You are home- www.agp-internet.com/react- ellenwhite.nl.nu - Themasite Ellen G. White
ELLEN G. WHITE  "DE  BOODSCHAPSTER DES HEEREN"

 

1. VAN DE MOEDERSCHOOT GEROEPEN.

 

KINDERJAREN EN BEKERING.


Op 26 November 1827, 160 jaar geleden,. keken twee gelukkige ouders, Robert en Eunice Harmon, naar hun pasgeboren tweeling. Want het was op deze dag dat.. Ellen Could Harmon en haar tweelingzuster Elizabeth. werden geboren. Hun ouders woonden in Gorham in de staat Maine, de meest N.W. staat van de Verenigde Staten.

Robert Harmon was een boer en trachtte zo…. .zijn gezin met acht kinderen te onderhouden. Hij en zijn vrouw waren trouwe leden van de gemeente der Methodisten en zij namen een actief aandeel in de bezigheden van hun kerk. Het feit dat zij afstamden van de eerste pioniers, die naar Amerika waren gekomen, verklaart hun ondernem ingsiust en door.zettings vermogen.

 

Robert en Eunice voedden hun kinderen op in het geloof en met veel toewijding
en zij beleefden dan ook de vreugde dat zij al hun acht kinderen bekeerd zagen en bijverzameld in de kudde van Christus. -Als Ellen en Elizabeth ongeveer zeven jaar oud zijn verhuist de familie- naar  de hoofdstad. van de staat Maine,  Portland. Robert Harmon vatte hier het beroep op van hoedenmaker. En zoals het de gewoonte was in die tijd van huisindustrie hielp het gehele gezin van twee jongens en zes meisjes mee aan het werk; het vlechten- van strohoeden, het, persen van vilthoeden en het modeleren. Ellen en Elizabeth gingen hier  ook naar school. Ellen was een zonnig, levendig kind, vlug van verstand en kerngezond. Hierin zou echter onverwachts verandering komen.

 

Op negenjarige leeftijd vond er een ongeval  plaats. Bij het teruggaan naar huis met haar zuster en een vriendinnetje gebeurde het, dat een meisje van dertien jaar haar in een vlaag van woede met een steen trof pal op de neus. Bedwelmd door de slag viel ze bewusteloos op de grond.  Haastig droeg men Ellen een winkel  binnen. Toen ze was bijgekomen  bood  iemand haar aan in zijn rijtuig, naar huis te brengen. Zich niet bewust van  haar zwakheid sloeg ze dit  aanbod af  en besloot om naar huis te lopen. Ook de omstanders merkten niet hoe ernstig haar toestand was en men liet haar gaan. Ze had slechts enkele tientallen meters gelopen of ze werd duizelig en haar zuster en vriendinnetje moesten haar verder naar huis dragen. Ze lag drie weken bewusteloos. Haar vader was net op een lange zakenreis. Haar moeder droeg alleen de zorg.  Buren en kennissen waren bang voor haar leven en dachten niet dat ze- nog zou herstellen.


Moeder Eunice hield zich aan haar geloof vast en  een innerlijke overtuiging maakte zich van haar meester dat haar meisje zou genezen. Haar neus was gebroken en haar gelaatstrekken waren daardoor zo veranderd dat haar vader haar bij zijn terugkeer na enkele maanden eerst niet herkende als zijn eigen kleine Ellen. Het was in deze tijd dat ze begon te bidden of de Heere haar wilde voorbereiden op de dood. Als er christelijke vrienden  op-. bezoek kwamen, hoorde Ellen dat, ze haar moeder vroegen of ze met  haar had gesproken over het sterven. Dit bracht haar in beroering. Ze verlangde. ernaar, om : een christen te worden en ze bad ernstig om vergeving van haar zonden. Als gevolg  daarvan, voelde ze dat  ze rustig werd en kwam het verlangen bij haar op dat alle mensen hun zonden vergeven zouden hebben en Jezus zouden liefhebben, zoals zij Hem liefhad. Voorwaar, voor een meisje van ongeveer 10 jaar een bijzondere ervaring.

 

 Wie had toen durven voorspellen, dat van haar gehele familie, van haar vrienden, ja, van al de pioniers der Adventbeweging, zij, het invalide kind, vermagerd, het zenuwstelsel kapot geslagen, niet in staat om te studeren, het langste zou leven, alle zwakheden te boven zou komen, moedig de krachten van fanatisme en ontbinding onder ogen zou zien, de bitterste tegenwerking en beschimping zou verdragen, de verdedigster zou worden van grote zedelijke hervormingen, één van de succesrijkste zielenwinners zou blijken te zijn, onsterfelijke boeken zou schrijven en ongeëvenaarde systemen van opvoeding, gezondheidsreformatie, kerkelijke organisatie en evangelisatie zou opbouwen en onderwijzen.


Niet tevergeefs zegt de apostel Paulus in 1 Cor. 1:27 “WAT VOOR DE WERELD DWAAS IS HEEFT GOD UITVERKOREN OM DE WIJZEN TE BESCHAMEN EN WAT VOOR DE WERELD ZWAK IS HEEFT GOD UITVERKOREN OM WAT STERK IS TE BESCHAMEN”. Ellen deed al spoedig de droevige ervaring op dat ons uiterlijk vorkomen een invloed heeft op de wijze waarop onze medemensen ons behandelen. Ook op school kon ze niet meer mee en was na een tijd gedwongen om de school weer te verlaten. Een tweede poging, enkele jaren later, om weer te gaan leren, liep eveneens uit op een mislukking. Zij schreef ruw en met veel fouten. de studie bezorgde haar zo’n inspanning dat zij vaak een duizeling kreeg bij het lezen of schrijven. Ook had zij een gemene hoest, een lichte mate van tuberculose, waar zij pas met haar twintigste jaar overheen kwam.


Toen zij de school voor de tweede maal moest verlaten was dat om nooit meer in een menselijke school terug te keren. Haar Leraar zou God zelf zijn. Zij zegt, dat het voor haar van nature eerzuchtig gemoed de hardste strijd van haar jeugd is geweest om toe te geven aan haar zwakheid en te besluiten dat ze haar hoop om verder te leren en te studeren moest opgeven. Een tijd lang kon ze zich met haar lot, dat ze haar leven lang invalide moest blijven, niet verzoenen en in haar hart verzette zij zich er tegen dat God in Zijn voorzienigheid dit leed had toegelaten. Ze sprak daarover echter met niemand, zelfs niet met haar moeder, van wie ze toch veel hield. De blijdschap in het geloof die zij zo jong reeds had leren kennen gedurende haar ziekte, week van haar en terwijl zij in de wereld geen vreugde meer zag, scheen ook de hemel voor haar te zijn toegesloten. De eerst volgende jaren waren jaren van inwendige strijd.


