|
||
You are home- www.agp-internet.com/react- ellenwhite.nl.nu - Themasite Ellen G. White | ||
De wijngaard des Heren
(Inleiding)
God riep Abraham uit zijn afgodische omgeving naar het land Kanaän om de beste gaven des hemels te kunnen schenken aan alle volken op aarde. “Ik zal u tot een groot volk maken”, zei Hij, “en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn.” (Gen. 12 : 2) Het was een grote eer waartoe Abraham was geroepen, — de vader te worden van het volk, dat eeuwenlang de bewaarder en verdediger zou zijn van Gods waarheid aan de wereld, het volk waardoor alle volken op aarde gezegend zouden worden door de komst van de beloofde Messias.
De mensen hadden vrijwel volledig de kennis van de ware God verloren. Hun geest was verduisterd door afgoderij. In de plaats van Gods wet, die heilig en rechtvaardig en goed” is (Rom. 7 : 12) , hadden ze getracht wetten in te stellen die meer in overeenstemming waren met hun eigen wreed, zelfzuchtig hart. Toch heeft God hen in zijn barmhartigheid niet verdelgd. Het was zijn bedoeling dat ze de kans zouden krijgen Hem beter te leren kennen door zijn kerk. Het was zijn bedoeling dat de beginselen, geopenbaard in het leven van zijn volk, het middel zouden zijn waardoor Gods beeld weer in de mens hersteld kon worden.
Gods wet moest grootgemaakt, zijn gezag gehandhaafd worden; en aan het huis van Israël werd dit groot en edel werk opgedragen. God scheidde hen af van de wereld, om hen een geheiligde taak op te dragen. Hij maakte hen tot bewakers van zijn wet, en wilde door hen een kennis betreffende Hem in het leven houden. Zo zou hemels licht schijnen op een duistere wereld, en een stem zou gehoord worden die alle mensen zou oproepen zich af te wenden van die afgoden om de levende God te dienen.
God had zijn uitverkoren volk met grote kracht en met een sterke hand” uit Egypte geleid. “Hij zond Mozes, zijn knecht, en Aäron, die Hij Zich verkoren had. Zij deden onder hen zijn aangekondigde tekenen en wonderen in het land van Cham” .,, Hij dreigde de Schelfzee, en zij verdroogde; Hij deed hen gaan door de waterdiepten.” (Ex. 32:11; Psalm 105:26, 27; 106:9) Hij bevrijdde hen uit hun slavernij, om hen te brengen in een goed land, - een land dat Hij in zijn voorzienigheid voor hen had klaargemaakt als toevluchtsoord voor hun vijanden. Hij wilde zelf hen daar brengen, en hen in zijn eeuwige armen sluiten; en als antwoord zouden ze, in dank voor zijn goedheid en barmhartigheid, zijn naam moeten grootmaken en verheffen op aarde.
Want des Heren deel is zijn volk, Jakob het Hem toegemeten erfdeel. Hij vond hem in een land van steppen, in een woest land van gehuil in de wildernis. Hij beschutte hem, lette op hem, bewaarde hem als zijn oogappel. Als een arend, die zijn broedsel opwekt, over zijn jongen zweeft, zijn wieken uitspreidt, er een opneemt en draagt op zijn vlerken, zo heeft hem de Here alleen geleid, en geen vreemde god stond hem terzijde.” (Deut. 32: 9-12) Zo bracht Hij de Israëlieten tot Zich, om te wonen als onder de schaduw van de Allerhoogste. Op wonderlijke wijze werden ze beschermd tegen de gevaren van de woestijnreis, en ten slotte als een bevoorrecht volk geplaatst in het beloofde land.
Door een gelijkenis heeft Jesaja op roerende wijze het verhaal verteld van Israëls roeping en opleiding om in de wereld te staan als vertegenwoordigers van Jehova, vruchtbaar tot alle goed werk:
Ik wil van mijn geliefde zingen, het lied van mijn beminde over zijn wijngaard. Mijn geliefde had een wijngaard op een vruchtbare heuvel; hij spitte hem om, zuiverde hem van stenen, beplantte hem met edele wijnstokken, bouwde daarin een toren en hieuw ook een perskuip daarin uit. En hij verwachtte dat de wijngaard goede druiven zou voortbrengen.” (Jes. 5:1, 2)
Het was Gods bedoeling om door het uitverkoren volk een zegen te brengen aan heel de mensheid. “De wijngaard van de Here der heerscharen”, zo zei de profeet, “is het huis Israëls, en de mannen van Juda zijn de planten waarin Hij vreugde heeft.” (Jes. 5 : 7)
Dit volk werd de woorden Gods toevertrouwd. Ze werden beschermd door de geboden van zijn wet, de eeuwige beginselen van waarheid, recht en reinheid. Hun bescherming lag in gehoorzaamheid aan deze beginselen, want daardoor zouden ze bewaard blijven voor vernietiging als gevolg van zondige gebruiken. En als de toren in de wijngaard plaatste God midden in het land zijn heilige tempel.
