|
-
Bijbelkommentaar van
Ellen White
-
Openbaring 3
-
-
Vers 1 (2 Kor. 4:7; Gal.
2:20; Fil. 1:21; 3:8). Getrouwe rentmeesters over onszelf. -- (Openb. 3;1
aangehaald). God roept zijn gemeente op om een verandering tot stand te
brengen. Zij hadden de naam dat zij leefden, maar hun werken misten de liefde
van Jezus. O, hoevelen zijn gevallen, omdat zij vertrouwd hebben op hun
belijdenis gered te zijn! Hoevelen zijn verloren door pogen een naam hoog te
houden! Als iemand de reputatie heeft dat hij een succesvol evangelist is, een
begaafde prediker, een man van gebed, een man van geloof, een man van
bijzondere toewijding, bestaat het absolute gevaar dat zijn geloof schipbreuk
zal lijden als het op de proef wordt gesteld door geringe beproevingen die God
toelaat. Vaak zal hij zich tot het uiterste inspannen om zijn reputatie te
handhaven.
-
-
Wie in de vrees leeft dat
anderen zijn waarde niet op prijs stellen, verliest Hem uit het oog, Die
alleen in staat is ons waardig te maken om God te verheerlijken. Laten wij
getrouwe rentmeesters over onszelf zijn. Laten wij niet op onszelf zien, maar
op Christus. Dan zal er geen enkel probleem zijn. Al het werk dat gedaan
wordt, hoe uitnemend het ook mag schijnen, is waardeloos als het niet gedaan
wordt in de liefde van Jezus. Iemand kan alle mogelijke godsdienstige
bedrijvigheid tonen, maar als Christus niet verweven is in alles wat hij zegt
en doet, zal hij voor eigen eer werken (Brief 48, 1903).
-
-
1-3. Bedenk hoe gij het hebt
ontvangen. -- Er wordt gewaarschuwt voor een tijd waarin dwalingen als een
dief zouden insluipen om het geloof van Gods volk te stelen, wanneer zij
ijverig zouden moeten waken en voortdurend door de verleidingen van de vijand
op hun hoede zouden moeten zijn.
-
-
In Sardis waren velen tot
bekering gekomen door de prediking van de apostelen. De waarheid was als een
helder schijnend licht aanvaard. Maar sommigen hadden de wondere wijze, waarop
zij de waarheid hadden ontvangen, vergeten en Jezus achtte het nodig hen een
vermaning te zenden.
-
-
De oude banierdragers waren de
een na de ander gevallen en sommigen hadden genoeg van de vaak herhaalde
waarheden. Zij verlangden naar een nieuwe fase van de leer, die voor velen
welgevalliger was. Zij meenden dat zij een wondere verandering nodig hadden en
in hun geestelijke verblinding zagen zij niet dat hun drogredenen alle
ervaringen uit het verleden teniet zouden doen.
-
-
Maar de Here Jezus kon het eind
vanaf het begin zien. Door Johannes zond Hij de waarschuwing: “Bedenk hoe gij
het ontvangen en gehoord hebt en bewaar het en bekeert u. Indien gij dan niet
wakker wordt, zal Ik komen als een dief.” (MS 34, 1905).
-
-
(2 Tim. 2:23-26). Gevaren van
spitsvondigheid. -- (Openb. 3:1- 3 aangehaald). Onder hen aan wie deze
boodschap werd gezonden, waren sommigen die de prediking van Johannes de Doper
hadden gehoord en die daardoor waren bekeerd, maar zij hadden het geloof,
waarin zij zich vroeger hadden verblijd, verloren. Er waren anderen die de
waarheid door de prediking van Christus hadden aangenomen; zij waren vroeger
vurige gelovigen geweest, maar zij hadden hun eerste liefde verloren en
bezaten geen geestelijke kracht. Zij hadden het begin van hun vertrouwen niet
tot het einde toe standvastig bewaard. Zij hadden de naam te leven, maar wat
betreft het uitoefenen van de reddende invloed, waren zij dood. Zij hadden een
gedaante van godsvrucht, zonder de kracht daarvan. Zij redeneerden spitsvondig
over zaken van weinig belang die de Here niet als een toets had gegeven, tot
deze zaken als bergen werden, die hen van Christus en van elkaar scheiden....
-
-
“Ik weet uw werken, dat gij de
naam hebt dat gij leeft, en gij zijt dood.” Voor God betekent uiterlijk
vertoon niets. De uiterlijke godsdienstvormen zijn zonder Gods liefde in het
hart absoluut waardeloos.
-
-
“Weest wakker en versterkt het
overige dat dreigde te sterven.” Dit is ons werk. Velen staan op het punt
geestelijk te sterven en de Here roept ons op om hen te sterken. Gods volk
moet vast verenigd worden door banden van christelijke gemeenschap en moet in
het geloof gesterkt worden door vaak met elkaar te spreken over kostbare
waarheden die hun zijn toevertrouwd. Zij mogen nooit hun tijd verspillen door
elkaar te beschuldigen en te veroordelen (RH 10 aug. 1905).
-
-
1-4 (Hebr. 4:13). Het
karakter afwegen. -- (Openb. 3:1-3 aangehaald). Het onderscheid dat
Christus openbaart bij het afwegen van de karakters van hen die als christenen
Zijn naam hebben aangenomen, brengt ons ertoe beter te beseffen dat ieder mens
persoonlijk onder Zijn toezicht staat. Hij is bekend met de gedachten en
bedoelingen van het hart, alsmede van elk woord en elke daad. Hij weet alles
van ons godsdienstig leven; Hij weet wie wij liefhebben en dienen (MS 82,
1900).