In Maart van het jaar 1840 bezocht William Miller de stad Portland op uitnodiging van de predikant van de zogenaamde “CHRISTIAN CHURCH” in de Cascostraat en hield daar een serie lezingen over de Wederkomst van Christus. De Harmon familie bezocht vanaf het begin deze lezingen, die een enorme opwekking teweeg brachten in de stad. De kerk was dag aan dag vol mensen, niet alleen uit Portland zelf, maar ook van heinde en ver uit de omgeving. De vergaderingen vertoonden geen enkel spoor van sensatie maar een geest van diepe ernst nam bezit van allen die kwamen luisteren. Ellen nu twaalf jaar oud, bezocht deze vergaderingen met haar familie en vrienden. Ook zij kwam diep onder de indruk van de prediking van “FATHER MILLER” als hij de vervulling der profetieën stap voor stap met zijn gehoor naging om hen zo te leiden tot het besef van de nabije Wederkomst van Christus. En steeds weer deed hij aan het eind van iedere lezing een krachtige oproep tot hen die nog niet bereid waren om zich te bekeren, opdat zij Jezus in vrede mochten ontmoeten.


Nadat Miller weer verder was gereisd, zocht de familie Harmon een blijvend contact met de andere Advent gelovigen, zonder zich echter af te scheiden van de gemeente der Methodisten. Het was ook niet de bedoeling van Miller en zijn medestanders om een aparte kerk van Adventgelovigen te stichten. Hun beweging was een waarlijk inerkerkelijke beweging op grond van de Bijbelse profetieën en waarheid.

 

Ook Ellen gaf gehoor aan de oproep om naar voren te komen bij het eind van de vergaderingen, maar desondanks vond zij geen rust. Er was in haar hart het gevoel dat zij het nooit waardig zou zijn een kind van God genoemd te worden. Een gebrek aan zelfvertrouwen en de gedachten dat niemand haar zou kunnen begrijpen, hielden haar er nu ervan terug met anderen, zoals haar moeder en haar oudere zuster Sarah, hierover te spreken. Iets van haar innerlijke strijd en wanhoop openbaarde ze aan haar broer Robert, twee jaar ouder dan zijzelf. Zijn belofte voor haar te bidden was in deze tijd van duisternis haar enige steun.


In de zomer van datzelfde jaar bezocht ze met haar ouders een tentenkamp van de Methodisten in Buxton. Een van de predikers sprak over de ervaring van koningin Esther en haar besluit om tot koning Ahasveros in te gaan met de woorden: “KOM IK OM, DAN KOM IK OM”. Hij riep de toehoorders op om zonder uitstel tot Jezus te gaan en dat Hij bereid was om de scepter der genade tot hen uit te strekken, evenals Ahasveros zijn gunst bekend maakte aan koningin Esther.

Alles wat de zondaar slechts moet doen is zijn hand in het geloof uitstrekken om de scepter der genade aan te raken. dat diegenen die dit uitstellen tot zij de Goddelijke gunst meer waardig zijn een vreselijke fout maken, want dat alleen Jezus ons van de zonde kan reinigen. Voor het eerst vond de jonge Ellen troost en werd haar de eenvoud van het geloof duidelijk. Met vele anderen ging ze aan het eind van de prediking naar voren en toen zij neerknielde was haar enige gebed, diep uit haar hart; “HELP MIJ JEZUS : RED MIJ OF IK VERGA!” Nog nooit tevoren had zij haar hulpeloze toestand zo intens gevoeld.


Terwijl zij neerknielde viel plotseling de last die zo lang op haar had gedrukt van haar af. Eerst raakte ze in de war en had het gevoel alsof ze geen recht had op deze vrede en dit geluk. Maar het scheen alsof Jezus zeer dichtbij was en de innerlijke zekerheid maakte zich van haar meester dat al haar zonden vergeven waren. Ze zegt zelf; “IK LEERDE MEER VAN HET GODDELIJKE KARAKTER VAN CHRISTUS IN DIE KORTE TIJD DAT IK NEERKNIELDE MET DE ANDEREN. OM TE BIDDEN DAN OOIT TEVOREN”. “Een van de moeders in Israël kwam ‘naar mij toe en zei; “Mijn beste kind heb je Jezus gevonden”? Ik stond op het punt van “ja” te antwoorden, toen zij uitriep; “Inderdaad heb je Hem gevonden; Zijn vrede is met je, ik zie het op je gezicht”.


Toen zij na de vergadering naar huis reed met haar ouders scheen alles veranderd. Gedurende de vergaderingen had het meestentijds geregend, maar nu scheen de zon helder en vrolijk. De aarde scheen haar toe te glimlachen onder de vrede Gods. De duisternis in haar hart was verdwenen. Zelfs al het verdriet van haar jonge leeftijd scheen haar nu toe een bewijs te zijn van Gods goedgunstige genade om haar te bewaren voor haar eigen eerzuchtigheid opdat ze haar hart zou richten op de blijvende hemelse dingen. Wij kunnen gerust zeggen, dat deze ervaring de doorslaggevende was in haar bekering. Ze was toen bijna dertien jaar. Niet lang daarna werd ze gedoopt door onderdompeling. Toen tertijd kon een doopkandidaat bij de gemeente der Methodisten zelf de wijze kiezen, waarop zij gedoopt wenste te worden. En hoewel verschillende zusters van de gemeente haar probeerde te overtuigen dat de doop door besprenging de juiste was, kon zij na ernstig gebed en onderzoek van de Bijbel niet tot een andere conclusie komen dan dat de doop door onderdompeling de ware Bijbelse doop is.

 

En zo daalde ze met nog elf anderen op een winderige dag van het jaar 1840 in het water van de Atlantische Oceaan om daar met Christus begraven te worden en opte staan tot een nieuw leven. Zelf schrijft zij van deze ervaring; “Toen ik oprees uit het water had ik vrijwel geen kracht meer, want de kracht des Heeren rustte op mij. Ik voelde dat ik voortaan niet meer tot deze wereld behoorde, maar dat ik uit het watergraf was opgestaan tot een nieuw leven”. Hoewel zij nu wel de vrede in Christus had gevonden, zouden de volgende jaren veel strijd brengen. De nu vier volgende jaren zijn voor haar leven beslissend geworden. In die tijd werd Ellen Gould Harmon, zonder zelf alles te kunnen begrijpen, door God zo geleid in haar ervaringen, dat ze werd voorbereid op de levenstaak die haar wachtte.


2. STRIJD EN OVERWINNING

In 1841, gedreven door een intens verlangen om verder te leren, liet Ellen zich inschrijven op een meisjes seminarie in Portland. Maar toen zij zich weer met ijver toelegde op de studie ging zij snel achteruit in gezondheid en was ze gedwongen de school te verlaten. Toch was ook dit de voorzienige leiding van Gods hand, want de omgang met ongelovige meisjes trok haar geest af van God en blijdschap maakte plaats voor gevoelens van ontmoediging. Deze gevoelens van ontmoediging bleven aanhouden en een innerlijke strijd woedde in het hart van de jonge christin.

Zij voelde zich niet voorbereid om haar Heiland te ontmoeten. In deze tijd kwam William Miller voor de tweede maal naar Portland en hield daar in Juni 1842 in de kerk in de Cascostraat weer een serie lezingen. Dit keer was de beroering in de stad nog veel groter dan de eerste maal.


