1. VAN DE MOEDERSCHOOT GEROEPEN.
KINDERJAREN EN BEKERING.
Op 26 November 1827, 160 jaar geleden,. keken
twee gelukkige ouders, Robert en Eunice Harmon,
naar hun pasgeboren tweeling. Want het was op
deze dag dat.. Ellen Could Harmon en haar
tweelingzuster Elizabeth. werden geboren. Hun
ouders woonden in Gorham in de staat Maine, de
meest N.W. staat van de Verenigde Staten.
Robert Harmon was een boer en trachtte zo….
.zijn gezin met acht kinderen te onderhouden.
Hij en zijn vrouw waren trouwe leden van de
gemeente der Methodisten en zij namen een actief
aandeel in de bezigheden van hun kerk. Het feit
dat zij afstamden van de eerste pioniers, die
naar Amerika waren gekomen, verklaart hun
ondernem ingsiust en door.zettings vermogen.
Robert en Eunice voedden hun kinderen op in het
geloof en met veel toewijding
en zij beleefden dan ook de vreugde dat zij al
hun acht kinderen bekeerd zagen en bijverzameld
in de kudde van Christus. -Als Ellen en
Elizabeth ongeveer zeven jaar oud zijn verhuist
de familie- naar de hoofdstad. van de staat
Maine, Portland. Robert Harmon vatte hier het
beroep op van hoedenmaker. En zoals het de
gewoonte was in die tijd van huisindustrie hielp
het gehele gezin van twee jongens en zes meisjes
mee aan het werk; het vlechten- van strohoeden,
het, persen van vilthoeden en het modeleren.
Ellen en Elizabeth gingen hier ook naar school.
Ellen was een zonnig, levendig kind, vlug van
verstand en kerngezond. Hierin zou echter
onverwachts verandering komen.
Op
negenjarige leeftijd vond er een ongeval
plaats. Bij het teruggaan naar huis met haar
zuster en een vriendinnetje gebeurde het, dat
een meisje van dertien jaar haar in een vlaag
van woede met een steen trof pal op de neus.
Bedwelmd door de slag viel ze bewusteloos op de
grond. Haastig droeg men Ellen een winkel
binnen. Toen ze was bijgekomen bood iemand
haar aan in zijn rijtuig, naar huis te brengen.
Zich niet bewust van haar zwakheid sloeg ze
dit aanbod af en besloot om naar huis te
lopen. Ook de omstanders merkten niet hoe
ernstig haar toestand was en men liet haar gaan.
Ze had slechts enkele tientallen meters gelopen
of ze werd duizelig en haar zuster en
vriendinnetje moesten haar verder naar huis
dragen. Ze lag drie weken bewusteloos. Haar
vader was net op een lange zakenreis. Haar
moeder droeg alleen de zorg. Buren en kennissen
waren bang voor haar leven en dachten niet dat
ze- nog zou herstellen.
Moeder Eunice hield zich aan haar geloof vast
en een innerlijke overtuiging maakte zich van
haar meester dat haar meisje zou genezen. Haar
neus was gebroken en haar gelaatstrekken waren
daardoor zo veranderd dat haar vader haar bij
zijn terugkeer na enkele maanden eerst niet
herkende als zijn eigen kleine Ellen. Het was in
deze tijd dat ze begon te bidden of de Heere
haar wilde voorbereiden op de dood. Als er
christelijke vrienden op-. bezoek kwamen,
hoorde Ellen dat, ze haar moeder vroegen of ze
met haar had gesproken over het sterven. Dit
bracht haar in beroering. Ze verlangde. ernaar,
om : een christen te worden en ze bad ernstig om
vergeving van haar zonden. Als gevolg daarvan,
voelde ze dat ze rustig werd en kwam het
verlangen bij haar op dat alle mensen hun zonden
vergeven zouden hebben en Jezus zouden
liefhebben, zoals zij Hem liefhad. Voorwaar,
voor een meisje van ongeveer 10 jaar een
bijzondere ervaring.
Wie had toen durven voorspellen, dat van haar
gehele familie, van haar vrienden, ja, van al de
pioniers der Adventbeweging, zij, het invalide
kind, vermagerd, het zenuwstelsel kapot
geslagen, niet in staat om te studeren, het
langste zou leven, alle zwakheden te boven zou
komen, moedig de krachten van fanatisme en
ontbinding onder ogen zou zien, de bitterste
tegenwerking en beschimping zou verdragen, de
verdedigster zou worden van grote zedelijke
hervormingen, één van de succesrijkste
zielenwinners zou blijken te zijn, onsterfelijke
boeken zou schrijven en ongeëvenaarde systemen
van opvoeding, gezondheidsreformatie, kerkelijke
organisatie en evangelisatie zou opbouwen en
onderwijzen.
Niet tevergeefs zegt de apostel Paulus in 1 Cor.
1:27 “WAT VOOR DE WERELD DWAAS IS HEEFT GOD
UITVERKOREN OM DE WIJZEN TE BESCHAMEN EN WAT
VOOR DE WERELD ZWAK IS HEEFT GOD UITVERKOREN OM
WAT STERK IS TE BESCHAMEN”. Ellen deed al
spoedig de droevige ervaring op dat ons
uiterlijk vorkomen een invloed heeft op de wijze
waarop onze medemensen ons behandelen. Ook op
school kon ze niet meer mee en was na een tijd
gedwongen om de school weer te verlaten. Een
tweede poging, enkele jaren later, om weer te
gaan leren, liep eveneens uit op een mislukking.
Zij schreef ruw en met veel fouten. de studie
bezorgde haar zo’n inspanning dat zij vaak een
duizeling kreeg bij het lezen of schrijven. Ook
had zij een gemene hoest, een lichte mate van
tuberculose, waar zij pas met haar twintigste
jaar overheen kwam.
Toen zij de school voor de tweede maal moest
verlaten was dat om nooit meer in een menselijke
school terug te keren. Haar Leraar zou God zelf
zijn. Zij zegt, dat het voor haar van nature
eerzuchtig gemoed de hardste strijd van haar
jeugd is geweest om toe te geven aan haar
zwakheid en te besluiten dat ze haar hoop om
verder te leren en te studeren moest opgeven.
Een tijd lang kon ze zich met haar lot, dat ze
haar leven lang invalide moest blijven, niet
verzoenen en in haar hart verzette zij zich er
tegen dat God in Zijn voorzienigheid dit leed
had toegelaten. Ze sprak daarover echter met
niemand, zelfs niet met haar moeder, van wie ze
toch veel hield. De blijdschap in het geloof die
zij zo jong reeds had leren kennen gedurende
haar ziekte, week van haar en terwijl zij in de
wereld geen vreugde meer zag, scheen ook de
hemel voor haar te zijn toegesloten. De eerst
volgende jaren waren jaren van inwendige strijd.
In Maart van het jaar 1840 bezocht William
Miller de stad Portland op uitnodiging van de
predikant van de zogenaamde “CHRISTIAN CHURCH”
in de Cascostraat en hield daar een serie
lezingen over de Wederkomst van Christus. De
Harmon familie bezocht vanaf het begin deze
lezingen, die een enorme opwekking teweeg
brachten in de stad. De kerk was dag aan dag vol
mensen, niet alleen uit Portland zelf, maar ook
van heinde en ver uit de omgeving. De
vergaderingen vertoonden geen enkel spoor van
sensatie maar een geest van diepe ernst nam
bezit van allen die kwamen luisteren. Ellen nu
twaalf jaar oud, bezocht deze vergaderingen met
haar familie en vrienden. Ook zij kwam diep
onder de indruk van de prediking van “FATHER
MILLER” als hij de vervulling der profetieën
stap voor stap met zijn gehoor naging om hen zo
te leiden tot het besef van de nabije Wederkomst
van Christus. En steeds weer deed hij aan het
eind van iedere lezing een krachtige oproep tot
hen die nog niet bereid waren om zich te
bekeren, opdat zij Jezus in vrede mochten
ontmoeten.