-
-
1-5 (Mat. 22:14). Enkele
getrouwen in Sardis. -- De gemeente van Sardis wordt voorgesteld als een
gemeente met enkele getrouwen onder velen die als het ware zorgeloos en
ongevoelig waren geworden wat betreft hun verplichtingen jegens God. “Gij hebt
enkele personen te Sardis die hun klederen niet hebben bezoedeld, en zij
zullen met Mij in witte klederen wandelen, omdat zij het waardig zijn.” Wie is
zo begunstigd te worden gerekend onder de enkelen in Sardis? Bent u dat? Ben
ik dat? Wie maakt deel van hen uit? Is dat voor ons niet het beste om deze
dingen te onderzoeken, zodat wij kunnen weten op wie de Here doelt als Hij
zegt dat enkelen de witte klederen van hun karakter niet bezoedeld hebben (MS
81, 1900)?
-
-
(Vs. 14-18). Lees het derde
hoofdstuk van Openbaring.-- In de boodschap aan de gemeente Sardis worden
twee groepen voorgesteld - zij, die de naam hebben te leven, maar dood zijn;
en zij die ernaar streven te overwinnen. Bestudeer deze boodschap, die in het
derde hoofdstuk van Openbaring te vinden is (Openb. 3:1, 2 aangehaald). Wie
worden bedoeld met hen, die dreigden te sterven? en wat is daarvan de oorzaak?
De verklaring wordt gegeven: “Ik heb geen van uw werken vol bevonden voor
God.” (Vs. 3-5 aangehaald).
-
-
Deze boodschap wordt gezonden
aan de gemeente in deze tijd. Ik roep onze gemeenteleden op om het gehele
derde hoofdstuk van Openbaring te lezen en dit in toepassing te brengen. De
boodschap aan de gemeente van Laodicea is in het bijzonder van toepassing op
Gods volk in deze tijd. Het is een boodschap aan belijdende christenen die
zozeer op de wereld zijn gaan lijken, dat er geen onderscheid is (vs.
14-18 aangehaald) (RH 20 aug. 1903).
-
-
3 (Hebr. 3:6; 4:14; 10:23).
Houdt vast aan de belofte. -- “Bedenkt hoe gij het ontvangen en gehoord
hebt, en bewaart het en bekeert u.” Zij, die wederom geboren zijn, hebben vol
blijdschap en dank het licht des hemels ontvangen en wat waren zij begerig om
iedereen over hun geluk te vertellen....
-
-
“Houd vast.” Dit betekent niet:
Houdt vast aan uw zonden; maar: Houdt vast aan de vertroosting, de hoop die
God u in Zijn Woord heeft gegeven. Wordt nooit moedeloos. Iemand die moedeloos
is, kan niets doen. Satan tracht u te ontmoedigen, door te zeggen dat het voor
u geen zin heeft om God te dienen, dat het niet loont en dat u net zo goed
kunt genieten van de vermaken en de genoegens van deze wereld. Maar “wat baat
het een mens, als hij de gehele wereld wint en schade lijdt aan zijn ziel”? U
kunt genieten van de wereld ten koste van de toekomst; maar kunt u zich een
dergelijke prijs veroorloven?
-
-
Wij moeten “vasthouden” aan en
leven naar al het licht dat wij van God hebben gekregen. Waarom? Omdat God wil
dat wij beslag leggen op de eeuwige waarheid en wij als zijn helpende hand
dienst doen door het licht te geven aan hen, die zijn liefde voor hen niet
kennen. Toen u uzelf aan Christus hebt gegeven, hebt u een gelofte afgelegd in
tegenwoordigheid van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest - de drie grote
hemelse hoogwaardigheidsbekleders. “Houdt vast” aan deze gelofte.
-
-
“En bekeert u.” Het leven dat
wij leiden moet een leven van
-
voortdurende bekering en
nederigheid zijn. Wij hebben voortdurend
-
behoefte aan bekering om
voortdurend overwinnaars te kunnen zijn. Als wij ware nederigheid bezitten,
hebben wij overwinning. De vijand kan nooit degene, die eenvoudig op de
beloften van Christus vertrouwt, uit Zijn hand rukken. Als de ziel gehoorzaamt
en werkt, is de geest ontvankelijk voor goddelijke indrukken en het licht van
God schijnt naar binnen en verlicht het verstand. Hoeveel voorrechten bezitten
wij in Christus!
-
-
Een oprecht besef van bekering
tot God houdt ons niet gevangen en maakt niet dat wij ons voelen als mensen in
een begrafenisstoet. Wij moeten opgewekt en niet verdrietig zijn. Maar wij
moeten steeds bedroefd zijn dat wij, nadat Christus Zijn kostbaar bloed voor
ons heeft gegeven, zovele jaren van ons leven aan de machten van het kwaad
hebben gegeven. Wij moeten van harte bedroefd zijn als wij bedenken dat wij
een gedeelte van de tijd en de gaven die de Here ons heeft toevertrouwd als
talenten om te gebruiken tot eer van Zijn naam, hebben gebruikt in de dienst
van de vijand, nadat Christus alles had gegeven voor onze verlossing. Wij
moeten berouw hebben omdat wij niet op alle mogelijke manieren hebben getracht
bekend te worden met de kostbare waarheid, die ons in staat stelt dat geloof
te beoefenen dat door de liefde werkt en het hart zuivert.
-
-
Als wij mensen zien zonder
Christus, moeten wij ons in hun plaats stellen en ten behoeve van hen ons
voor God verootmoedigen en niet rusten eer wij hen tot bekering brengen.
Als wij alles doen wat in ons vermogen ligt om hen te helpen en zij zich niet
bekeren, ligt de zonde aan hun deur; maar toch moeten wij bedroefd van hart
zijn over hun toestand en hun tonen hoe zij zich moeten bekeren en trachten
hen stap voor stap naar Jezus Christus te leiden (MS 92, 1901).