De meeste kerken sloten hun deuren voor Miller en zijn boodschap. Door preken trachtte men van de kansels de zogenaamde dwalingen van deze prediker aan de kaak te stellen: maar het aantal bezoekers die de lezingen bezochten was nog groter dan de eerste maal. De vergaderingen waren buitengewoon rustig en werden met aandacht gevolgd. Velen kwamen tot bekering, andere beleefden een nieuwe toewijding aan God. Ook voor Ellen waren deze vergaderingen een steun. Zij geloofde dat Jezus spoedig zou komen en haar geest hield er zich voortdurend mee bezig hoe ze de heiligheid van hart kon verwerven. Hiernaar verlangde zij boven alles en de verzekering dat zij geheel was aangenomen door God.


Onder de Methodisten hoorde zij veel over heiligmaking, maar zij kon zich er geen bepaalde gedachten over vormen. Sommigen die beweerden dat zij de heiligmaking beleefden verloren hun lichamelijke kracht onder invloed van een sterke geestelijke opwinding. Ellen miste deze ervaring en verwonderde er zich ook over dat zij die beweerde geheiligd te zijn een bittere geest openbaarden als over Jezus spoedige Wederkomst werd gesproken.

De prediking van Jezus komst had velen tot bekering en reformatie gebracht en hoe konden zij die beweerden geheiligd te zijn, dan tegenstaan? Deze vraag en de vraag wat zijzelf moest doen om behouden te worden hielden het jonge meisje voortdurend bezig.


Nog een ander punt veroorzaakte grote onrust en duisternis in Ellens hart. Zij was onderwezen in het geloof van een eeuwig brandende hel. En als zij dacht aan de staat van de veroordeelde zondaar die eeuwig moet branden, zonder dat er ooit een einde aan komt, geraakte ze in diepe wanhoop. Zij zag zichzelf reeds in de vlammen voor eeuwig bezig te sterven en toch nooit het bewustzijn verliezend. De prediking van vele predikanten maakte dit nog erger. In haar gedachten gingen de genade en de liefde van God schuil achter Zijn gerechtigheid. De Hemelse Vader werd in haar geest een tiran inplaats van een tedere, liefhebbende Vriend van zondaren, die Zijn schepselen liefheeft met een onbegrensde liefde en hen wenst te redden voor Zijn Koninkrijk. Een bijna totale duisternis maakte zich van Ellen meester. Tot op deze tijd had zij nog nooit in het openbaar gebeden, zij zegt:

 

“Maar nu werd mij voorgehouden in de geest, dat ik God in het gebed moest zoeken op onze onderlinge bijeenkomsten”. Dat durfde zij echter niet te doen uit vrees dat zij onder het bidden in de war zou raken en niet meer in staat zou zijn om woorden te vinden. Maar deze plicht werd haar zo nadrukkelijk in de geest voorgehouden, dat wanneer zij persoonlijk tot God probeerde te bidden, dit slechts een spotten scheen te zijn met Hem, vanwege haar ongehoorzaamheid. Soms bad zij nachten lang, het gezicht voorover op de vloer. Maar er scheen geen verlichting te komen. In deze toestand van wanhoop kreeg ze een droom, die een diepe indruk maakte op haar geest. In haar droom zag ze een tempel waarheen vele mensen stroomden. Alleen zij die in de tempel hun toevlucht hadden genomen vóór het sluiten van de genade tijd konden behouden worden; allen die buiten bleven waren voor eeuwig verloren. Ellen was zelf onder degenen die de tempel binnen gingen. De tempel werd ondersteund door één reusachtige pilaar, waaraan een Lam was vastgebonden geheel verminkt en bebloed.


Allen die de tempel binnengingen moesten voor het Lam verschijnen om hun zonden te belijden. Voor het Lam zaten degenen die hun zonden hadden beleden, bekleed met witte gewaden en ze schenen zeer gelukkig. Toen Ellen vlak bij het lam was gekomen, klonk plotseling een trompet. Een fel licht verlichtte de gehele tempel. Vervolgéns was het aarde donker. Toen Ellen wakker werd scheen het haar toe dat zij verloren was. Niet lang daarna had zij een tweede droom. In deze droom zag ze zichzelf bezig erover na te denken dat ze, als Jezus op aarde was, naar Hem toe zou gaan, zich aan Zijn voeten zou werpen om Hem alles te vertellen. Terwijl zij nog zo zat te denken verscheen een hemelse boodschapper die haar uitnodigde hem te volgen naar Jezus. Ellen moest alles meenemen wat zij bezat. De gids leidde haar naar een steile en schijnbaar zwakke trap. Vele anderen waren ook bezig de trap te beklimmen en sommigen vielen omlaag. Eindelijk bereikte zij de top, waar zij voor een deur kwam te staan. Na haar weinige bezittingen te hebben neergelegd werd zij door haar begeleider door de deur gelaten. Plotseling stond ze voor Jezus.


Zij schrijft zelf van deze ervaring; “In dat schone gelaat kon men zich niet vergissen; die uitdrukking van goedheid en Majesteit kon aan geen ander toebehoren”. Toen Zijn blik op mij rustte, wist ik meteen dat Hij bekend was met iedere omstandigheid van mijn leven en met al mijn innerlijke gedachten en gevoelens. Haar naderende, legde Hij met een glimlach Zijn hand op haar hoofd en zei: “Vreest niet”. Zijn tegenwoordigheid wekte in haar een heilige eerbied en een onuitsprekelijke liefde. Deze droom schonk Ellen hoop en daardoor bemoedigd openbaarde ze tenslotte al haar zorgen en moeilijkheden aan haar moeder, die sympathie betoonde. en aanraadde met Elder Stockman, een predikant die ook vurig de Adventboodschap verkondigde, te gaan praten. Dit was één van de predikanten die niet lang daarna in 1843 door de Methodisten conferentie van Maine werd geschorst als predikant omdat hij de boodschap van Jezus spoedige Wederkomst verkondigde.


Voor hem, legde Ellen haar moeilijkheden open. Nadat hij haar rustig had aangehoord plaatste hij teder zijn hand op haar hoofd en zei met tranen in zijn ogen: “Ellen, je bent nog maar een kind en jouw ervaring is zeer ongewoon voor iemand van jouw leeftijd. Jezus is bezig jou voor te bereiden voor één of ander bijzonder werk. Vervolgens sprak hij met haar over Gods liefde voor Zijn dwalende kinderen en dat Hij ernaar verlangt allen tot Zich te trekken en dat Hij Zich niet verheugt in hun ondergang. Hij sprak uitvoerig met haar over de liefde van Christus en het verlossingsplan. Tenslotte bad hij met haar, haar verzekerend dat Jezus geen ernstige zoeker laat staan. Ellen verliet hem getroost en bemoedigd. Zij schrijft van deze ervaring; “Gedurende de weinige minuten waarin ik onderricht ontving van Elder Stockman, had ik meer kennis verkregen over het onderwerp van Gods liefde en medelijdende tederheid, dan van alle preken en toespraken waarnaar ik ooit had geluisterd.

 

Thuis gekomen bad zij opnieuw tot God. En weer werd haar voorgehouden te bidden in de onderlinge bijkomst. Diezelfde avond was er een bidstond. En inderdaad bad zij die avond! En Gods kracht rustte zo sterk op haar dat zij elk gevoel voor haar omgeving verloor. Een sterke verzekerdheid maakte zich van haar meester.