Nadat Miller weer verder was gereisd, zocht de
familie Harmon een blijvend contact met de
andere Advent gelovigen, zonder zich echter af
te scheiden van de gemeente der Methodisten. Het
was ook niet de bedoeling van Miller en zijn
medestanders om een aparte kerk van
Adventgelovigen te stichten. Hun beweging was
een waarlijk inerkerkelijke beweging op grond
van de Bijbelse profetieën en waarheid.
Ook Ellen gaf gehoor aan de oproep om naar voren
te komen bij het eind van de vergaderingen, maar
desondanks vond zij geen rust. Er was in haar
hart het gevoel dat zij het nooit waardig zou
zijn een kind van God genoemd te worden. Een
gebrek aan zelfvertrouwen en de gedachten dat
niemand haar zou kunnen begrijpen, hielden haar
er nu ervan terug met anderen, zoals haar moeder
en haar oudere zuster Sarah, hierover te
spreken. Iets van haar innerlijke strijd en
wanhoop openbaarde ze aan haar broer Robert,
twee jaar ouder dan zijzelf. Zijn belofte voor
haar te bidden was in deze tijd van duisternis
haar enige steun.
In de zomer van datzelfde jaar bezocht ze met
haar ouders een tentenkamp van de Methodisten in
Buxton. Een van de predikers sprak over de
ervaring van koningin Esther en haar besluit om
tot koning Ahasveros in te gaan met de woorden:
“KOM IK OM, DAN KOM IK OM”. Hij riep de
toehoorders op om zonder uitstel tot Jezus te
gaan en dat Hij bereid was om de scepter der
genade tot hen uit te strekken, evenals
Ahasveros zijn gunst bekend maakte aan koningin
Esther.
Alles wat de zondaar slechts moet doen is zijn
hand in het geloof uitstrekken om de scepter der
genade aan te raken. dat diegenen die dit
uitstellen tot zij de Goddelijke gunst meer
waardig zijn een vreselijke fout maken, want dat
alleen Jezus ons van de zonde kan reinigen. Voor
het eerst vond de jonge Ellen troost en werd
haar de eenvoud van het geloof duidelijk. Met
vele anderen ging ze aan het eind van de
prediking naar voren en toen zij neerknielde was
haar enige gebed, diep uit haar hart; “HELP MIJ
JEZUS : RED MIJ OF IK VERGA!” Nog nooit tevoren
had zij haar hulpeloze toestand zo intens
gevoeld.
Terwijl zij neerknielde viel plotseling de last
die zo lang op haar had gedrukt van haar af.
Eerst raakte ze in de war en had het gevoel
alsof ze geen recht had op deze vrede en dit
geluk. Maar het scheen alsof Jezus zeer dichtbij
was en de innerlijke zekerheid maakte zich van
haar meester dat al haar zonden vergeven waren.
Ze zegt zelf; “IK LEERDE MEER VAN HET GODDELIJKE
KARAKTER VAN CHRISTUS IN DIE KORTE TIJD DAT IK
NEERKNIELDE MET DE ANDEREN. OM TE BIDDEN DAN
OOIT TEVOREN”. “Een van de moeders in Israël
kwam ‘naar mij toe en zei; “Mijn beste kind heb
je Jezus gevonden”? Ik stond op het punt van
“ja” te antwoorden, toen zij uitriep; “Inderdaad
heb je Hem gevonden; Zijn vrede is met je, ik
zie het op je gezicht”.
Toen zij na de vergadering naar huis reed met
haar ouders scheen alles veranderd. Gedurende de
vergaderingen had het meestentijds geregend,
maar nu scheen de zon helder en vrolijk. De
aarde scheen haar toe te glimlachen onder de
vrede Gods. De duisternis in haar hart was
verdwenen. Zelfs al het verdriet van haar jonge
leeftijd scheen haar nu toe een bewijs te zijn
van Gods goedgunstige genade om haar te bewaren
voor haar eigen eerzuchtigheid opdat ze haar
hart zou richten op de blijvende hemelse dingen.
Wij kunnen gerust zeggen, dat deze ervaring de
doorslaggevende was in haar bekering. Ze was
toen bijna dertien jaar. Niet lang daarna werd
ze gedoopt door onderdompeling. Toen tertijd kon
een doopkandidaat bij de gemeente der
Methodisten zelf de wijze kiezen, waarop zij
gedoopt wenste te worden. En hoewel
verschillende zusters van de gemeente haar
probeerde te overtuigen dat de doop door
besprenging de juiste was, kon zij na ernstig
gebed en onderzoek van de Bijbel niet tot een
andere conclusie komen dan dat de doop door
onderdompeling de ware Bijbelse doop is.
En
zo daalde ze met nog elf anderen op een
winderige dag van het jaar 1840 in het water van
de Atlantische Oceaan om daar met Christus
begraven te worden en opte staan tot een nieuw
leven. Zelf schrijft zij van deze ervaring;
“Toen ik oprees uit het water had ik vrijwel
geen kracht meer, want de kracht des Heeren
rustte op mij. Ik voelde dat ik voortaan niet
meer tot deze wereld behoorde, maar dat ik uit
het watergraf was opgestaan tot een nieuw
leven”. Hoewel zij nu wel de vrede in Christus
had gevonden, zouden de volgende jaren veel
strijd brengen. De nu vier volgende jaren zijn
voor haar leven beslissend geworden. In die tijd
werd Ellen Gould Harmon, zonder zelf alles te
kunnen begrijpen, door God zo geleid in haar
ervaringen, dat ze werd voorbereid op de
levenstaak die haar wachtte.
2. STRIJD EN
OVERWINNING
In 1841, gedreven door een intens verlangen om
verder te leren, liet Ellen zich inschrijven op
een meisjes seminarie in Portland. Maar toen zij
zich weer met ijver toelegde op de studie ging
zij snel achteruit in gezondheid en was ze
gedwongen de school te verlaten. Toch was ook
dit de voorzienige leiding van Gods hand, want
de omgang met ongelovige meisjes trok haar geest
af van God en blijdschap maakte plaats voor
gevoelens van ontmoediging. Deze gevoelens van
ontmoediging bleven aanhouden en een innerlijke
strijd woedde in het hart van de jonge christin.
Zij voelde zich niet voorbereid om haar Heiland
te ontmoeten. In deze tijd kwam William Miller
voor de tweede maal naar Portland en hield daar
in Juni 1842 in de kerk in de Cascostraat weer
een serie lezingen. Dit keer was de beroering in
de stad nog veel groter dan de eerste maal.
De meeste kerken sloten hun deuren voor Miller
en zijn boodschap. Door preken trachtte men van
de kansels de zogenaamde dwalingen van deze
prediker aan de kaak te stellen: maar het aantal
bezoekers die de lezingen bezochten was nog
groter dan de eerste maal. De vergaderingen
waren buitengewoon rustig en werden met aandacht
gevolgd. Velen kwamen tot bekering, andere
beleefden een nieuwe toewijding aan God. Ook
voor Ellen waren deze vergaderingen een steun.