Christus zou hen onderrichten. Zoals Hij in de woestijn met hen was geweest, zou Hij ook nu hun Leraar en Gids blijven. In de tabernakel en in de tempel woonde zijn heerlijkheid in de wolk boven het verzoendeksel. Voor hen openbaarde Hij steeds de rijkdom van zijn liefde en verdraagzaamheid. God had door Mozes zijn doel bekendgemaakt en de voorwaarden voor hun voorspoed duidelijk gemaakt. Gij zijt een volk, dat de Here uw God, heilig is”, zei hij: û heeft de Here, uw God, uit alle volken op de aardbodem uitverkoren om zijn eigen volk te zijn”. (Deut.7:6)
“Gij hebt heden van de Here het woord aanvaard, dat Hij u tot een God zal zijn, en dat gij in zijn wegen wandelen moet, zijn inzettingen, geboden en verordeningen houden en naar zijn stem luisteren. En de Here heeft heden van u het woord aanvaard, dat gij zijn eigen volk zult zijn, zoals Hij u gezegd heeft, en dat gij al zijn geboden zult onderhouden — dan zal Hij u verheffen tot een lof, een naam en een sieraad, boven alle volken die Hij geschapen heeft en dan zult gij een volk zijn, geheiligd aan de Here, uw God, zoals Hij gezegd heeft.” (Deut. 26:17-19)
Het volk Israël zou het gebied bewonen dat God had aangewezen. De volken die de eredienst van de ware God hadden verworpen, zouden verdreven worden. Maar het was Gods bedoeling dat Israël, door Gods karakter te openbaren, de mensen tot Hem zou trekken. Heel de wereld kreeg de uitnodiging van het evangelie. Door de leer van de offerdiensten moest Christus verhoogd worden onder de volken, en allen die op Hem zouden zien, zouden leven. Allen die, evenals Rachab de Kanaänitische en Ruth de Moabitische, zich afwendden van de afgoden tot het dienen van de ware God, zouden één worden met zijn uitverkoren volk. Naarmate het aantal der Israëlieten toenam, zouden ze hun grenzen uitbreiden, tot hun rijk heel de wereld zou omvatten.
Maar het oude Israël beantwoordde niet aan Gods plannen. De Here had gezegd: “Ik echter had u geplant als een edele druif, een volkomen zuiver zaad; doch hoe zijt gij Mij veranderd in wilde ranken van een vreemde wingerd!” (Jer. 2: 21)
“Israël is een welige wijnstok, die zijn vruchten voortbrengt”. ,,Nu dan, inwoners van Jeruzalem en mannen van Juda, spreekt toch recht tussen Mij en mijn wijngaard. Wat was er nog aan mijn wijngaard te doen, dat Ik er niet aan gedaan heb? Waarom verwachtte Ik, dat hij goede druiven zou voortbrengen, en bracht hij wilde druiven voort? Nu dan, Ik wil u doen weten, wat Ik met mijn wijngaard ga doen: zijn doornhaag wegnemen, opdat hij verwoest worde; zijn muur doorbreken, opdat hij vertrapt worde; Ik zal hem tot een wildernis maken, hij zal gesnoeid noch behakt worden, zodat er dorens en distels opschieten; en Ik zal de wolken gebieden, dat ze op hem geen regen doen vallen.. Hij verwachtte goed bestuur, maar zie, het was bloedbestuur; rechtsbetrachting, maar zie, het was rechtsverkrachting.” (Hosea 10 : 1; Jes. 5 : 3-7)
Door Mozes had de Here zijn volk de gevolgen van ontrouw voor ogen gehouden. Door te weigeren zijn verbond te bewaren, zouden ze zich losmaken van het leven van God, en zouden ze zijn zegeningen missen. Bij tijden werd op deze waarschuwingen acht geslagen, en kreeg het Joodse volk rijke zegeningen, en door hen hadden ook de omliggende volken deel eraan. Maar het gebeurde vaker, dat ze God vergaten, en hun grote voorrechten als zijn vertegenwoordigers uit het oog verloren. Ze beroofden Hem van de dienst waarop Hij recht had, en ze beroofden hun medemensen van godsdienstige leiding en een heilig voorbeeld. Ze wilden zelf genieten van de vruchten van de wijngaard waarover ze als rentmeesters waren geplaatst. Hun hebzucht en zelfzucht maakten, dat ze door de heidenen werden veracht. Op deze wijze kreeg de heidenwereld een onjuiste voorstelling van Gods karakter en van de wetten van zijn koninkrijk.