De volgende avond woonde zij een vergadering hij van de Adventgélovigen. Zij sprak over de liefde van Jezus die zij had ervaren en dit maakte een diepe indruk op de aanwezigen. Op een andere vergadering, niet lang daarna bracht haar getuigenis zo’n ontroering dat verschillende zondaren tot bekering kwamen. Van nu af voelde Ellen een sterke drang om haar jonge vrienden, van wie sommige al getrouwd waren, tot Christus te brengen. Ze belegde vergaderingen, sprak met hen, met en voor hen en spoorde hen aan hun leven aan Jezus te geven. Hoewel sommigen haar aanvankelijk uitlachten kwamen allen, op één na, tot bekering en zij beleefde de vreugde te zien dat zij zich overgaven aan de Heere. Een diepe innerlijke ovértuiging en de alles omvattende verwachting van Jezus spoedige Wederkomst dreef haar tot ernstig gebed en arbeid voor zielen. Haar strijd was tenslotte bekroond met overwinning.


3. UITGAAN UIT DE METHODISTENKERK


Nog steeds bezochten de leden van de familie Harmon van tijd tot tijd. de diensten de Methodisten en ook de huisvergaderingen. Op een avond dat Robert en Ellen weer een huisvergadering bezochten, en hun beurt kwam om hun getuigenis af te leggen, getuigden beiden van de vrede die zij in Christus hadden gevonden en gaven uitdrukking aan hun vreugde over de verwachting van Jezus spoedige Wederkomst. Maar de reactie van een aantal zusters was zeer koel en afwijzend. De predikant die de leiding had, vroeg Ellen of het niet prettiger zou zijn, een lang leven in nuttigheid door te brengen, door anderen goed te doen, dan om uit te zien naar Jezus spoedige Wederkomst als arme zondaren vernietigd zouden worden. Ellen antwoordde dat zij verlangde naar Jezus komst. Dan zou er een eind komen aan de zonde en zouden ze voor altijd geheiligd zijn en er zou geen duivel meer zijn om te verleiden.


De predikant sprak daarna, tegenover de anderen zijn blijdschap uit over de verwachting van een duizend jarig vrederijk, dat op aarde zou komen, wanneer de aarde vervuld zou worden met de kennis des Heeren. Na afloop van de vergadering, op weg naar huis versterkten Ellen en Robert elkaar in het geloof van de spoedige Wederkomst van Jezus. Niet lang daarna op een andere huisvergadering getuigde Ellen van haar ervaring, dat de verwachting van Jezus Wederkomst haar ertoe had aangezet om nog ernstiger te jagen naar de heiligmaking door Gods Geest. Hierop onderbrak de leider haar met de woorden: “U ontving heiligmaking door Methodisme, door Methodisme zuster; niet door een dwaalleer”. Ellen voelde zich gedwongen te belijden dat zij haar ervaring in Christus niet haar ontvangen door Methodisme, maar door de opwekkende prediking van Jezus persoonlijke verschijning bij Zijn Wederkomst. Daardoor had zij vrede, blijdschap en liefde gevonden.


Het was haar laatste getuigenis van haar en haar broeder Robert in de vergadering der Methodisten. Niet lang daarna bezocht de predikant hun familie. Hoewel haar vader een steunpilaar was in de gemeente, moest de predikant hem toch vertellen, dat zijn geloof en Methodisme niet met elkaar overeenstemden. Hij vroeg niet naar de reden waarom vader Harmon zo geloofde als hij deed maar raadde hem aan om zich zonder opzien als lid te laten schrappen. Hoewel deze aan de hand van de Bijbel zijn geloof in de spoedige komst van Jezus verdedigde en betoogde dat het geen nieuwe vreemde leerstelling was, maar één van de fundamenten van de hoop van de christen, bleef de predikant op zijn stuk staan. Ellen s vader echter weigerde om zich zonder meer ten laten schrappen als lid van de gemeente der Methodisten, wetende dat ook anderen voor eenzelfde dilemma stonden.

 

Niet lang daarna moest hij met zijn familie verschijnen voor een vergadering. Slechts weinigen waren aanwezig. Men durfde niet een groot aantal van de leden hierbij tegenwoordig te laten zijn, daar het karakter van Harmon bij allen bekend was als eerlijk en oprecht. De enige aanklacht was, dat hij en zijn familie in strijd hadden gehandeld met de regels van de kerk. De aanklacht bleek bij navraag uitsluitend betrekking te hebben op het bezoeken van de vergaderingen der Adventisten Op de vraag of Harmon verder af wilde zien van het bezoeken van deze vergaderingen en van zijn geloof in de spoedige Wederkomst, verklaarde deze dat hij dat niet kon doen met een zuiver geweten. Na nogmaals getuigenis te hebben afgelegd van zijn geloof verliet hij met de familie de kerk. De daarop volgende Zondag werdende zeven namen van de familie Harmon in de kerk voorgelezen en werd verklaard dat zij niet langer lid waren van de gemeenschap.


Niet lang daarna volgden anderen om zich te voegen bij hen die uitzagen naar de spoedige Wederkomst van hun Heer. Voor deze kleine groep waren de woorden van Jesaja 66:5 zeer kostbaar: “Hoort het woord des Heeren, gij die voor Zijn woord beeft: “Uw Broeders die u haten, die u verstoten om Mijns Naams wil zeggen “Dat de Heere Zijn heerlijkheid tone, opdat wij uw vreugde aanschouwen. Maar zij zelf zullen beschaamd staan”.


DE TEURSTELLING VAN 1843 1844


Met ernst en blijdschap naderden de Adventisten de tijd dat de Heiland werd verwacht. Met de grootste zorgvuldigheid en ernst zochten zij als volk, zich te reinigen, opdat ze bereid mochten zijn bij Zijn Wederkomst. Vergaderingen werden vaak gehouden en ondanks het steeds toenemend verzet van de verschillende kerken, werden ze steeds drukker bezocht en dagelijks groeide het aantal gelovigen. Een geest van toegewijde liefde en broederzin heerste in de gemeenschap der Advent gelovigen, die uit de meest verschillende kerken of uit de wereld waren tezamen gekomen. Toen het tijdstip naderde waarop Jezus uiteindelijk werd verwacht, legden velen hun wereldse zaken ter zijde om zich geheel te kunnen wijden aan de voorbereiding op Jezus komst. Er was geen sprake van het naaien van witte hemelvaartsklederen, zoals later werd beweerd, maar wel streef de men er naar om innerlijk bekleed te zijn met de gerechtigheid van Christus.


De tijd van verwachting ging echter voorbij zonder dat er iets gebeurde. Dit was de eerste beproeving die God over Zijn volk toeliet. De teleurstelling was groot. De spotters juichten, en velen verzaakten het geloof, dat zij eerst zo vurig hadden beleden. Anderen, waaronder ook de jonge Ellen, waren echter overtuigd dat er een vergissing gemaakt moest zijn en zij volharden in het geloof dat Jezus spoedig zou verschijnen.