-
-
4. Zie EGW over Openb.
19:7-9; hebr. 2:14-18.
-
-
4, 5 (Luk. 12:8). Waarachtig
en getrouw. -- (Openb. 3:4, 5 aangehaald). Dit is de beloning die hen
gegeven wordt, die een zuiver en smetteloos karakter hebben gekregen, die voor
de wereld aan het geloof hebben vastgehouden. Jezus Christus zal hun namen
voor de Vader en Zijn engelen belijden. Zij zijn waarachtig en getrouw
geweest. Door zowel boze als goede vermeldingen hebben zij de waarheid in
praktijk gebracht en onderwezen (MS 26, 1905).
-
-
(2 Kor. 4:17, 18). Een eeuwig
gewicht van heerlijkheid. — “Gij hebt enkele personen te Sardis die hun
klederen niet hebben bezoedeld, en zij zullen met Mij in witte klederen
wandelen, omdat zij het waardig zijn.” Deze eer wordt hun betoond als gevolg
van hun geloof. In dit leven hebben zij zich niet beroemd en hun hart niet
verheven tot ijdelheid. Met een intens verlangen en een zuiver, geheiligd
geloof hebben zij beslag gelegd op de belofte van eeuwige schatten. Hun enige
wens was als Christus te zijn. Zij hebben altijd de banier van het recht
hooggehouden. Aan hen wordt een eeuwig gewicht van heerlijkheid gegeven, omdat
zij op de aarde met God hebben gewandeld, door zich onbesmet te bewaren van de
wereld en aan hun medemensen de gerechtigheid van Christus te openbaren. Van
hen zegt de Heiland: “Zij zullen met Mij in witte klederen wandelen, in de
wereld die Ik voor hen bereid heb” (Openb. 3:5 aangehaald) (RH 10 aug. 1905).
-
-
4, 5, 10 (1 Kor. 10, 12, 13).
De belofte van overwinning. — (Openb. 3:4, 5 aangehaald). Deze woorden
zijn gegeven voor het volk, terwijl zij in verbinding staan met de wereld,
onderworpen aan verzoekingen en invloeden die bedriegen en misleiden. Terwijl
hun geest gericht is op Hem, die hun zon en schild is, zal de zwartheid en
duisternis die hen omringt geen enkele smet op hun karakter achterlaten. Zij
zullen met Christus wandelen.
-
Zij zullen bidden, geloven en
werken om zielen te redden, die op het punt staan verloren te gaan. Zij
proberen de banden te verbreken, waarmee Satan hen heeft gekluisterd en zij
zullen niet te schande worden gemaakt als zij in geloof Christus tot hun
Metgezel maken. Verzoekingen en verleidingen zullen steeds door de grote
bedrieger naar voren worden gebracht om het werk van de menselijke helper
teniet te doen, maar als hij op God vertrouwt, als hij ootmoedig, zachtmoedig
en nederig van hart is en de weg des Heren bewaart, zal de hemel zich
verblijden, want hij. zal de overwinning behalen. God zegt: “Hij zal met Mij
in witte klederen wandelen, omdat hij het waardig is” (MS 97, 1898).
-
-
5 (13:8; zie EGW over 7:9;
20:12-15). Engelen wegen de zedelijke waarde af. -- Christus zegt van de
overwinnaar: “Ik zal zijn naam geenszins uitwissen uit het boek des levens.”
De namen van allen, die zich eens aan God hebben overgegeven, staan in het
boek des levens en hun karakters gaan nu in overzicht aan Hem voorbij. Gods
engelen wegen de zedelijke waarde af. Zij slaan de ontwikkeling gade van het
karakter van degenen, die nu leven, om te zien of hun namen kunnen blijven
staan in het boek des levens. Aan ons is een proeftijd verleend om de gewaden
van ons karakter te wassen en ze wit te maken in het bloed van het Lam. Wie
doet dit werk? Wie maakt zich los van zonde en zelfzucht? (MS 138).
-
-
6, 13, 22. Zie EGW over
openb. 2:7, 11, 17, 29.
-
-
8. Een geopende deur.--
De waarachtige Getuige zegt: “Zie Ik ben een geopende deur voor uw aangezicht
gegeven.” Laten wij God danken met hart en ziel en stem en laten wij leren Hem
te naderen als door een geopende deur, in het geloof dat wij vrij met onze
smeekbeden mogen komen en dat Hij zal horen en antwoorden. Door een levend
geloof in Zijn macht om te helpen, ontvangen wij kracht om de strijd des Heren
te strijden met de absolute zekerheid dat wij zullen overwinnen (RH 9 juli,
1908).
-
-
(Hebr. 10:19, 20). De deur
van gemeenschap. -- De waarachtige Getuige heeft ons de verzekering
gegeven dat Hij voor ons een geopende deur heeft gegeven, die niemand kan
sluiten. Zij, die trachten God trouw te zijn, zullen wellicht vele voorrechten
van de wereld moeten missen; het is mogelijk dat hun weg wordt bemoeilijkt en
dat hun werk wordt gehinderd door de vijanden van de waarheid; maar er bestaat
geen macht die de deur van gemeenschap tussen God en de ziel kan sluiten.
-
De christen kan zelf deze deur
sluiten door aan de zonde toe te geven of door het licht van de hemel te
verwerpen. Hij kan zijn oren afwenden zodat ze de boodschap van waarheid niet
hoort en op deze wijze de verbinding tussen God en zijn ziel afsnijdt.... Mens
noch Satan kan de deur sluiten, die Christus voor ons heeft geopend (RH 26
maart, 1889).