Zij geloofde dat Jezus spoedig zou komen en haar
geest hield er zich voortdurend mee bezig hoe ze
de heiligheid van hart kon verwerven. Hiernaar
verlangde zij boven alles en de verzekering dat
zij geheel was aangenomen door God.
Onder de Methodisten hoorde zij veel over
heiligmaking, maar zij kon zich er geen bepaalde
gedachten over vormen. Sommigen die beweerden
dat zij de heiligmaking beleefden verloren hun
lichamelijke kracht onder invloed van een sterke
geestelijke opwinding. Ellen miste deze ervaring
en verwonderde er zich ook over dat zij die
beweerde geheiligd te zijn een bittere geest
openbaarden als over Jezus spoedige Wederkomst
werd gesproken.
De
prediking van Jezus komst had velen tot bekering
en reformatie gebracht en hoe konden zij die
beweerden geheiligd te zijn, dan tegenstaan?
Deze vraag en de vraag wat zijzelf moest doen om
behouden te worden hielden het jonge meisje
voortdurend bezig.
Nog een ander punt veroorzaakte grote onrust en
duisternis in Ellens hart. Zij was onderwezen in
het geloof van een eeuwig brandende hel. En als
zij dacht aan de staat van de veroordeelde
zondaar die eeuwig moet branden, zonder dat er
ooit een einde aan komt, geraakte ze in diepe
wanhoop. Zij zag zichzelf reeds in de vlammen
voor eeuwig bezig te sterven en toch nooit het
bewustzijn verliezend. De prediking van vele
predikanten maakte dit nog erger. In haar
gedachten gingen de genade en de liefde van God
schuil achter Zijn gerechtigheid. De Hemelse
Vader werd in haar geest een tiran inplaats van
een tedere, liefhebbende Vriend van zondaren,
die Zijn schepselen liefheeft met een
onbegrensde liefde en hen wenst te redden voor
Zijn Koninkrijk. Een bijna totale duisternis
maakte zich van Ellen meester. Tot op deze tijd
had zij nog nooit in het openbaar gebeden, zij
zegt:
“Maar nu werd mij voorgehouden in de geest, dat
ik God in het gebed moest zoeken op onze
onderlinge bijeenkomsten”. Dat durfde zij echter
niet te doen uit vrees dat zij onder het bidden
in de war zou raken en niet meer in staat zou
zijn om woorden te vinden. Maar deze plicht werd
haar zo nadrukkelijk in de geest voorgehouden,
dat wanneer zij persoonlijk tot God probeerde te
bidden, dit slechts een spotten scheen te zijn
met Hem, vanwege haar ongehoorzaamheid. Soms bad
zij nachten lang, het gezicht voorover op de
vloer. Maar er scheen geen verlichting te komen.
In deze toestand van wanhoop kreeg ze een droom,
die een diepe indruk maakte op haar geest. In
haar droom zag ze een tempel waarheen vele
mensen stroomden. Alleen zij die in de tempel
hun toevlucht hadden genomen vóór het sluiten
van de genade tijd konden behouden worden; allen
die buiten bleven waren voor eeuwig verloren.
Ellen was zelf onder degenen die de tempel
binnen gingen. De tempel werd ondersteund door
één reusachtige pilaar, waaraan een Lam was
vastgebonden geheel verminkt en bebloed.
Allen die de tempel binnengingen moesten voor
het Lam verschijnen om hun zonden te belijden.
Voor het Lam zaten degenen die hun zonden hadden
beleden, bekleed met witte gewaden en ze schenen
zeer gelukkig. Toen Ellen vlak bij het lam was
gekomen, klonk plotseling een trompet. Een fel
licht verlichtte de gehele tempel. Vervolgéns
was het aarde donker. Toen Ellen wakker werd
scheen het haar toe dat zij verloren was. Niet
lang daarna had zij een tweede droom. In deze
droom zag ze zichzelf bezig erover na te denken
dat ze, als Jezus op aarde was, naar Hem toe zou
gaan, zich aan Zijn voeten zou werpen om Hem
alles te vertellen. Terwijl zij nog zo zat te
denken verscheen een hemelse boodschapper die
haar uitnodigde hem te volgen naar Jezus. Ellen
moest alles meenemen wat zij bezat. De gids
leidde haar naar een steile en schijnbaar zwakke
trap. Vele anderen waren ook bezig de trap te
beklimmen en sommigen vielen omlaag. Eindelijk
bereikte zij de top, waar zij voor een deur kwam
te staan. Na haar weinige bezittingen te hebben
neergelegd werd zij door haar begeleider door de
deur gelaten. Plotseling stond ze voor Jezus.
Zij schrijft zelf van deze ervaring; “In dat
schone gelaat kon men zich niet vergissen; die
uitdrukking van goedheid en Majesteit kon aan
geen ander toebehoren”. Toen Zijn blik op mij
rustte, wist ik meteen dat Hij bekend was met
iedere omstandigheid van mijn leven en met al
mijn innerlijke gedachten en gevoelens. Haar
naderende, legde Hij met een glimlach Zijn hand
op haar hoofd en zei: “Vreest niet”. Zijn
tegenwoordigheid wekte in haar een heilige
eerbied en een onuitsprekelijke liefde. Deze
droom schonk Ellen hoop en daardoor bemoedigd
openbaarde ze tenslotte al haar zorgen en
moeilijkheden aan haar moeder, die sympathie
betoonde. en aanraadde met Elder Stockman, een
predikant die ook vurig de Adventboodschap
verkondigde, te gaan praten. Dit was één van de
predikanten die niet lang daarna in 1843 door de
Methodisten conferentie van Maine werd geschorst
als predikant omdat hij de boodschap van Jezus
spoedige Wederkomst verkondigde.
Voor hem, legde Ellen haar moeilijkheden open.
Nadat hij haar rustig had aangehoord plaatste
hij teder zijn hand op haar hoofd en zei met
tranen in zijn ogen: “Ellen, je bent nog maar
een kind en jouw ervaring is zeer ongewoon voor
iemand van jouw leeftijd. Jezus is bezig jou
voor te bereiden voor één of ander bijzonder
werk. Vervolgens sprak hij met haar over Gods
liefde voor Zijn dwalende kinderen en dat Hij
ernaar verlangt allen tot Zich te trekken en dat
Hij Zich niet verheugt in hun ondergang. Hij
sprak uitvoerig met haar over de liefde van
Christus en het verlossingsplan. Tenslotte bad
hij met haar, haar verzekerend dat Jezus geen
ernstige zoeker laat staan. Ellen verliet hem
getroost en bemoedigd. Zij schrijft van deze
ervaring; “Gedurende de weinige minuten waarin
ik onderricht ontving van Elder Stockman, had ik
meer kennis verkregen over het onderwerp van
Gods liefde en medelijdende tederheid, dan van
alle preken en toespraken waarnaar ik ooit had
geluisterd.
Thuis gekomen bad zij opnieuw tot God. En weer
werd haar voorgehouden te bidden in de
onderlinge bijkomst. Diezelfde avond was er een
bidstond. En inderdaad bad zij die avond! En
Gods kracht rustte zo sterk op haar dat zij elk
gevoel voor haar omgeving verloor. Een sterke
verzekerdheid maakte zich van haar meester.