De tekenen der tijden wezen er op heen. Dieper onderzoek van de profetieën openbaarde een vergissing in de berekening van de tijd en op grond van een nadere studie van de profetieën van Daniel over de 2300 jaren kwam men tot de conclusie dat deze tijd zou eindigen in October 1844. De hoop leefde op en krachtig werd de boodschap van de eerste engel van Openbaring 14:6,7 overal verkondigd: “VREEST GOD EN GEEFT HEM HEERLIJKHEID WANT DE URE DES OORDEELS IS GEKOMEN”. Spoedig weerklonk ook de boodschap van de tweede engel, nadat de kerken de boodschap van de ure des oordeels definitief hadden verworpen. “BABYLON IS GEVALLEN, DE GROTE STAD” Openbaring 14:8.

Ellen schreef later van deze tijd; “Dit was het gelukkigste jaar van mijn leven. Mijn hart was vol van blijde verwachting; maar ik voelde een groot medelijden en benauwdheid voor diegenen die geen hoop hadden in Jezus”.

 

Ernstige bidstonden en bijeenkomsten kenmerkten deze tweede tijd van verwachting. Van haar eigen ervaring van deze tijd van verwachting schrijft Ellen nog: Ik bezocht dikwijls gezinnen en ging in ernstig gebed met diegenen die temeer werden gedrukt door vrees en neerslachtigheid. Mijn geloof was zo sterk dat ik nooit voor een ogenblik twijfelde dat God mijn gebeden zou verhoren en zonder één uitzondering rustte de zegen en vrede van Jezus op ons in antwoord op onze ootmoedige smeekbeden en de harten van hen die wanhoopten werden vervuld met vreugde van licht en hoop.


Hoeveel zwaarder was de teleurstelling toen ook ditmaal de tijd voorbijging zonder dat de Adventgelovigen Christus zagen verschijnen op de wolken. Zo diep was die teleurstelling dat voor sommigen de dood haast verkieselijker scheen dan het leven. Velen die gebouwd hadden op het getuigenis van anderen verloren voor goed hun geloof. Maar Ellen en vele anderen met haar, hoewel diep teleurgesteld, waren niet ontmoedigd. Spoedig scheen er nieuw licht. DE REINIGING VAN HET HEILIGDOM WAS NIET DE REINIGING VAN DEZE AARDE, door vuur bij Jezus wederkomst, MAAR DE REINIGING VAN HET HEMELSE. HEILIGDOM, gepaard met een onderzoekend. oordeel, voordat Jezus zou wederkomen. En spoedig zou Gôd Zijn volk op bizondere wijze troosten.


4. GODS STEM TEMIDDEN VAN VERWARRING

Het eerste visioen.


Na de teleurstelling viel de Adventbeweging uiteen. Velen van de Adventgelovigen en van de leiders zagen hun geloof in de tijdsbepaling als een dwaling. Een klein aantal, waaronder Ellen en haar familie, hielden vast aan hun geloof dat  God de leiding  had gehad in de Beweging, ook in de laatste maanden vóór Oct. 1844 en in de verkondiging van de boodschap van de tweede engel. Zij bleven vasthouden aan hun geloof in de spoedige verschijning van hun Heiland en zij baden ernstig om meer licht. Niet  lang na de teleurstelling in Dec. 1844 bezocht Ellen één van de zusters van de gemeente, zuster Haines in South-Portland. Tijdens de morgenwijding, waarbij ze met vijf zusters waren neergeknield voor het gebed, rustte de Geest  van God op Ellen met een kracht, zoals ze nog nooit tevoren had ervaren.


Het scheen alsof ze omgeven was met licht en ze rees hoger en hoger boven de aarde. In dit visioen zag zij het Adventvolk op weg naar het Nieuw – Jeruzalem  trekkend over een smalle weg dié hoog boven de wereld lag. Aan het begin van die weg scheen een helder licht, dat de gehele weg verlichtte. Een engel verklaarde: dat, dat de middernachtsroep was, de verkondiging van de eerste en de tweede engelboodschap in de zomer van 1844. Sommigen verloochenden het licht aan het begin van de weg, zij raakten in duisternis en vielen van de weg in de duistere wéreld onder hen. Verder zag Ellen Harmon in dit visioen de komst van Christus op. de wolken en het teken van Zijn komst  een wolkje in het Oosten, aanvankelijk kleiner dan een mans hand. Ook de heerlijkheid van het Nieuwe Jeruzalem werd haar getoond.


Toen zij uit het visioen kwam leek alles hier op aarde somber en donker. Ellen voelde een heimwee naar het betere land wat zij had gezien. Zij deelde wat zij gezien had mee aan de groep van Adventgelovigen in Portland, ongeveer 60 in getal. Zij aanvaarden haar getuigenis als van God gezonden om Zijn volk te vertroosten na de teleurstelling van Oët.1844. Ook hadden voorafgaande ervaringen met Ellen de gelovigen ervan overtuigd dat zij eerlijk en oprecht was en dat de manifestaties van Gods kracht in haar leven geen misleiding of overdrijving vormden, maar waarachtig waren.

 

Ongeveer een week later ontving zij een tweede visioen, waarin God haar toonde dat zij uit moest gaan om aan anderen te vertellen wat haar was geopenbaard Ook werd haar getoond dat zij vele beproevingen zou ondergaan en dat zij veel tegenstand zou ontmoeten, dat Gods genade echter genoeg zou zijn om haar staande te houden. Ellen raakte hierdoor van streek. Haar gezondheid was zeer zwak en in feite gaven de doktoren haar slechts enkele jaren te leven. Zij was van nature teruggetrokken. Zij bad dat deze last van haar mocht worden weggenomen. Maar de woorden van de engel weerklonken voortdurend in haar oren: “MAAK AAN ANDEREN BEKEND WAT IK U HEB GEOPENBAARD.”


Deze taak scheen haar meer dan zij ooit zou kunnen volbrengen. Hoe moest zij, een meisje van 17 jaar van plaats tot plaats reizen om aan de mensen de heilige waarheden Gods te openbaren? Wie moesten haar vergezellen Haar broer Robert was zelf zwak van gezondheid. Haar vader moest voor het gezin zorgen. De last drukte tenslote zo zwaar op haar, dat zij verlangde naar de dood als een uitweg om aan de verantwoordelijkheden te ontkomen. Tenslotte verliet de vrede haar,waarin zij zich zolang had verheugd en de wanhoop drukte haar terneer. Zij voelde zich van God en mensen verlaten. Zij bezocht tenslotte zelfs de bidstonden niet meer, die bij de familie Harmon aan huis werden gehouden.


De broeders en zusters beseften dat haar houding van terneergedruktheid zondig was en zij baden ernstig voor haar. Tenslotte bezocht zij één van de bidstonden. Te zwak en te wanhopig om zelf te bidden stemde zij in met de gebeden van de gemeente. Zij voelde dat ze bereid was om ieder offer te brengen, als zij slechts de vrede van Christus mocht herwinnen. Terwijl de gebeden opstegen scheen de duisternis van haar te wijken en plotseling viel een licht op haar. Zij verloor haar kracht en viel op de grond. Vader Pearson, een ernstig gelovige, die niet had kunnen knielen vanwegen zijn reumatiek was getuige van deze gebeurtenis.