-
-
Licht van de tempel van de
Hemel. -- (Openb. 3: aangehaald). Altijd als wij verzocht worden, kunnen
wij naar deze geopende deur kijken. Er is geen macht die het licht van de
heerlijkheid voor ons oog kan verbergen, het straalt van de drempel van de
hemel langs heel de ladder die wij moeten beklimmen; want de Here heeft ons
gesterkt met Zijn krachten, bemoedigd met Zijn moed en verlicht door Zijn
licht. Als de machten der duisternis zijn overwonnen, als het licht van Gods
heerlijkheid de wereld bestraalt, zullen wij beter zien en begrijpen dan nu
het geval is. Als wij slechts beseffen dat Gods heerlijkheid ons omringt, dat
de hemel dichter bij de aarde is dan wij veronderstellen, zullen wij in ons
gezin een hemel hebben terwijl wij ons gereed maken voor de hemel hierboven
(MS 92, 1901).
-
-
14-18 (zie EGW over vs. 1-5;
2 Kor. 5:17). Onze toestand geopenbaard. -- De boodschap aan de gemeente
te Laodicea openbaart onze toestand als volk (RH 15 dec. 1904).
-
-
Een boodschap voor hen
die lediggaan
in de wijngaard.-- De
boodschap van Laodicea wordt gezonden aan hen, die lediggaan in de wijngaard
des Heren (MS 26, 1905).
-
-
(Rom. 2:17-24). Toepassing
van de boodschap van Laodicea.-- De boodschap aan de gemeente van Laodicea
is van toepassing op allen die een groot licht en veel gelegenheden hebben
gekregen, maar die dit niet hebben gewaardeerd (RH 11 maart, 1902).
-
-
(Openb. 2:4, 5). Het Vuur van
de Liefde Ontbreekt.-- De boodschap aan de gemeente van Laodicea is van
toepassing op onze toestand. Hoe duidelijk wordt de positie getekend van hen,
die menen dat zij alle waarheid hebben, die prat gaan op hun kennis van het
Woord van God, terwijl de heiligende kracht ervan niet gevoeld wordt in hun
leven. Het vuur van Gods liefde ontbreekt in hun hart, terwijl het juist dit
vuur der liefde is, dat Gods volk tot het licht van de wereld maakt (RH 23
juli, 1889).
-
-
De Boodschap van Laodicea
voor de Adventisten.-- De boodschap aan de gemeente van Laodicea is ten
zeerste van toepassing op ons volk. Ze is ons lange tijd voor ogen gehouden,
maar er is geen acht op geslagen zoals het had moeten gebeuren. Als het werk
van bekering oprecht en diepgaand is, zullen de af zonderlijke leden van de
gemeente de rijkdommen van de hemel kopen (Openb. 3:18 aangehaald). O,
hoevelen zien de dingen in een verkeerd licht, in het licht dat Satan hun
voorhoudt.
-
-
U kunt veel ijver betonen in het
zendingswerk, maar omdat het verdorven is door zelf zucht en heel veel ruikt
naar het eigen ik, betekent het in Gods oog niets, want het is een besmet,
bedorven offer. Als de deur van het hart niet openstaat voor Jezus, als Hij
niet in de tempel van het hart woont, als het hart niet vervuld is met
goddelijke eigenschappen, zullen menselijke handelingen, als ze gewogen worden
in de hemelse weegschaal te licht bevonden worden. De liefde van Christus zou
u kunnen verrijken, maar velen beseffen de waarde van Zijn liefde niet. Velen
beseffen niet dat de geest, die zij koesteren, verstoken is van de
zachtmoedigheid en nederigheid van Christus, dat deze verstoken is van de
liefde, die van hen kanalen van licht zouden kunnen maken (MS 33, 1894).
-
-
(2 Petr. 3:11). Heeft God
zich vergist? -- De boodschap van Laodicea is van toepassing op de
gemeente in deze tijd. Gelooft u deze boodschap? Hebt u een gevoelig hart? Of
zegt u voortdurend: Wij zijn rijk en hebben ons verrijkt en hebben aan niets
gebrek? Is de verkondiging van de eeuwige waarheid, die aan dit geslacht
gegeven is om aan alle volken te worden gepredikt, vergeefs geweest? God
heeft een volk uitverkoren en dit gemaakt tot bewaarders van waarheden,
die eeuwige gevolgen hebben. Zij hebben licht gekregen dat de wereld moet
verlichten. Heeft God Zich vergist? Zijn wij werkelijk de door Hem
verkoren werktuigen? Zijn wij de mannen en de vrouwen die aan de wereld de
boodschappen van Openbaring 14 moeten verkondigen, die de boodschap van
zaligheid moeten brengen aan hen, die op het punt staan verloren te gaan?
Gedragen wij ons alsof wij dat zijn? (MS 51,
-
1901).
-
-
Woorden zonder daden. --
De boodschap van Laodicea geldt voor allen die belijden dat zij de wet van God
houden, terwijl zij dit niet doen. Zij mogen in geen enkel opzicht zelfzuchtig
zijn. Elke fase van het christelijk leven moet een voorstelling geven van het
leven van Christus. Als dat niet het geval is, zullen wij de vreselijke
woorden horen: “Ik ken u niet” (RH 17 okt. 1899).
-
-
Een smakeloze godsdienstige
ervaring. -- De boodschap aan de eerste gemeente van Laodicea is duidelijk
van toepsssing op hen, van wie het godsdienstige leven smakeloos is, die niet
duidelijk ten gunste van de waarheid getuigen (Brief 98, 1901).
-
-
(Jes. 65:5; Luk. 18:11, 12).