De
volgende avond woonde zij een vergadering hij
van de Adventgélovigen. Zij sprak over de liefde
van Jezus die zij had ervaren en dit maakte een
diepe indruk op de aanwezigen. Op een andere
vergadering, niet lang daarna bracht haar
getuigenis zo’n ontroering dat verschillende
zondaren tot bekering kwamen. Van nu af voelde
Ellen een sterke drang om haar jonge vrienden,
van wie sommige al getrouwd waren, tot Christus
te brengen. Ze belegde vergaderingen, sprak met
hen, met en voor hen en spoorde hen aan hun
leven aan Jezus te geven. Hoewel sommigen haar
aanvankelijk uitlachten kwamen allen, op één na,
tot bekering en zij beleefde de vreugde te zien
dat zij zich overgaven aan de Heere. Een diepe
innerlijke ovértuiging en de alles omvattende
verwachting van Jezus spoedige Wederkomst dreef
haar tot ernstig gebed en arbeid voor zielen.
Haar strijd was tenslotte bekroond met
overwinning.
3. UITGAAN UIT DE METHODISTENKERK
Nog steeds bezochten de leden van de familie
Harmon van tijd tot tijd. de diensten de
Methodisten en ook de huisvergaderingen. Op een
avond dat Robert en Ellen weer een
huisvergadering bezochten, en hun beurt kwam om
hun getuigenis af te leggen, getuigden beiden
van de vrede die zij in Christus hadden gevonden
en gaven uitdrukking aan hun vreugde over de
verwachting van Jezus spoedige Wederkomst. Maar
de reactie van een aantal zusters was zeer koel
en afwijzend. De predikant die de leiding had,
vroeg Ellen of het niet prettiger zou zijn, een
lang leven in nuttigheid door te brengen, door
anderen goed te doen, dan om uit te zien naar
Jezus spoedige Wederkomst als arme zondaren
vernietigd zouden worden. Ellen antwoordde dat
zij verlangde naar Jezus komst. Dan zou er een
eind komen aan de zonde en zouden ze voor altijd
geheiligd zijn en er zou geen duivel meer zijn
om te verleiden.
De predikant sprak daarna, tegenover de anderen
zijn blijdschap uit over de verwachting van een
duizend jarig vrederijk, dat op aarde zou komen,
wanneer de aarde vervuld zou worden met de
kennis des Heeren. Na afloop van de vergadering,
op weg naar huis versterkten Ellen en Robert
elkaar in het geloof van de spoedige Wederkomst
van Jezus. Niet lang daarna op een andere
huisvergadering getuigde Ellen van haar
ervaring, dat de verwachting van Jezus
Wederkomst haar ertoe had aangezet om nog
ernstiger te jagen naar de heiligmaking door
Gods Geest. Hierop onderbrak de leider haar met
de woorden: “U ontving heiligmaking door
Methodisme, door Methodisme zuster; niet door
een dwaalleer”. Ellen voelde zich gedwongen te
belijden dat zij haar ervaring in Christus niet
haar ontvangen door Methodisme, maar door de
opwekkende prediking van Jezus persoonlijke
verschijning bij Zijn Wederkomst. Daardoor had
zij vrede, blijdschap en liefde gevonden.
Het was haar laatste getuigenis van haar en haar
broeder Robert in de vergadering der
Methodisten. Niet lang daarna bezocht de
predikant hun familie. Hoewel haar vader een
steunpilaar was in de gemeente, moest de
predikant hem toch vertellen, dat zijn geloof en
Methodisme niet met elkaar overeenstemden. Hij
vroeg niet naar de reden waarom vader Harmon zo
geloofde als hij deed maar raadde hem aan om
zich zonder opzien als lid te laten schrappen.
Hoewel deze aan de hand van de Bijbel zijn
geloof in de spoedige komst van Jezus verdedigde
en betoogde dat het geen nieuwe vreemde
leerstelling was, maar één van de fundamenten
van de hoop van de christen, bleef de predikant
op zijn stuk staan. Ellen s vader echter
weigerde om zich zonder meer ten laten schrappen
als lid van de gemeente der Methodisten, wetende
dat ook anderen voor eenzelfde dilemma stonden.
Niet lang daarna moest hij met zijn familie
verschijnen voor een vergadering. Slechts
weinigen waren aanwezig. Men durfde niet een
groot aantal van de leden hierbij tegenwoordig
te laten zijn, daar het karakter van Harmon bij
allen bekend was als eerlijk en oprecht. De
enige aanklacht was, dat hij en zijn familie in
strijd hadden gehandeld met de regels van de
kerk. De aanklacht bleek bij navraag uitsluitend
betrekking te hebben op het bezoeken van de
vergaderingen der Adventisten Op de vraag of
Harmon verder af wilde zien van het bezoeken van
deze vergaderingen en van zijn geloof in de
spoedige Wederkomst, verklaarde deze dat hij dat
niet kon doen met een zuiver geweten. Na
nogmaals getuigenis te hebben afgelegd van zijn
geloof verliet hij met de familie de kerk. De
daarop volgende Zondag werdende zeven namen van
de familie Harmon in de kerk voorgelezen en werd
verklaard dat zij niet langer lid waren van de
gemeenschap.
Niet lang daarna volgden anderen om zich te
voegen bij hen die uitzagen naar de spoedige
Wederkomst van hun Heer. Voor deze kleine groep
waren de woorden van Jesaja 66:5 zeer kostbaar:
“Hoort het woord des Heeren, gij die voor Zijn
woord beeft: “Uw Broeders die u haten, die u
verstoten om Mijns Naams wil zeggen “Dat de
Heere Zijn heerlijkheid tone, opdat wij uw
vreugde aanschouwen. Maar zij zelf zullen
beschaamd staan”.
DE TEURSTELLING VAN
1843 1844
Met ernst en blijdschap naderden de Adventisten
de tijd dat de Heiland werd verwacht. Met de
grootste zorgvuldigheid en ernst zochten zij als
volk, zich te reinigen, opdat ze bereid mochten
zijn bij Zijn Wederkomst. Vergaderingen werden
vaak gehouden en ondanks het steeds toenemend
verzet van de verschillende kerken, werden ze
steeds drukker bezocht en dagelijks groeide het
aantal gelovigen. Een geest van toegewijde
liefde en broederzin heerste in de gemeenschap
der Advent gelovigen, die uit de meest
verschillende kerken of uit de wereld waren
tezamen gekomen. Toen het tijdstip naderde
waarop Jezus uiteindelijk werd verwacht, legden
velen hun wereldse zaken ter zijde om zich
geheel te kunnen wijden aan de voorbereiding op
Jezus komst. Er was geen sprake van het naaien
van witte hemelvaartsklederen, zoals later werd
beweerd, maar wel streef de men er naar om
innerlijk bekleed te zijn met de gerechtigheid
van Christus.
De tijd van verwachting ging echter voorbij
zonder dat er iets gebeurde. Dit was de eerste
beproeving die God over Zijn volk toeliet. De
teleurstelling was groot. De spotters juichten,
en velen verzaakten het geloof, dat zij eerst zo
vurig hadden beleden. Anderen, waaronder ook de
jonge Ellen, waren echter overtuigd dat er een
vergissing gemaakt moest zijn en zij volharden
in het geloof dat Jezus spoedig zou verschijnen.
De
tekenen der tijden wezen er op heen. Dieper
onderzoek van de profetieën openbaarde een
vergissing in de berekening van de tijd en op
grond van een nadere studie van de profetieën
van Daniel over de 2300 jaren kwam men tot de
conclusie dat deze tijd zou eindigen in October
1844. De hoop leefde op en krachtig werd de
boodschap van de eerste engel van Openbaring
14:6,7 overal verkondigd: “VREEST GOD EN GEEFT
HEM HEERLIJKHEID WANT DE URE DES OORDEELS IS
GEKOMEN”. Spoedig weerklonk ook de boodschap van
de tweede engel, nadat de kerken de boodschap
van de ure des oordeels definitief hadden
verworpen. “BABYLON IS GEVALLEN, DE GROTE STAD”
Openbaring 14:8.