 

Toen Ellen bij kwam zei hij: “Ik heb een gezicht gezien zoals ik nooit verwachtte te zullen zien”. Een vuurbal kwam neer uit de hemel en trof zuster Ellen Harmon recht op het hart. Ik zag het! Ik zag het! Ik zal het nooit meer vergeten. Zuster Ellen heb moed in de Heere. Na deze avond zal ik nooit meer twijfelen. We zullen je voortaan helpen en niet meer ontmoedigen.”


Terwijl zij op de grond lag scheen zij weer in tegenwoordigheid te zijn van heilige engelen en een stem herhaalde de woorden: “MAAK AAN ANDEREN BEKEND WAT IK U HEB GEOPENBAARD”. Ellen besloot om te gaan waarheen de Heere haar zou zenden. Nog één angst bleef er over dat zij zichzelf zou verheffen wegens de visioenen en openbaringen die God haar gaf voor Zijn volk. Maar in een visioen kreeg zij de verzekering dat God haar door ziekte voor deze verzoeking zou bewaren en dat, als zij getrouw bleef, zij tenslotte zou mogen eten van de boom des levens en drinken van het water des levens”.


Reeds spoedig bood zich de gelegenheid aan voor Ellen om met haar zwager naar Poland te reizen, ongeveer 50 km van haar woonplaats verwijderd, om daar haar getuigenis te geven voor de gemeente in die plaats. Sedert drie maanden had Ellen al niet goed kunnen praten door een aandoening van keel en longen. Ook nu begon zij te spreken op fluisterende toon. Dat duurde ongeveer 5 min, toen plotseling de pijn en het beletsel haar verlieten en haar stem krachtig en duidelijk werd. Zij sprak met volmaakt gemak en vrijmoedigheid gedurende een tijd van twee uur. Toen zij haar getuigenis ténslotte had beëindigd keerde de pijn en de hinder weer terug. Zij besefte dat God haar pogingen zegende en het resultaat van haar getuigenis was kenmerkend. Zij bezocht daarna nog enkele andere plaatsen en ook hier werd zij ondersteund door Gods Geest.

 

In één van deze plaatsen, Orrington, ontmoette zij James White, met wie zij anderhalf jaar later zou trouwen. In Poland viel er nog iets bijzonders voor. De dag nadat Ellen haar getuigenis had afgelegd vertelde men haar dat een zekere Hazen Foss (naar alle waarschijnlijkheid een familielid van de man van haar zuster Mary) enige tijd daarvoor ook een visioen had gehad, maar het niet had kunnen vertellen. Niet lang daarna ontmoette zij Hazen Foss zelf. Hij zei:  “Ellen, ik wil graag met je spreken. De Heere gaf mij een boodschap om aan Zijn volk te brengen en ik weigerde nadat mij de gevolgen verteld waren. Ik was trots; ik was niet verzoend met de teleurstelling. Ik kwam in opstand tegen God en wenste dat ik dood was. Toen voelde ik een vreemd gevoel over mij komen. Ik zal voortaan iemand zijn die dood is voor geestelijke dingen. Ik hoorde je gisterenavond spreken. Ik geloof dat de visioenen van mij zijn weggenomen en aan jou gegeven. Weiger niet om God te gehoorzamen, want het zal gaan ten koste van je ziel. Ik ben een verloren man. Jij bent door God uitverkoren; wees getrouw in het doen van je werk en je zult de kroon ontvangen, die ik had kunnen hebben.”


Toen zij de tijd vergeleken waarop zij hun visioenen hadden ontvangen ontdekten zij, dat Ellen haar visioen niet had gekregen voordat Hazen Foss was aangezegd dat het visioen van hem was weggenomen. Hoewel Hazen Foss nog een kleine 50 jaar leefde, heeft hij nooit meer enige belangstelling getoond voor godsdienstige zaken. Hoe vreselijk is het als een mens de genade Gods en het door Hem geschonken licht veracht en verwerpt.


Op deze eerste reis kreeg ze ook voor het eerst te maken met fanatici, maar dat was nog onbetekenend bij wat ze in de komende jaren zou moeten meemaken. In het voorjaar van 1845 bracht ze bezoek aan Topsham Maine. Hier werd ondermeer een vergadering gehouden in het huis van br. Stockbridge Howland. Zijn oudste dochter Frances lag ernstig ziek op bed met reumatische koorts en haar handen waren zo gezwollen dat de geleidingen nauwelijks meer onderscheiden konden worden Allen knielden neer in ernstig gebed tot God, nadat br. Howland had beleden te geloven in genezing door gebed.

Men pleitte op Gods beloften en Gods zegen rustte op de gebeden. Een van de aanwezige zusters liep in de kracht Gods naar de zieken kamer, nam zuster Frances bij de hand en zei: ”zuster Frances, in de naam van de Heere sta op en wordt genezen.”  Nieuw leven schoot door de aderen van het zieke meisje, een heilig geloof nam bezit van haar en gehoorzamend aan deze impuls, stond zij op van haar bed, liep door de kamer, God lovende voor haar genezing. Nadat zij was aangekleed zat zij mee aan, aan de maaltijd. De dokter die haar kwam bezoeken verwonderde zich in hoge mate. Haar gezondheid verbeterde snel en enkele dagen later werd het meisje gedoopt, hoewel het water en het weer vrij koud waren. De ziekte was voorgoed van haar geweken.


Niet lang daarna vond een soortgelijke genezing plaats van een broeder die leed aan dysenterie. De dokter beschouwde zijn geval vrijwel als hopeloos. Maar ook hier verhoorde God de ernstige gebeden van Zijn kinderen. Nadien reisde Ellen Harmon voor het eerst met enkele anderen naar een andere staat, New Hampshire, om daar de Adventgelovigen op te zoeken. Hier konden ze niet veel bereiken door een gebrek aan geestelijke instelling. Velen beschouwden hun ervaring in de beweging van 1844 als een misleiding. Het was moeilijk om deze klasse te bereiken. Hier kreeg Ellen ook voor het eerst te maken met een soort van magnetisme. Bij haar bezoek aan de plaats Claremont werd ze verwezen naar twee mannen die soortgelijke inzichten hadden als zijzelf. Het bleek echter al spoedig aan Ellen en haar metgezellen dat deze mannen, hoewel zij hen vriendelijk ontvingen, er vreemde ideeën op na hielden. Zij zeiden dat zij volmaakt geheiligd waren en dat zij niet meer konden zondigen.

 

Zij droegen dure kleren en maakten het zich gemakkelijk. Terwijl men samen aan het praten was kwam een jongetje van een jaar of 8 binnen gekleed in oude vodden. Het bleek het zoontje te zijn van één van deze twee broeders. De moeder van het jongetje voelde zich kennelijk beschaamd, maar de vader praatte rustig verder alsof alles heel gewoon was. Met al zijn heiligheid verwaarloosde deze man zijn gezin. Hoe anders dan de Heiland die rond ging “goed doende.” Deze broeders bleken een enorme invloed uit te oefenen op de gemeente ter plaatse. Die avond zou er een bidstond gehouden worden bij een zekere br. Collier. Ellen en de anderen gingen reeds smiddags naar br. Collier en vroegen hem enige vragen over deze mannen. Maar hij zei slechts: “Indien de Heere u hierheen heeft gezonden zult u zeker te weten komen welke geest hen beheerst en zult het raadsel voor ons oplossen”.