“Luister, luister.”-- Ik zeg u in de naam des Heren, dat zij die in deze
tijd veel licht hebben gekregen, in een toestand verkeren die door Christus
wordt beschreven in Zijn boodschap aan de gemeente van Laodicea. Zij menen dat
ze rijk en verrijkt zijn en aan niets gebrek hebben. Christus zegt tot u:
Luister, luister, als u ook maar enigszins aan uw ziel denkt, naar de woorden
van de grote Raadgever en handel dien- overeenkomstig (Openb. 3:18 aangehaald)
( Brief 5, 1897).
-
-
De gemeente bevrijden van
fanatisme. -- Het doel van de
-
boodschap aan de Laodicenzen was
om de gemeente te bevrijden van ......fanatieke invloeden; maar het werk van
Satan heeft de boodschap verdorven en de invloed ervan te niet gedaan. Het zou
hem beter passen dat fanatieke personen het getuigenis zouden aanvaarden om
het in zijn dienst te gebruiken, dan dat ze lauw zouden blijven. Ik heb gezien
dat het niet de bedoeling van de boodschap was om de ene broeder over de
andere broeder te laten oordelen om hem te zeggen wat hij moet doen, hoe ver
hij kan gaan, maar dat iedereen persoonlijk zijn eigen hart moet onderzoeken
en acht moet slaan op zijn eigen werk (2 SG 223).
-
-
Bankroet! -- Velen zijn
Laodicenzen die in geestelijk bedrog leven. Zij bekleden zich met het kleed
van hun eigen gerechtigheid, en menen dat ze rijk zijn, zonder aan iets gebrek
te hebben, terwijl zij dagelijks van Jezus Zijn zachtmoedigheid en nederigheid
moeten leren; als ze dat niet doen, zullen zij tot de ontdekking komen dat ze
bankroet zijn, terwijl hun hele leven een leugen is (Brief 66, 1894).
-
-
Een opgeblazen godsdienst. --
Eigenliefde sluit de liefde voor Christus buiten. Wie voor zichzelf leeft,
schaart zich onder de Laodicenzen, die lauw zijn, niet koud of heet. Het vuur
van hun eerste liefde is afgezakt naar een zelf zuchtig egoïsme. De liefde van
Christus in het hart komt tot uiting in het leven. Als de liefde voor Christus
is afgestompt, zal de liefde voor hen, voor wie Christus is gestorven,
ontaarden. Het is mogelijk dat er een wonderbaarlijke uiting is van vormen,
maar dit is de kern van hun opgeblazen godsdienst. Christus toont hen als
walgelijk naar Zijn smaak (Openb. 3:17, 18 aangehaald) (MS 61, 1898).
-
-
(Spr. 30:12; Obadja 3).
Zelfverheffing een gevaarlijk element. -- Zelfverheffing is een gevaarlijk
element. Alles waarmee het in aanraking komt, wordt besmeurd. Het is de bron
van trots en het werkt zo vernuftig dat het bezit neemt van het denken en de
daden gaat beheersen als men er niet voor op zijn hoede is.
-
-
De boodschap aan de
Laodicenzen moet met kracht verkondigd worden; want deze is vooral nu van
toepassing. Nu zijn meer dan ooit trots, wereldse eerzucht, zelf
verheffing, dubbelhartigheid, huichelarij en bedrog zichtbaar. Velen spraken
vol ijdelheid: “Ik ben rijk en heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek.” Toch
zijn zij ellendig, jammerlijk, arm, blind en naakt (RH 25 sept. 1900).
-
-
(Pred. 10:1; Mat. 7:1-5).
Eigenliefde, zelfbedrog en zelfrechtvaardiging.-- Zij, die door Christus
worden gewaarschuwd, hebben enkele uitstekende eigenschappen, maar deze worden
teniet gedaan door allen die een ziekelijke eigenliefde, zelfbedrog en
zelfrechtvaardiging hebben door grove nalatigheid om hun broeders te helpen
met bemoedigende woorden en daden in het werk van God. Er zit een dode vlieg
in de zalf. Zij worden gewogen door Hem, Die Zich nooit vergist. Hij noemt het
resultaat van daden die aantonen dat de liefde van Christus geen blijvend
beginsel in het hart is. God roept u op om van Christus Zijn zachtmoedigheid
te leren. Doe afstand van uw eigenschap om gebreken van anderen te zien. Richt
uw aandacht op uw eigen tekortkomingen. Uw eigen gerechtigheid is walgelijk
voor de Here Jezus Christus (Openb. 3:15-18 aangehaald). Deze woorden zijn van
toepassing op de gemeenten en op velen die in het werk van God een
vertrouwenspositie bekleden (MS 108, 1890).
-
-
Beginnelingen in geestelijk
opzicht. -- Er zijn veel belijdende christenen die in werkelijkheid Jezus
niet volgen. Zij dragen niet het kruis door juiste zelfverloochening en
opoffering. Hoewel ze groot vertoon maken alsof ze echte christenen zijn,
verweven zij in het weefsel van hun karakter zoveel draden van hun eigen
onvolkomenheden dat het prachtige patroon wordt bedorven. Christus zegt van
hen: “U beroemt zich op het feit dat u rijk en verrijkt bent met
veronderstelde geestelijke successen. In werkelijkheid bent u niet koud of
heet, maar vol zelfbedrog. Als u zich niet bekeert, kunt u niet gered worden;
want u zou de hemel besmeuren door uw ongeheiligde wijsheid. Ik kan uw geest
en uw werk niet steunen. U leeft niet overeenkomstig het goddelijk Voorbeeld.
U volgt een patroon, dat u zelf hebt uitgedacht. Omdat u lauw bent, moet Ik u
uit mijn mond spuwen.”