Ellen schreef later van deze tijd; “Dit was het
gelukkigste jaar van mijn leven. Mijn hart was
vol van blijde verwachting; maar ik voelde een
groot medelijden en benauwdheid voor diegenen
die geen hoop hadden in Jezus”.
Ernstige bidstonden en bijeenkomsten kenmerkten
deze tweede tijd van verwachting. Van haar eigen
ervaring van deze tijd van verwachting schrijft
Ellen nog: Ik bezocht dikwijls gezinnen en ging
in ernstig gebed met diegenen die temeer werden
gedrukt door vrees en neerslachtigheid. Mijn
geloof was zo sterk dat ik nooit voor een
ogenblik twijfelde dat God mijn gebeden zou
verhoren en zonder één uitzondering rustte de
zegen en vrede van Jezus op ons in antwoord op
onze ootmoedige smeekbeden en de harten van hen
die wanhoopten werden vervuld met vreugde van
licht en hoop.
Hoeveel zwaarder was de teleurstelling toen ook
ditmaal de tijd voorbijging zonder dat de
Adventgelovigen Christus zagen verschijnen op de
wolken. Zo diep was die teleurstelling dat voor
sommigen de dood haast verkieselijker scheen dan
het leven. Velen die gebouwd hadden op het
getuigenis van anderen verloren voor goed hun
geloof. Maar Ellen en vele anderen met haar,
hoewel diep teleurgesteld, waren niet
ontmoedigd. Spoedig scheen er nieuw licht. DE
REINIGING VAN HET HEILIGDOM WAS NIET DE
REINIGING VAN DEZE AARDE, door vuur bij Jezus
wederkomst, MAAR DE REINIGING VAN HET HEMELSE.
HEILIGDOM, gepaard met een onderzoekend.
oordeel, voordat Jezus zou wederkomen. En
spoedig zou Gôd Zijn volk op bizondere wijze
troosten.
4. GODS STEM TEMIDDEN
VAN VERWARRING
Het eerste visioen.
Na de teleurstelling viel de Adventbeweging
uiteen. Velen van de Adventgelovigen en van de
leiders zagen hun geloof in de tijdsbepaling als
een dwaling. Een klein aantal, waaronder Ellen
en haar familie, hielden vast aan hun geloof
dat God de leiding had gehad in de Beweging,
ook in de laatste maanden vóór Oct. 1844 en in
de verkondiging van de boodschap van de tweede
engel. Zij bleven vasthouden aan hun geloof in
de spoedige verschijning van hun Heiland en zij
baden ernstig om meer licht. Niet lang na de
teleurstelling in Dec. 1844 bezocht Ellen één
van de zusters van de gemeente, zuster Haines in
South-Portland. Tijdens de morgenwijding,
waarbij ze met vijf zusters waren neergeknield
voor het gebed, rustte de Geest van God op
Ellen met een kracht, zoals ze nog nooit tevoren
had ervaren.
Het scheen alsof ze omgeven was met licht en ze
rees hoger en hoger boven de aarde. In dit
visioen zag zij het Adventvolk op weg naar het
Nieuw – Jeruzalem trekkend over een smalle weg
dié hoog boven de wereld lag. Aan het begin van
die weg scheen een helder licht, dat de gehele
weg verlichtte. Een engel verklaarde: dat, dat
de middernachtsroep was, de verkondiging van de
eerste en de tweede engelboodschap in de zomer
van 1844. Sommigen verloochenden het licht aan
het begin van de weg, zij raakten in duisternis
en vielen van de weg in de duistere wéreld onder
hen. Verder zag Ellen Harmon in dit visioen de
komst van Christus op. de wolken en het teken
van Zijn komst een wolkje in het Oosten,
aanvankelijk kleiner dan een mans hand. Ook de
heerlijkheid van het Nieuwe Jeruzalem werd haar
getoond.
Toen zij uit het visioen kwam leek alles hier op
aarde somber en donker. Ellen voelde een heimwee
naar het betere land wat zij had gezien. Zij
deelde wat zij gezien had mee aan de groep van
Adventgelovigen in Portland, ongeveer 60 in
getal. Zij aanvaarden haar getuigenis als van
God gezonden om Zijn volk te vertroosten na de
teleurstelling van Oët.1844. Ook hadden
voorafgaande ervaringen met Ellen de gelovigen
ervan overtuigd dat zij eerlijk en oprecht was
en dat de manifestaties van Gods kracht in haar
leven geen misleiding of overdrijving vormden,
maar waarachtig waren.
Ongeveer een week later ontving zij een tweede
visioen, waarin God haar toonde dat zij uit
moest gaan om aan anderen te vertellen wat haar
was geopenbaard Ook werd haar getoond dat zij
vele beproevingen zou ondergaan en dat zij veel
tegenstand zou ontmoeten, dat Gods genade echter
genoeg zou zijn om haar staande te houden. Ellen
raakte hierdoor van streek. Haar gezondheid was
zeer zwak en in feite gaven de doktoren haar
slechts enkele jaren te leven. Zij was van
nature teruggetrokken. Zij bad dat deze last van
haar mocht worden weggenomen. Maar de woorden
van de engel weerklonken voortdurend in haar
oren: “MAAK AAN ANDEREN BEKEND WAT IK U HEB
GEOPENBAARD.”
Deze taak scheen haar meer dan zij ooit zou
kunnen volbrengen. Hoe moest zij, een meisje van
17 jaar van plaats tot plaats reizen om aan de
mensen de heilige waarheden Gods te openbaren?
Wie moesten haar vergezellen Haar broer Robert
was zelf zwak van gezondheid. Haar vader moest
voor het gezin zorgen. De last drukte tenslote
zo zwaar op haar, dat zij verlangde naar de dood
als een uitweg om aan de verantwoordelijkheden
te ontkomen. Tenslotte verliet de vrede
haar,waarin zij zich zolang had verheugd en de
wanhoop drukte haar terneer. Zij voelde zich van
God en mensen verlaten. Zij bezocht tenslotte
zelfs de bidstonden niet meer, die bij de
familie Harmon aan huis werden gehouden.
De broeders en zusters beseften dat haar houding
van terneergedruktheid zondig was en zij baden
ernstig voor haar. Tenslotte bezocht zij één van
de bidstonden. Te zwak en te wanhopig om zelf te
bidden stemde zij in met de gebeden van de
gemeente. Zij voelde dat ze bereid was om ieder
offer te brengen, als zij slechts de vrede van
Christus mocht herwinnen. Terwijl de gebeden
opstegen scheen de duisternis van haar te wijken
en plotseling viel een licht op haar. Zij
verloor haar kracht en viel op de grond. Vader
Pearson, een ernstig gelovige, die niet had
kunnen knielen vanwegen zijn reumatiek was
getuige van deze gebeurtenis.
Toen Ellen bij kwam zei hij: “Ik heb een gezicht
gezien zoals ik nooit verwachtte te zullen
zien”. Een vuurbal kwam neer uit de hemel en
trof zuster Ellen Harmon recht op het hart. Ik
zag het! Ik zag het! Ik zal het nooit meer
vergeten. Zuster Ellen heb moed in de Heere. Na
deze avond zal ik nooit meer twijfelen. We
zullen je voortaan helpen en niet meer
ontmoedigen.”