De beide broeders waren op de bidstond aanwezig. Terwijl Ellen ernstig bad, begonnen deze mannen “amen” te roepen, ogenschijnlijk met haar gebed instemmend. Maar onmiddellijk voelde ze een druk op zich komen en de woorden bestierven haar op de lippen. De vergadering werd in duisternis gehuld. James White stond op en zei: ”Ik ben terneer gedrukt. De Geest van God is. gekwetst. Ik weersta deze invloed in de naam des Heeren. O God, bestraf deze boze geest”. Opnieuw ging men in gebed. Opnieuw riepen de broeders:”Amen”, amen”. Weer kwam een geest van duisternis op de vergadering. Maar ten tweede male stond James White op en bestrafte de boze geest in de naam des Heeren.

Vanaf dat moment hielden de broeders zich stil. Die avond werd Ellen in visioen het ware karakter van deze mannen getoond. Ook werd haar geopenbaard dat zij onder de dekmantel van volmaakte heiligheid de vuilste zonde bedreven, door een magnetische invloed had niemand hen kunnen weerstaan. Die avond was voor het eerst hun invloed gebroken. Niet lang daarna werd hun ware karakter geopenbaard en werd het visioen van Ellen volkomen gerechtvaardigd.


Bij haar terugkeer in Portland bleek daar het fanatisme met zijn vernietigende uitwerking de kop te hebben opgestoken. Sommigen schenen te denken dat godsdienst. bestaat in grote opwinding en lawaai.  Zij waren gewoon te spreken op een manier die ongelovigen irriteerde en hun invloed was zodanig dat zij haat tegen zichzelf opwekten, maar ook tegen de leer die zij verkondigden. Dan verheugden zij zich erin dat zij vervolging moesten verdragen. Hierdoor konden de broeders in sommige plaatsen niet eens meer samenkomen. De onschuldige leden met de schuldigen. Er is niets dat satan liever wil, dan dat de waarheid wordt beleden door ongeheiligde mannen. Het dient zijn doeleinden het best wanneer de waarheid met de leugen wordt vermengd om tenslotte in het stof vertrapt te worden.


Het hart van Ellen ging onder een zware last gebukt. Moet Gods volk bedrogen en misleid worden door dit valse enthousiasme? Getrouw liet ze de waarschuwingen horen, die de Heere haar had gegeven. Maar deze schenen weinig, uitwerking te hebben, behalve dat ze de fanatieke personen jaloers maakten. Sommige wendden grote nederigheid voor en beweerden dat de woorden van Christus in Math.18: 1,6 een letterlijke vervulling moesten hebben in deze tijd, waarin zij uitzagen naar de wederkomst van Christus. Jezus zegt daar tot de dicipelen: ”Voorwaar, Ik zeg u, wanneer gij u niet bekeert en wordt als de kinderen, zult gij het Koninkrijk der Hemelen voorzeker niet binnengaan, wie nu zichzelf gering zal achten als dit kind, is de grootste in het Koninkrijk der Hemelen.”


Deze broeders en zusters beweerden dat ze net als de kinderen moesten worden en kropen daarom over de vloer. Ja, ze kropen niet alleen in huis, maar ook op Straat over de bruggen en zelfs in de kerk.


Ellen vertelde hen duidelijk dat dit niet vereist was; dat de nederigheid welke God wenste dat Zijn volk zou bezitten geopenbaard moest worden in het leven, gelijkvormig aan dat van Christus, maar niet door kruipen over de vloer. Alle geestelijke dingen moeten behandeld worden met heilige waardigheid. Nederigheid bestaat in het verdragen van de fouten van anderen, in een bereidheid om anderen te helpen waar dat nodig is, door vriendelijke woorden te spreken en onzelfzuchtige daden te verrichten.


In Paris (Maine) moest Ellen weer een andere vorm van fanatisme tegenstaan. Hier waren sommigen die geloofden dat het zonde was om te werken. De Heere gaf Ellen een boodschap van berisping voor de leider in deze dwaling, waarin getoond werd dat hij in strijd handelde met het woord van God door zich aan arbeid te onttrekken, door zijn dwalingen aan anderen op te dringen en door allen die deze dwalingen niet wilden aannemen, te veroordelen. Hij verwierp echter elke vermaning van Godswege en was niet van plan om te veranderen. Hij maakte vermoeiende reizen door grote afstanden te wandelen naar plaatsen waar men hem slechts uitlachten en hij dacht dat door zo te handelen, hij leed omwille van Christus werk. Hij volgde precies iedere indruk die in zijn geest opkwam, zonder met zijn verstand of nuchter oordeel te rade te gaan. Desondanks wist hij verschillende van de gelovigen te beïnvloeden.


God toonde Ellen dat Hij echter zou werken om Zijn volk ook van deze dwaling te redden; dat deze misleide man zichzelf zou openbaren, zodat allen die oprecht waren zouden zien dat hij niet door een juiste geest werd bezield en dat zijn loopbaan spoedig ten einde zou komen. En inderdaad werd spoedig daarop zijn invloed verbroken. Hij veroordeelde de visioenen van Ellen, als afkomstig van de duivel en ging er mee voort zijn eigen indrukken te volgen totdat hij geestelijk in de war raakte en zijn vrienden verplicht werden hem op te sluiten. Tenslotte maakte hij een koord van zijn beddegoed en verhing zichzelf, zodat allen. die hem gevolgd hadden de dwaling van zijn leer inzagen.


 5. EEN BEPROEVING


Midden in haar ervaringen in het bestrijden van fanatisme, kreeg Ellen een zeer zware beproeving te verduren. Als de Geest van God op iemand rustte in een vergadering en hij verheerlijkte God door Hem te loven, riepen sommigen:
“Mesmerisme, mesmerisme”. En als het God behaagde om Ellen een visioen te geven  tijdens een bijeenkomst, beweerden sommigen dat dit het gevolg was van opwinding en mesmerisme. Dikwijls stortte de jonge vrouw haar hart uit voor Hem, die zegt:  “Komt herwaarts tot Mij allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.”  Dan, wanneer zij pleitte op de beloften van God, scheen Jezus zeer nabij te zijn. Ook werd zij soms opgenomen in een visioen. Wanneer zij later aan anderen meedeelde, wat zij gezien had, terwijl zij alleen was, waar geen aardse : invloed zich kon doen gelden, moest zij van sommigen horen dat zij die het dichts bij God leven, het snelst misleid konden worden door satan.

Deze mensen beweerden het tegengestelde van dat wat Jezus zei toen Hij de discipelen leerde: “Welk mens onder u zal, als zijn zoon hem een brood vraagt, hem een steen geven? Of als hij een vis vraagt, zal hij hem toch geen slang geven? Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader in de hemelen het goede geven aan hen, die Hem daarom bidden”. Math.7: 9,11


Anderen gingen nog verder door te beweren dat er geen Heilige Geest is en dat al de bijzondere ervaringen van heilige mannen Gods, slechts het gevolg waren van mesmerisme of het bedrog van satan.