-
-
Laten wij de Heer dankbaar zijn
dat er nog tijd is voor bekering, ondanks het feit dat deze groep zo talrijk
is. Jezus zegt:
-
“Ik, uw Verlosser, ken uw
werken. Ik ken de drijfveren die u aansporen om vol grootspraak te zeggen: “Ik
ben rijk en verrijkt en heb aan niets gebrek.” Gij weet niet, dat “gij zijt de
ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte.”
-
-
Zij die in deze staat verkeren,
zijn opzettelijk onwetend. Zij onderscheiden de ware aard van de zonde niet.
Door hun verkeerde daden stellen zij voortdurend het karakter van Christus op
onjuiste wijze voor en maken Hem openlijk te schande. Terwijl zij beweren dat
ze de waarheid kennen, gedragen zij zich als beginnelingen in geestelijk
opzicht. Zij schijnen de waarheid die in woord en daad tot uiting moet komen,
om een duidelijk onderscheid te tonen tussen hem die God dient en die Hem niet
dient, niet te begrijpen. Zij maken ten onrechte aanspraak op elke
christelijke zegen en elk christelijk voorrecht, terwijl zij als
vertegenwoordigers van Christus niet rijk zijn in geestelijke genade of in
goede werken. Zij zijn ellendig, arm, blind, mismaakt. Welk een positie om in
te verkeren! Zij staan in hun eigen licht. Maar niettegenstaande hun eigen
opzettelijke onwetendheid laat de Here hen niet zonder extra waarschuwing en
raad (MS 138, 1902).
-
-
15. Visioen vanaf de berg. --
Als ieder mens die invloed heeft, in visioen een berg kon beklimmen, vanwaar
hij al zijn werken kon zien zoals Jezus ze ziet als Hij zegt: “Ik weet uw
werken”; als de werker van elk verwerpelijk woord en verwerpelijke daad
oorzaak en gevolg kon nagaan, zou dat gezicht meer zijn dan hij zou kunnen
verdragen (MS 128, 1903).
-
-
15, 16 (Mat. 6:22-24). Erger
dan ongelovigen.-- Halfslachtige
-
christenen zijn erger dan
ongelovigen; want hun bedrieglijke woorden en hun positie die zich tot niets
verbinden, leiden velen op een dwaalspoor. De ongelovige laat zien wie hij is.
De lauwe christen bedriegt beide partijen. Hij is geen goede wereldling en ook
geen goed christen. Satan gebruikt hem om zijn werk te doen, dat niemand
anders kan doen (Brief 44, 1903).
-
-
(Luk. 13:24-30). Het lot van
de halfslachtigen. -- Er zijn mensen die tegen God getuigen, hoewel ze
beweren dat ze Hem dienen. De boodschap aan de gemeente van Laodicea is voor
dezulken. Christus zegt tot hen: “Ik weet uw werken, dat gij noch koud, noch
heet zijt.” Als de engel met de plagen door de wereld gaat, kan Christus niet
van hen zeggen: “Raak ze niet aan. Ik heb ze in Mijn handpalmen gegraveerd.”
Nee, Hij zegt van deze halfslachtigen: “Ik zal ze uit Mijn mond spuwen. Ze
zijn Mij een aanstoot.” (Brief 44, 1903).
-
-
Dood in zonden en
overtredingen. -- Voor hen die het Woord van God niet in praktijk brengen,
is het een dode letter. Van hen zegt Christus: “Waart gij maar koud of heet!
Zo dan, omdat gij lauw zijt, en noch heet, noch koud, zal Ik u uit Mijn mond
spuwen.” Hij kan hun zaak niet aan de Vader voorleggen. Als zij zouden inzien
dat zij zondaars waren, kon Hij voor hen pleiten en de Here zou hen door Zijn
Heilige Geest opwekken. Maar zij zijn erger dan dood door zonden en
overtredingen. Zij horen het Woord, maar passen het niet op zichzelf toe.
Inplaats daarvan passen zij het op hun naasten toe (MS 163a, 1898).
-
-
15-20 (Joh. 4:13, 14). Een
bron van levend water.-- De toestand van velen, die beweren dat zij
kinderen Gods zijn, wordt precies voorgesteld door de boodschap aan de
gemeente van Laodicea. Voor hen die God dienen zijn waarheden van onschatbare
waarde opengelegd, die, in het dagelijks leven toegepast, het verschil laten
zien tussen hen die God wel en die Hem niet dienen.
-
De aarde zelf is niet rijker
doorkruist met gouderts aderen dan het veld der openbaring dooraderd is met
kostbare waarheid. De Bijbel is de schatkamer van de onnaspeurlijke rijkdommen
van God. Maar zij die de waarheid kennen, begrijpen deze niet zo volkomen als
dat wel had gekund. Zij brengen de liefde van Christus niet in hart en leven.
-
-
Wie het Woord bestudeert, merkt
dat hij zich buigt over een bron van levend water. De gemeente moet volop
drinken van het geestelijke water van het Woord. Hun dienen van God moet
verschillen van het tamme, levenloze, gevoelloos godsdienstige leven dat veel
gelovigen maar weinig doet verschillen van hen die niet geloven, en hen
vrijwel geheel gelijkvormig maakt aan de onbekeerden (MS 117, 1902).
-
-
15-2 1. De Boodschap van
Laodicea moet naar de gehele wereld. -- De boodschap van Laodicea
weerklinkt. Neem deze boodschap in al haar fasen en laat deze horen aan de
mensen, waar de Voorzienigheid een weg baant. Rechtvaardiging door het geloof
en de gerechtigheid van Christus zijn de onderwerpen, die aan een
verlorengaande wereld gebracht moeten worden (Brief 24, 1892).
-
-
15-22 (Kol. 4:12, 13).
Vergeefs werk aan de gemeente in Laodicea. -- (Openb. 3:15-22 aangehaald).