Terwijl zij op de grond lag scheen zij weer in
tegenwoordigheid te zijn van heilige engelen en
een stem herhaalde de woorden: “MAAK AAN ANDEREN
BEKEND WAT IK U HEB GEOPENBAARD”. Ellen besloot
om te gaan waarheen de Heere haar zou zenden.
Nog één angst bleef er over dat zij zichzelf zou
verheffen wegens de visioenen en openbaringen
die God haar gaf voor Zijn volk. Maar in een
visioen kreeg zij de verzekering dat God haar
door ziekte voor deze verzoeking zou bewaren en
dat, als zij getrouw bleef, zij tenslotte zou
mogen eten van de boom des levens en drinken van
het water des levens”.
Reeds spoedig bood zich de gelegenheid aan voor
Ellen om met haar zwager naar Poland te reizen,
ongeveer 50 km van haar woonplaats verwijderd,
om daar haar getuigenis te geven voor de
gemeente in die plaats. Sedert drie maanden had
Ellen al niet goed kunnen praten door een
aandoening van keel en longen. Ook nu begon zij
te spreken op fluisterende toon. Dat duurde
ongeveer 5 min, toen plotseling de pijn en het
beletsel haar verlieten en haar stem krachtig en
duidelijk werd. Zij sprak met volmaakt gemak en
vrijmoedigheid gedurende een tijd van twee uur.
Toen zij haar getuigenis ténslotte had beëindigd
keerde de pijn en de hinder weer terug. Zij
besefte dat God haar pogingen zegende en het
resultaat van haar getuigenis was kenmerkend.
Zij bezocht daarna nog enkele andere plaatsen en
ook hier werd zij ondersteund door Gods Geest.
In
één van deze plaatsen, Orrington, ontmoette zij
James White, met wie zij anderhalf jaar later
zou trouwen. In Poland viel er nog iets
bijzonders voor. De dag nadat Ellen haar
getuigenis had afgelegd vertelde men haar dat
een zekere Hazen Foss (naar alle
waarschijnlijkheid een familielid van de man van
haar zuster Mary) enige tijd daarvoor ook een
visioen had gehad, maar het niet had kunnen
vertellen. Niet lang daarna ontmoette zij Hazen
Foss zelf. Hij zei: “Ellen, ik wil graag met je
spreken. De Heere gaf mij een boodschap om aan
Zijn volk te brengen en ik weigerde nadat mij de
gevolgen verteld waren. Ik was trots; ik was
niet verzoend met de teleurstelling. Ik kwam in
opstand tegen God en wenste dat ik dood was.
Toen voelde ik een vreemd gevoel over mij komen.
Ik zal voortaan iemand zijn die dood is voor
geestelijke dingen. Ik hoorde je gisterenavond
spreken. Ik geloof dat de visioenen van mij zijn
weggenomen en aan jou gegeven. Weiger niet om
God te gehoorzamen, want het zal gaan ten koste
van je ziel. Ik ben een verloren man. Jij bent
door God uitverkoren; wees getrouw in het doen
van je werk en je zult de kroon ontvangen, die
ik had kunnen hebben.”
Toen zij de tijd vergeleken waarop zij hun
visioenen hadden ontvangen ontdekten zij, dat
Ellen haar visioen niet had gekregen voordat
Hazen Foss was aangezegd dat het visioen van hem
was weggenomen. Hoewel Hazen Foss nog een kleine
50 jaar leefde, heeft hij nooit meer enige
belangstelling getoond voor godsdienstige zaken.
Hoe vreselijk is het als een mens de genade Gods
en het door Hem geschonken licht veracht en
verwerpt.
Op deze eerste reis kreeg ze ook voor het eerst
te maken met fanatici, maar dat was nog
onbetekenend bij wat ze in de komende jaren zou
moeten meemaken. In het voorjaar van 1845 bracht
ze bezoek aan Topsham Maine. Hier werd ondermeer
een vergadering gehouden in het huis van br.
Stockbridge Howland. Zijn oudste dochter Frances
lag ernstig ziek op bed met reumatische koorts
en haar handen waren zo gezwollen dat de
geleidingen nauwelijks meer onderscheiden konden
worden Allen knielden neer in ernstig gebed tot
God, nadat br. Howland had beleden te geloven in
genezing door gebed.
Men pleitte op Gods beloften en Gods zegen
rustte op de gebeden. Een van de aanwezige
zusters liep in de kracht Gods naar de zieken
kamer, nam zuster Frances bij de hand en zei:
”zuster Frances, in de naam van de Heere sta op
en wordt genezen.” Nieuw leven schoot door de
aderen van het zieke meisje, een heilig geloof
nam bezit van haar en gehoorzamend aan deze
impuls, stond zij op van haar bed, liep door de
kamer, God lovende voor haar genezing. Nadat zij
was aangekleed zat zij mee aan, aan de maaltijd.
De dokter die haar kwam bezoeken verwonderde
zich in hoge mate. Haar gezondheid verbeterde
snel en enkele dagen later werd het meisje
gedoopt, hoewel het water en het weer vrij koud
waren. De ziekte was voorgoed van haar geweken.
Niet lang daarna vond een soortgelijke genezing
plaats van een broeder die leed aan dysenterie.
De dokter beschouwde zijn geval vrijwel als
hopeloos. Maar ook hier verhoorde God de
ernstige gebeden van Zijn kinderen. Nadien
reisde Ellen Harmon voor het eerst met enkele
anderen naar een andere staat, New Hampshire, om
daar de Adventgelovigen op te zoeken. Hier
konden ze niet veel bereiken door een gebrek aan
geestelijke instelling. Velen beschouwden hun
ervaring in de beweging van 1844 als een
misleiding. Het was moeilijk om deze klasse te
bereiken. Hier kreeg Ellen ook voor het eerst te
maken met een soort van magnetisme. Bij haar
bezoek aan de plaats Claremont werd ze verwezen
naar twee mannen die soortgelijke inzichten
hadden als zijzelf. Het bleek echter al spoedig
aan Ellen en haar metgezellen dat deze mannen,
hoewel zij hen vriendelijk ontvingen, er vreemde
ideeën op na hielden. Zij zeiden dat zij
volmaakt geheiligd waren en dat zij niet meer
konden zondigen.
Zij droegen dure kleren en maakten het zich
gemakkelijk. Terwijl men samen aan het praten
was kwam een jongetje van een jaar of 8 binnen
gekleed in oude vodden. Het bleek het zoontje te
zijn van één van deze twee broeders. De moeder
van het jongetje voelde zich kennelijk
beschaamd, maar de vader praatte rustig verder
alsof alles heel gewoon was. Met al zijn
heiligheid verwaarloosde deze man zijn gezin.
Hoe anders dan de Heiland die rond ging “goed
doende.” Deze broeders bleken een enorme invloed
uit te oefenen op de gemeente ter plaatse. Die
avond zou er een bidstond gehouden worden bij
een zekere br. Collier. Ellen en de anderen
gingen reeds smiddags naar br. Collier en
vroegen hem enige vragen over deze mannen. Maar
hij zei slechts: “Indien de Heere u hierheen
heeft gezonden zult u zeker te weten komen welke
geest hen beheerst en zult het raadsel voor ons
oplossen”.
De beide broeders waren op de bidstond aanwezig.