Diegenen die extreme ideeën verkondigden beschuldigden Ellen van wereldsgezindheid, de naam–Adventisten   daarentegen van fanatisme. Ja, zij werd zelfs voorgesteld als de leidster van het fanatisme, dat zij voortdurend trachtte te bestrijden. Verschillende tijden werden door sommigen genoemd waarop de Heere zou wederkomen en deze werden aan de gelovigen opgedrongen. Maar de Heer toonde Ellen dat deze tijden voorbij zouden gaan, want dat eerst de tijd der benauwdheid moest komen vóór Jezus wederkomst; en dat iedere datum die gesteld werd voorbij zou gaan en het geloof van Gods volk zou verzwakken. Wanneer zij dat meedeelde beschuldigden sommigen haar de kwade dienstknecht te zijn. “Mijn Heer vertoeft te komen”. Math.24:48.


Al deze dingen drukten zwaar op Ellens geest en in deze verwarring werd ze soms in verleiding gebracht haar eigen ervaringen te betwijfelen. Toen op een keer bij het morgengebed de kracht van God weer op haar rustte, schoot de gedachte door haar heen dat het mesmerisme was en zij weerstond die kracht. Onmiddellijk werd zij met stomheid geslagen en gedurende een korte tijd was ze zich niet bewust van haar omgeving. Toen zag zij haar zonde, dat zij had getwijfeld aan de kracht van God en dat zij daarom met stomheid was geslagen, maar dat zij weer zou kunnen spreken binnen 24 uur. De gehele dag was zij niet in staat om te spreken. De volgende morgen vroeg werd zij vervuld met vreugde en was zij weer in staat om. God te loven en te danken. Na deze ervaring heeft zij nooit meer getwijfeld of weerstand geboden aan de kracht van God, wat de mensen ook van haar zeiden.


Tot op die tijd had Ellen eigenlijk niet kunnen schrijven; haar bevende hand was niet in staat om een pen stevig vast te houden. Terwijl zij in visioen was, beval een engel haar het visioen op te schrijven. Zij gehoorzaamde en schreef zonder haperen. Haar zenuwen werden krachtiger en vanaf die tijd bezat ze een vaste hand. En dan te bedenken dat diezelfde hand in de loop der jaren meer dan 45.ooo vellen papier heeft beschreven met de kostelijkste boodschappen van God.


VERMANING TOT GETROUWHEID


Het was een zwaar kruis voor Ellen om aan de dwalende te moeten vertellen wat haar was getoond. Het maakte haar vaak neerslachtig als zij anderen bedroefd of verontrust zag. En als zij verplicht was om de boodschappen te openbaren, verzachtte zij die zoveel mogelijk en trachtte hen zo gunstig mogelijk te doen schijnen voor de persoon voor wie ze bestemd waren en dan zocht ze de eenzaamheid op om te wenen over haar innerlijke strijd. Zij was afgunstig op hen die alleen verantwoordelijk waren voor hun eigen ziel. Het was hard om de duidelijke scherpe getuigenis die God haar had gegeven aan anderen mede te delen. Zij wachtte angstig het resultaat af van haar boodschap, en indien de personen in verzet kwamen tegen de berisping en later zelfs de waarheid tegen stonden rezen er vragen op in haar geest, zoals:  “Deel ik de boodschap wel op de juiste wijze mee? Was er niet een weg om hen te redden”? En zo zwaar drukte deze last op haar ziel dat zij dikwijls het gevoel had dat de dood een welkome bezoeker zou zijn en het graf een zoete rustplaats.


Ellen was zich er niet van bewust dat zij niet getrouw was door dergelijke vragen te stellen en te twijfelen en zag het gevaar niet van zo’n gedrag, totdat zij in een visioen in de tegenwoordigheid van Jezus werd opgenomen. Zij beschrijft deze ervaring als volgt: “Hij keek naar mij met een frons van afkeuring en wende Zijn gelaat van mij af. Het is niet mogelijk om de verschrikking en de zielsangst die ik toen voelde te beschrijven. Ik viel voor Hem op mijn gezicht, maar was niet in staat om een woord te uiten.”


O, hoe verlangde ik er naar om verborgen te zijn voor die vreselijke blik! Toen werd ik mij enigszins bewust wat de gevoelens der goddelozen zullen zijn wanneer zij tot de bergen en de rotsen roepen: “Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem die gezeten is op de troon en voor de toorn van het Lam” Openb. 6: 16. Toen verzocht de engel haar om op te staan en zag zij een gezelschap aan zich voorbijtrekken, wier haren waren uitgerukt en wier kleren waren gescheurd en van wie de gelaatsuitdrukking een toonbeeld van wanhoop waren en verschrikking. Zij kwamen dicht bij Ellen en wreven hun kleren tegen de hare. Toen zij naar haar kleren keek zag zij dat ze bevlekt waren met bloed. Zij  viel als dood aan de voeten van de engel. Zij vond geen excuus en verlangde van die plaats weg te zijn. De engel richtte haar op en zei: “Dit is nu niet uw geval, maar dit toneel is aan uw oog voorbijgegaan om u te laten weten wat u toestand zal zijn, indien u verwaarloosd aan anderen te verklaren wat de Heere aan u heeft geopenbaard. Maar indien getrouw bent tot het einde, zult u eten van de boom des levens en zult u drinken van de rivier van het water des levens. U zult veel te lijden hebben, maar de genade van God is genoeg.”


Toen voelde zij zich bereid om alles te doen wat de Heere van haar zou vragen, dat zij Zijn goedkeuring mocht hebben, en niet Zijn vreselijke frons hoefde te voelen. Al deze ervaringen, de strijd met vooroordeel en tegenstand, het conflict met de machten der duisternis konden alleen worden overwonnen in de kracht van God. De ervaring van Ellen en de eerste pioniers was, dat zij die God zoeken in nederigheid en met een verslagen hart, in staat zijn om onderscheidt te maken tussen: het ware en het valse. “Ootmoedigen doet Hij wandelen in het recht, en Hij leert ootmoedigen zijn weg.” Psalm 25:9.


Iedere overwinning door God geschonken had tot gevolg dat het geloof werd gesterkt Al deze ervaringen bereidden Ellen voor op de lange taak die nog verder voor haar lag. De Geest der profetie waarschuwt ons dat een soortgelijke openbaring van fanatisme als in de eerste dagen van de Adventbeweging werd geopenbaard, zich in de laatste tijd, kort voor Jezus wederkomst, zal herhalen. Aan de andere kant is er het grote gevaar van verslapping en wereldsgezindheid. De weg naar het Nieuwe Jeruzalem is smal en zowel ter rechter als ter linkerzijde dreigen er gevaren. Hoe goed verstaan wij daarom het gebed van de voorzitter der G.K. br. R.R. Figuhr, bij de eerste keer dat hij als voorzitter werd gekozen: “Heere, bewaar mij dat ik niet van de weg zal afwijken, noch ter rechter – noch   ter linkerzijde”. Moge God een ieder van ons bewaren voor de valstrikken van satan –fanatisme  aan de ene kant en wereldsgezindheid aan de andere kant; en ons leiden binnen de poorten van de Eeuwige Godsstad, waar wij zullen, mogen eten van de boom des levens en drinken van de rivier van het water des levens, tezamen met haar die in Gods kracht over de machten der duisternis heeft mogen zegenvieren!