vrienden, van wie sommigen
aanzienlijk ouder waren dan ikzelf en
enkele waren getrouwde personen. Een
aantal van hen waren leeg en
gedachteloos mijn ervaring klonk voor
hen als ijdel gepraat en zij sloegen
geen acht op mijn dringende verzoeken.
Maar ik nam mij voor dat mijn pogingen
niet eerder zouden ophouden voordat deze
lieve zielen, voor wie ik zulk een grote
belangstelling had, zich aan God zouden
overgeven. Verschillende gehele nachten
bracht ik door in ernstig gebed voor
diegenen die ik had uitgezocht en
tezamen gebracht met het doel voor hen
te werken en te bidden.
Sommigen van hen waren met ons
samengekomen uit nieuwsgierigheid om te
horen wat ik had te zeggen; anderen
dachten dat ik buiten mijzelf was dat ik
zo in mijn pogingen volhardde, vooral
toen zij van hun kant geen
belangstelling toonden. Maar op ieder
van onze kleine bijeenkomsten ging ik
voort met hen aan te sporen en voor
ieder afzonderlijk te bidden, totdat
iedereen zich had overgegeven aan Jezus,
door de verdiensten van Zijn vergevende
liefde te erkennen. Een ieder werd
bekeerd tot God.”
Deze ijver en dit vuur in het winnen van
zielen voor haar Heiland heeft ze haar
hele leven behouden. Elke gelegenheid
nam ze te baat om van Hem te getuigen.
Een frappant voorbeeld daarvan vinden we
beschreven in de “SIGNS OF THE TIMES”
(tekenen der tijden) van 19 Oktober
1876. In de zomer van het jaar 1854
reden zuster White en haar man door een
bosrijke streek van Michigan naar de
plaats Vergennes. Het was een vrijdag en
ze hoopten hun doel spoedig te bereiken.
De af te leggen afstand bedroeg een
kleine 25 km en in enkele uren konden
zij op de plaats van bestemming
aankomen. Om één of andere reden raakte
degenen die de wagen bestuurde de weg
kwijt. Steeds dieper kwamen ze in het
bos. Zuster White was ziek en de dag was
heet; tweemaal kreeg ze een flauwte. Er
was nergens water om te drinken.
Eindelijk kwamen zij in een open ruimte
in het bos en daar stond een blokhut. De
vermoeide reizigers werden binnen
genodigd en konden zich verfrissen.
Terwijl ze nog even rustten raakte Ellen
in gesprek met de vrouw van het huis.
Ellen White sprak over Jezus wederkomst,
de Sabbat, de toestanden in de wereld en
over de gemeente. De vrouw vroeg haar
bezoekers te blijven, maar dat konden
zij niet doen vanwege hun afspraken.
Zuster White liet echter bij haar
vertrek een exemplaar achter van haar
eerste boek. “EEN SCHETS VAN DE
CHRISTELIJKE ERVARING EN GEZICHTEN VAN
ELLEN G. WHITE” en enkele exemplaren van
de Review and Herald en de “YOUTH
INSTRUCTOR”.
Tweeëntwintig jaren gingen voorbij
waarin zuster White zich afvroeg waarom
ze op die bewuste Vrijdag de weg waren
kwijt geraakt en verdwaald waren. Het
antwoord kreeg ze op de kampvergadering
in Michigan in 1876. Aan het eind van de
vergadering kwam een zuster naar Ellen
White en drukte haar blijdschap uit, dat
ze haar weer mocht ontmoeten. Ze vroeg
of zij zich herinnerde dat ze
tweeëntwintig jaar tevoren in een
blokhut in het bos was geweest en daar
een klein boekje had achtergelaten. De
vrouw vertelde dat ze het boekje had
uitgeleend aan haar buren, toen andere
mensen zich op die plaats vestigden,
totdat het helemaal versleten
was...Later waren er predikers gekomen
die hen de waarheid hadden verkondigd en
nu was er een heel gezelschap die de
Sabbat vierden. De ervaring van deze
groep was begonnen met het lezen van het
boekje wat zuster White daar had
achtergelaten. Nooit is Ellen G. White
moe geworden om van haar Heiland te
getuigen. Zelfs op haar laatste ziekbed
ruim zevenentachtig jaar oud sprak ze
met een ieder over de liefde van
Christus en over de zekerheid van de
verlossing door Zijn bloed.
ZALIG ZIJN DE DODEN DIE IN DE HEERE
STERVEN VAN NU AAN
Veel, heel veel meer zou er te vertellen
zijn van het leven van een vrouw, zo
gevuld met activiteit. Maar de verborgen
kracht van die kracht is minder
openbaar. Het was een nauwe gemeenschap
met Hem die haar had geroepen om Zijn
boodschapster te zijn. Die taak heeft ze
tot het einde toe getrouw volbracht. Die
gemeenschap met haar Heiland heeft ze
tot het einde toe steeds meer gezocht.
Dat einde kwam op Vrijdag 16 Juli 1915.
De laatste dagen van haar leven was ze
het grootste deel van de tijd
bewusteloos. De laatste woorden die zij
sprak tot haar zoon waren “IK WEET IN
WIE IK GELOOFD HEB”. Evenals Paulus
was zij zeker dat ze de kroon des levens
zou mogen ontvangen uit de hand van Hem
die zij had liefgehad en Die haar had
verlost aan het kruis op Golgotha. Haar
werken volgen haar na. Haar boeken
worden door steeds meer mensen gelezen
en vormen zo een steeds wijder wordende
kring van getuigen om een volk voor te
bereiden op de komst van hun Heer.
Haar invloed op de groei en ontwikkeling
van de gemeente der Zevende Dags
Adventisten neemt nog steeds toe, lang
naar haar dood. Maar is het haar
invloed?
Neen, het is de invloed van Hem Die Zich
noemt de “GETROUWE EN. WAARACHTIGE
GETUIGE”.
Ellen G. White was het kanaal waardoor
Jezus Christus sprak en spreekt tot Zijn
gemeente, want de “GEEST DER PROFETIE
IS HET GETUIGENIS VAN JEZUS”. HEM
ZIJ DE LOF TOT IN ALLE
EEUWIGHEDEN•
* * * * * * * * * * * *