Dit is het getuigenis aangaande de gemeente in Laodicea. Deze gemeente was
getrouw onderricht. In zijn brief aan de Kolossenzen schreef Paulus: “Epaphras
laat u groeten, die een der uwen is, een dienstknecht van Christus Jezus,
altijd in zijn gebeden voor u worstelende, dat gij moogt staan, volmaakt
verzekerd bij alles wat God wil. Want ik kan van hem getuigen, dat hij zich
veel moeite heeft gegeven voor u en voor hen, die te Laodicea en te Hiërapolis
zijn.”
-
-
Veel uitstekend werk was
verricht voor de gemeente in Laodicea. Zij hadden de aansporing gekregen:
“Weest daarom volmaakt, gelijk uw Vader in de hemel volmaakt is.” Maar de
gemeente ging niet door met het werk, dat Gods boodschappers waren begonnen.
Zij hoorden, maar lieten na de waarheid op zichzelf van toepassing te brengen
en het onderricht, dat hun werd gegeven, uit te voeren. Het resultaat dat
volgde, zal altijd beslist volgen als de waarschuwingen en srneekbeden van de
Here worden verworpen (MS 128, 1903).
-
-
17 (Rom. 11:20; 12:3, 16).
Het geduld van God uitputten. — Christus ziet wat de mens niet ziet. Hij
ziet de zonden, die het geduld van een lankmoedige God zullen uitputten als
men zich daarvan niet bekeert. Christus kan de namen van hen, die zelfvoldaan
zijn, niet in behandeling nemen. Hij kan niet aandringen ten behoeve van een
volk dat geen behoefte gevoelt aan hulp, dat beweert alles te weten en te
bezitten (RH 23 juli, 1889).
-
-
17-20. Zullen wij de deur van
het hart openen? -- Wij moeten de kopers en verkopers verdrijven uit de
zieletempel, opdat Jezus in ons woning kan maken. Hij staat nu aan de deur van
het hart als een hemelse koopman; Hij zegt: “Zie, Ik sta aan de deur en ik
klop. Indien iemand naar Mijn stem hoort en de deur opent, Ik zal bij hem
binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij.”“Opent de deur voor
Mij; koopt van Mij de hemelse koopwaar; koopt van Mij het goud, in het vuur
gelouterd.” Koop geloof en liefde, de kostbare, prachtige eigenschappen van
onze Verlosser, die ons in staat zullen stellen onze weg te vinden naar de
harten van degenen die Hem niet kennen, die koud zijn en van Hem vervreemd
door ongeloof en zonde. Hij nodigt ons uit de witte klederen te kopen, Zijn
heerlijke gerechtigheid; en de ogenzalf, zodat wij geestelijke zaken kunnen
onderscheiden. O, zullen wij de deur niet openen voor deze hemelse bezoeker?
(BE 15 Jan. 1892).
-
-
18 (Jes. 55;1; Joh. 14:6). De
Verkoper van kostbare schatten. -- De grote Verkoper van geestelijke
rijkdommen nodigt u uit Hem te erkennen. (Openb. 3:18 aangehaald)... De
Heiland komt met juwelen van waarheid van de grootste waarde, in tegenstelling
met alle imitaties. Hij komt naar ieder huis, aan elke deur; Hij klopt en
biedt Zijn kostbare schatten aan, terwijl Hij aandringt: “Koopt van Mij.”
(Brief 66, 1894).
-
-
De kostbare koopwaar van de
Hemel. -- Iedereen moet een duidelijke belangstelling tonen voor de
uitnodiging van Christus. Broeders en zusters, zijn uw gedachten hierop
gericht? “Deze scherpe, duidelijke woorden gelden mij niet; ik verkeer in een
vrij goede geestelijke toestand, al heb ik niet alle vuur en ijver die
sommigen bezitten. Ik geloof de waarheid. Zij, voor wie deze boodschap is,
kunnen die aannemen. Ik denk dat sommigen die nodig hebben.” U, die aldus
denkt en redeneert, kunt er zeker van zijn, dat deze boodschap juist voor u
geldt. Kom nader en koop dat wat u verloren hebt, terwijl de kostbare koopwaar
van de hemel voor u beschikbaar is - het goud der liefde en van geloof en de
witte klederen, de gerechtigheid van Christus (Brief 30a, 1892).
-
-
Deugden die onder ons
ontbreken. -- Het goud, waarvan Jezus wil dat wij van Hem kopen, is goud,
dat in het vuur gelouterd is; het is het goud van geloof en liefde, waarin
geen verontreinigende stoffen gemengd zijn. De witte klederen zijn de
gerechtigheid van Christus, het bruiloftskleed dat alleen Christus kan geven.
De ogenzalf is het ware geestelijke onderscheidingsvermogen dat zozeer onder
ons ontbreekt, want geestelijke zaken moeten geestelijk onderscheiden worden
(RH 1 april, 1890).
-
-
(Jes. 64:6; Fil. 3:9).
Ruimschoots voorziening voor iedereen. -- De waarachtige Getuige heeft
gezegd: “Koopt van Mij goud, dat in het vuur gelouterd is, opdat gij rijk
moogt worden, en Witte klederen, opdat gij die aandoet en de schande uwer
naaktheid niet zichtbaar worde.” Wat is de schande van deze naaktheid en
armoede? Het is de schande van zichzelf te bekleden met eigen- gerechtigheid
en onszelf van God af te zonderen, terwijl Hij ruime voorziening voor allen
getroffen heeft om Zijn zegen te ontvangen (HS 139).