Terwijl Ellen ernstig bad, begonnen deze mannen
“amen” te roepen, ogenschijnlijk met haar gebed
instemmend. Maar onmiddellijk voelde ze een druk
op zich komen en de woorden bestierven haar op
de lippen. De vergadering werd in duisternis
gehuld. James White stond op en zei: ”Ik ben
terneer gedrukt. De Geest van God is. gekwetst.
Ik weersta deze invloed in de naam des Heeren. O
God, bestraf deze boze geest”. Opnieuw ging men
in gebed. Opnieuw riepen de broeders:”Amen”,
amen”. Weer kwam een geest van duisternis op de
vergadering. Maar ten tweede male stond James
White op en bestrafte de boze geest in de naam
des Heeren.
Vanaf dat moment hielden de broeders zich stil.
Die avond werd Ellen in visioen het ware
karakter van deze mannen getoond. Ook werd haar
geopenbaard dat zij onder de dekmantel van
volmaakte heiligheid de vuilste zonde bedreven,
door een magnetische invloed had niemand hen
kunnen weerstaan. Die avond was voor het eerst
hun invloed gebroken. Niet lang daarna werd hun
ware karakter geopenbaard en werd het visioen
van Ellen volkomen gerechtvaardigd.
Bij haar terugkeer in Portland bleek daar het
fanatisme met zijn vernietigende uitwerking de
kop te hebben opgestoken. Sommigen schenen te
denken dat godsdienst. bestaat in grote
opwinding en lawaai. Zij waren gewoon te
spreken op een manier die ongelovigen irriteerde
en hun invloed was zodanig dat zij haat tegen
zichzelf opwekten, maar ook tegen de leer die
zij verkondigden. Dan verheugden zij zich erin
dat zij vervolging moesten verdragen. Hierdoor
konden de broeders in sommige plaatsen niet eens
meer samenkomen. De onschuldige leden met de
schuldigen. Er is niets dat satan liever wil,
dan dat de waarheid wordt beleden door
ongeheiligde mannen. Het dient zijn doeleinden
het best wanneer de waarheid met de leugen wordt
vermengd om tenslotte in het stof vertrapt te
worden.
Het hart van Ellen ging onder een zware last
gebukt. Moet Gods volk bedrogen en misleid
worden door dit valse enthousiasme? Getrouw liet
ze de waarschuwingen horen, die de Heere haar
had gegeven. Maar deze schenen weinig,
uitwerking te hebben, behalve dat ze de
fanatieke personen jaloers maakten. Sommige
wendden grote nederigheid voor en beweerden dat
de woorden van Christus in Math.18: 1,6 een
letterlijke vervulling moesten hebben in deze
tijd, waarin zij uitzagen naar de wederkomst van
Christus. Jezus zegt daar tot de dicipelen:
”Voorwaar, Ik zeg u, wanneer gij u niet bekeert
en wordt als de kinderen, zult gij het
Koninkrijk der Hemelen voorzeker niet
binnengaan, wie nu zichzelf gering zal achten
als dit kind, is de grootste in het Koninkrijk
der Hemelen.”
Deze broeders en zusters beweerden dat ze net
als de kinderen moesten worden en kropen daarom
over de vloer. Ja, ze kropen niet alleen in
huis, maar ook op Straat over de bruggen en
zelfs in de kerk.
Ellen vertelde hen duidelijk dat dit niet
vereist was; dat de nederigheid welke God wenste
dat Zijn volk zou bezitten geopenbaard moest
worden in het leven, gelijkvormig aan dat van
Christus, maar niet door kruipen over de vloer.
Alle geestelijke dingen moeten behandeld worden
met heilige waardigheid. Nederigheid bestaat in
het verdragen van de fouten van anderen, in een
bereidheid om anderen te helpen waar dat nodig
is, door vriendelijke woorden te spreken en
onzelfzuchtige daden te verrichten.
In Paris (Maine) moest Ellen weer een andere
vorm van fanatisme tegenstaan. Hier waren
sommigen die geloofden dat het zonde was om te
werken. De Heere gaf Ellen een boodschap van
berisping voor de leider in deze dwaling, waarin
getoond werd dat hij in strijd handelde met het
woord van God door zich aan arbeid te
onttrekken, door zijn dwalingen aan anderen op
te dringen en door allen die deze dwalingen niet
wilden aannemen, te veroordelen. Hij verwierp
echter elke vermaning van Godswege en was niet
van plan om te veranderen. Hij maakte
vermoeiende reizen door grote afstanden te
wandelen naar plaatsen waar men hem slechts
uitlachten en hij dacht dat door zo te handelen,
hij leed omwille van Christus werk. Hij volgde
precies iedere indruk die in zijn geest opkwam,
zonder met zijn verstand of nuchter oordeel te
rade te gaan. Desondanks wist hij verschillende
van de gelovigen te beïnvloeden.
God toonde Ellen dat Hij echter zou werken om
Zijn volk ook van deze dwaling te redden; dat
deze misleide man zichzelf zou openbaren, zodat
allen die oprecht waren zouden zien dat hij niet
door een juiste geest werd bezield en dat zijn
loopbaan spoedig ten einde zou komen. En
inderdaad werd spoedig daarop zijn invloed
verbroken. Hij veroordeelde de visioenen van
Ellen, als afkomstig van de duivel en ging er
mee voort zijn eigen indrukken te volgen totdat
hij geestelijk in de war raakte en zijn vrienden
verplicht werden hem op te sluiten. Tenslotte
maakte hij een koord van zijn beddegoed en
verhing zichzelf, zodat allen. die hem gevolgd
hadden de dwaling van zijn leer inzagen.
5. EEN BEPROEVING
Midden in haar ervaringen in het bestrijden van
fanatisme, kreeg Ellen een zeer zware beproeving
te verduren. Als de Geest van God op iemand
rustte in een vergadering en hij verheerlijkte
God door Hem te loven, riepen sommigen:
“Mesmerisme, mesmerisme”. En als het God
behaagde om Ellen een visioen te geven tijdens
een bijeenkomst, beweerden sommigen dat dit het
gevolg was van opwinding en mesmerisme. Dikwijls
stortte de jonge vrouw haar hart uit voor Hem,
die zegt: “Komt herwaarts tot Mij allen die
vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.”
Dan, wanneer zij pleitte op de beloften van
God, scheen Jezus zeer nabij te zijn. Ook werd
zij soms opgenomen in een visioen. Wanneer zij
later aan anderen meedeelde, wat zij gezien had,
terwijl zij alleen was, waar geen aardse :
invloed zich kon doen gelden, moest zij van
sommigen horen dat zij die het dichts bij God
leven, het snelst misleid konden worden door
satan.
Deze mensen beweerden het tegengestelde van dat
wat Jezus zei toen Hij de discipelen leerde:
“Welk mens onder u zal, als zijn zoon hem een
brood vraagt, hem een steen geven? Of als hij
een vis vraagt, zal hij hem toch geen slang
geven? Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt,
goede gaven weet te geven aan uw kinderen,
hoeveel te meer zal uw Vader in de hemelen het
goede geven aan hen, die Hem daarom bidden”.
Math.7: 9,11
Anderen gingen nog verder door te beweren dat er
geen Heilige Geest is en dat al de bijzondere
ervaringen van heilige mannen Gods, slechts het
gevolg waren van mesmerisme of het bedrog van
satan.
Diegenen die extreme ideeën verkondigden
beschuldigden Ellen van wereldsgezindheid, de
naam–Adventisten daarentegen van fanatisme.