Als een vader had God geduld met zijn volk. Hij pleitte door barmhartigheden die Hij schonk of inhield. Geduldig hield Hij hen hun zonden voor ogen, en wachtte lankmoedig op het erkennen van hun schuld. Profeten en boden werden gezonden om zijn aanspraken aan de landlieden bekend te maken; maar in plaats dat men hen verwelkomde, werden deze mannen met een helder onderscheidingsvermogen en geestelijke macht behandeld als vijanden. De landlieden vervolgden en doodden hen. God zond andere boden, maar die werden op gelijke wijze behandeld als de voorgaande, alleen met dit verschil, dat de landlieden een diepere haat openbaarden.
Het terugtrekken van Gods gunst tijdens de ballingschap bracht velen tot inkeer; toch herhaalde het Joodse volk na hun terugkeer naar het beloofde land de fouten van vroegere geslachten, en raakte in strijd met de omliggende volken.
De profeten, die door God waren gezonden om het kwaad te bestraffen, werden met dezelfde achterdocht en haat ontvangen als het geval was geweest met hun voorgangers in vroegere tijden; en zo maakten de huurders van de wijngaard hun schuld van eeuw tot eeuw steeds groter. De goede wijngaard, door de goddelijke Landman op de bergen van Palestina geplant, werd door de mannen van Israël veracht, en tenslotte werd de wijnstok vertreden en over de muur geworpen; men hoopte dat hij voor altijd vernietigd was. De Landman nam de wijnstok weg en verborg deze voor hun ogen. Weer plantte Hij hem, maar nu buiten de muur van de wijngaard, op een dusdanige manier dat de wijnstok niet langer in zicht was. De ranken hingen over de muur, en andere ranken konden erop geënt worden, maar de wijnstok zelf werd buiten het bereik geplaatst van mensen, zodat deze geen kwaad konden doen.
Voor Gods kerk op aarde in deze tijd - de behoeders van zijn wijngaard - zijn vooral de boodschappen van advies en bemoediging van betekenis, gegeven door de profeten die zijn eeuwig plan met de mensheid hadden bekendgemaakt. In de leer der profeten is zijn liefde voor de verloren mensen en zijn plan voor hun redding duidelijk geopenbaard. Het verhaal van Israëls roeping, van hun succes en hun falen, van hun herstel in Gods gunst, van hun verwerping van de Heer van de wijngaard, en de volvoering van het plan door een overblijfsel, aan wie de verbondsbeloften in vervulling gaan — dit is het thema van Gods boodschappers aan zijn kerk in de eeuwen die voorbijgegaan zijn. En nu is Gods boodschap aan zijn kerk — aan hen, die als trouwe landlieden voor de wijngaard zorgen — dezelfde als de boodschap die de profeet vroeger heeft verkondigd:
Te dien dage zal er een wijngaard zijn, die bruisende wijn voortbrengt....ik, de Here, zijn Behoeder, zal hem aldoor drenken: opdat niets hem beschadige, zal Ik hem dag en nacht behoeden.” (Jes. 27 : 2, 3)
Laat Israël hopen op God.
De Heer van de wijngaard brengt ook nu uit mensen van alle volken de
kostbare vruchten binnen, waarop Hij lang heeft gewacht. Spoedig zal Hij
tot de zijnen komen; en in die blijde dag zal zijn eeuwig plan met het
huis van Israël eindelijk in vervulling gaan. “In de komende dagen zal
Jakob wortel schieten, Israël bloeien en uitspruiten, zodat zij de
wereld met vruchten vervullen.” (Jes. 27:6) |
||