Ja, zij werd zelfs voorgesteld als de leidster
van het fanatisme, dat zij voortdurend trachtte
te bestrijden. Verschillende tijden werden door
sommigen genoemd waarop de Heere zou wederkomen
en deze werden aan de gelovigen opgedrongen.
Maar de Heer toonde Ellen dat deze tijden
voorbij zouden gaan, want dat eerst de tijd der
benauwdheid moest komen vóór Jezus wederkomst;
en dat iedere datum die gesteld werd voorbij zou
gaan en het geloof van Gods volk zou verzwakken.
Wanneer zij dat meedeelde beschuldigden sommigen
haar de kwade dienstknecht te zijn. “Mijn Heer
vertoeft te komen”. Math.24:48.
Al deze dingen drukten zwaar op Ellens geest en
in deze verwarring werd ze soms in verleiding
gebracht haar eigen ervaringen te betwijfelen.
Toen op een keer bij het morgengebed de kracht
van God weer op haar rustte, schoot de gedachte
door haar heen dat het mesmerisme was en zij
weerstond die kracht. Onmiddellijk werd zij met
stomheid geslagen en gedurende een korte tijd
was ze zich niet bewust van haar omgeving. Toen
zag zij haar zonde, dat zij had getwijfeld aan
de kracht van God en dat zij daarom met stomheid
was geslagen, maar dat zij weer zou kunnen
spreken binnen 24 uur. De gehele dag was zij
niet in staat om te spreken. De volgende morgen
vroeg werd zij vervuld met vreugde en was zij
weer in staat om. God te loven en te danken. Na
deze ervaring heeft zij nooit meer getwijfeld of
weerstand geboden aan de kracht van God, wat de
mensen ook van haar zeiden.
Tot op die tijd had Ellen eigenlijk niet kunnen
schrijven; haar bevende hand was niet in staat
om een pen stevig vast te houden. Terwijl zij in
visioen was, beval een engel haar het visioen op
te schrijven. Zij gehoorzaamde en schreef zonder
haperen. Haar zenuwen werden krachtiger en vanaf
die tijd bezat ze een vaste hand. En dan te
bedenken dat diezelfde hand in de loop der jaren
meer dan 45.ooo vellen papier heeft beschreven
met de kostelijkste boodschappen van God.
VERMANING TOT
GETROUWHEID
Het was een zwaar kruis voor Ellen om aan de
dwalende te moeten vertellen wat haar was
getoond. Het maakte haar vaak neerslachtig als
zij anderen bedroefd of verontrust zag. En als
zij verplicht was om de boodschappen te
openbaren, verzachtte zij die zoveel mogelijk en
trachtte hen zo gunstig mogelijk te doen
schijnen voor de persoon voor wie ze bestemd
waren en dan zocht ze de eenzaamheid op om te
wenen over haar innerlijke strijd. Zij was
afgunstig op hen die alleen verantwoordelijk
waren voor hun eigen ziel. Het was hard om de
duidelijke scherpe getuigenis die God haar had
gegeven aan anderen mede te delen. Zij wachtte
angstig het resultaat af van haar boodschap, en
indien de personen in verzet kwamen tegen de
berisping en later zelfs de waarheid tegen
stonden rezen er vragen op in haar geest, zoals:
“Deel ik de boodschap wel op de juiste wijze
mee? Was er niet een weg om hen te redden”? En
zo zwaar drukte deze last op haar ziel dat zij
dikwijls het gevoel had dat de dood een welkome
bezoeker zou zijn en het graf een zoete
rustplaats.
Ellen was zich er niet van bewust dat zij niet
getrouw was door dergelijke vragen te stellen en
te twijfelen en zag het gevaar niet van zo’n
gedrag, totdat zij in een visioen in de
tegenwoordigheid van Jezus werd opgenomen. Zij
beschrijft deze ervaring als volgt: “Hij keek
naar mij met een frons van afkeuring en wende
Zijn gelaat van mij af. Het is niet mogelijk om
de verschrikking en de zielsangst die ik toen
voelde te beschrijven. Ik viel voor Hem op mijn
gezicht, maar was niet in staat om een woord te
uiten.”
O, hoe verlangde ik er naar om verborgen te zijn
voor die vreselijke blik! Toen werd ik mij
enigszins bewust wat de gevoelens der goddelozen
zullen zijn wanneer zij tot de bergen en de
rotsen roepen: “Valt op ons en verbergt ons voor
het aangezicht van Hem die gezeten is op de
troon en voor de toorn van het Lam” Openb. 6:
16. Toen verzocht de engel haar om op te staan
en zag zij een gezelschap aan zich
voorbijtrekken, wier haren waren uitgerukt en
wier kleren waren gescheurd en van wie de
gelaatsuitdrukking een toonbeeld van wanhoop
waren en verschrikking. Zij kwamen dicht bij
Ellen en wreven hun kleren tegen de hare. Toen
zij naar haar kleren keek zag zij dat ze bevlekt
waren met bloed. Zij viel als dood aan de
voeten van de engel. Zij vond geen excuus en
verlangde van die plaats weg te zijn. De engel
richtte haar op en zei: “Dit is nu niet uw
geval, maar dit toneel is aan uw oog
voorbijgegaan om u te laten weten wat u toestand
zal zijn, indien u verwaarloosd aan anderen te
verklaren wat de Heere aan u heeft geopenbaard.
Maar indien getrouw bent tot het einde, zult u
eten van de boom des levens en zult u drinken
van de rivier van het water des levens. U zult
veel te lijden hebben, maar de genade van God is
genoeg.”
Toen voelde zij zich bereid om alles te doen wat
de Heere van haar zou vragen, dat zij Zijn
goedkeuring mocht hebben, en niet Zijn
vreselijke frons hoefde te voelen. Al deze
ervaringen, de strijd met vooroordeel en
tegenstand, het conflict met de machten der
duisternis konden alleen worden overwonnen in de
kracht van God. De ervaring van Ellen en de
eerste pioniers was, dat zij die God zoeken in
nederigheid en met een verslagen hart, in staat
zijn om onderscheidt te maken tussen: het ware
en het valse. “Ootmoedigen doet Hij wandelen
in het recht, en Hij leert ootmoedigen zijn
weg.” Psalm 25:9.
Iedere overwinning door God geschonken had tot
gevolg dat het geloof werd gesterkt Al deze
ervaringen bereidden Ellen voor op de lange taak
die nog verder voor haar lag. De Geest der
profetie waarschuwt ons dat een soortgelijke
openbaring van fanatisme als in de eerste
dagen van de Adventbeweging werd geopenbaard,
zich in de laatste tijd, kort voor Jezus
wederkomst, zal herhalen. Aan de andere kant
is er het grote gevaar van verslapping en
wereldsgezindheid. De weg naar het Nieuwe
Jeruzalem is smal en zowel ter rechter als ter
linkerzijde dreigen er gevaren. Hoe goed
verstaan wij daarom het gebed van de voorzitter
der G.K. br. R.R. Figuhr, bij de eerste keer dat
hij als voorzitter werd gekozen: “Heere, bewaar
mij dat ik niet van de weg zal afwijken, noch
ter rechter – noch ter linkerzijde”. Moge God
een ieder van ons bewaren voor de valstrikken
van satan –fanatisme aan de ene kant en
wereldsgezindheid aan de andere kant; en ons
leiden binnen de poorten van de Eeuwige
Godsstad, waar wij zullen, mogen eten van de
boom des levens en drinken van de rivier van het
water des levens, tezamen met haar die in Gods
kracht over de machten der duisternis heeft
mogen zegenvieren!