-
-
(Openb. 7:14). Bemoedigende
raad voor de kerk. -- Het advies van de ware Getuige is vol bemoediging en
troost. De kerken kunnen nog het goud van waarheid, geloof en liefde
verkrijgen en rijk zijn in hemelse schatten. “Koopt van Mij goud... opdat gij
rijk moogt zijn; en witte klederen, opdat de schaamte uwer naakt- held niet
zichtbaar worde.” De witte klederen zijn de gerechtigheid van Christus die in
het karakter verweven kan worden. Zuiverheid van hart, reinheid van drijfveer
zal iedereen kenmerken, die zijn klederen wast en ze wit maakt in het bloed
van het Lam (RH 24 juli, 1888).
-
-
(Jes. 61:10; Zach. 3:4, 5).
Geweven op het hemels weefgetouw. -- In ons is niets waarmee wij de ziel
zo kunnen bekleden dat de naaktheid ervan niet gezien kan worden. Wij moeten
het kleed der gerechtigheid ontvangen, dat geweven is op het hemels weefgetouw
- het vlekkeloze kleed van Christus’ gerechtigheid (RH 19 juli, 1892).
-
-
(Mat. 6:22; Jak. 1:23-25).
Het juiste gezicht voor het geweten. —
-
-
Het oog is het gevoelig geweten,
het innerlijke licht van de geest. Van het juiste gezicht daarvan hangt de
geestelijke gezondheid van ziel en wezen af. De “ogenzalf”, het Woord van God,
doet het geweten pijn als het wordt toegepast; want het overtuigt van zonde.
Maar het pijn doen is noodzakelijk, opdat genezing kan volgen en het oog
alleen gericht is op Gods eer. Als de zondaar zich bekijkt in Gods grote
morele spiegel, ziet hij zich zoals God hem ziet en oefent hij berouw jegens
God en geloof jegens onze Here Jezus Christus....
-
-
De Laodicenzen.... waren niet
volledig blind, anders zou de ogenzalf niets hebben kunnen doen om hun het
gezicht terug te geven en hen in staat te stellen de ware eigenschappen van
Christus te ontdekken. Christus zegt: Door uw eigen zelfvoldaanheid op te
geven, door alles wat u dierbaar is, op te geven, kunt u het goud, de klederen
en de ogenzalf kopen, zodat u kunt zien (RH 23 nov. 1897).
-
-
18-20. Een koopman beladen
met rijkdommen. -- De grote Verlosser stelt zich voor als een hemelse
koopman, met rijkdommen beladen, die van huis tot huis gaat en zijn kostbare
goederen aanbiedt (Openb. 3:18-20 aangehaald) (RH 23 juli, 1889).
-
-
(Job 22:21-25). Kloppend aan
de deur van het hart.-- De Here klopt aan de deur van uw hart met de wens
binnen te komen, zodat Hij geestelijke rijkdommen aan uw ziel kan meedelen.
Hij wil de verblinde ogen zalven, opdat ze het heilige karakter van God in
Zijn wet kunnen ontdekken en de liefde van Christus kunnen begrijpen, die
werkelijk is als goud dat in het vuur gelouterd is (RH 25 febr. 1890).
-
-
(Jes. 13:12; Mat. 13:45, 46).
Geestelijke rijkdommen voor de ziel.-- Jezus gaat van deur tot deur,
terwijl Hij stilstaat voor iedere zieletempel en uitroept: “Ik sta aan de deur
en Ik klop.” Als een hemelse koopman opent Hij Zijn schatten en Hij roept:
“Koopt van Mij goud, dat in het vuur gelouterd is, opdat gij rijk moogt worden
en witte klederen, opdat gij die aandoet en de schande uwer naaktheid niet
zichtbaar worde.” Het goud dat Hij aanbiedt, is zuiver, kostbaarder dan het
goud van Of ir; want het is geloof en liefde. De witte klederen, die Hij de
ziel aanbiedt om deze te dragen, bestaan uit Zijn eigen kleed der
gerechtigheid. En de olie om te zalven is de olie van Zijn genade, die een
geestelijk zicht zal geven aan de ziel die blind en in het duister is, zodat
hij de werking van Gods Geest en de geest van de vijand kan onderscheiden.
“Opent uw deur,” zegt de grote Koopman, de eigenaar van de geestelijke
rijkdommen, “en handelt uw zaken af met Mij. Ik, uw Verlosser, geef u de raad
om van Mij te kopen” (RH 7 aug. 1894).
-
-
18-21 (Fil. 3:12-15). De
strijd is voor ons.-- De waarachtige Getuige belooft moed aan allen die er
naar streven te wandelen op het pad van nederige gehoorzaamheid, door geloof
in Zijn naam. Hij zegt: “Wie overwint, hem zal Ik geven met Mij te zitten op
Mijn troon, gelijk ook Ik heb overwonnen en gezeten ben met Mijn Vader op Zijn
troon.”
-
-
Dit zijn de woorden van onze
Plaatsvervanger en Borg. Hij die het goddelijk Hoofd van de gemeente is, de
machtigste overwinnaar, wijst zijn volgelingen op zijn leven, Zijn arbeid,
Zijn zelfverloochening, Zijn strijd en lijden door verachting, verwerping,
spot, belediging en bedrog naar het pad van Golgotha, naar het toneel van de
kruisiging, opdat zij bemoedigd zullen worden te jagen naar het doel, om de
prijs en het loon van de overwinnaar in ontvangst te nemen. De overwinning
wordt verzekerd door geloof en gehoorzaamheid.
-
-
Laten wij de woorden van
Christus op ons persoonlijk toepassen. Zijn wij arm, blind, jammerlijk en
ellendig? Laten wij dan het goud en de witte klederen zoeken, die Hij
aanbiedt. Het werk om te overwinnen is niet beperkt tot de tijd der
martelaren. De strijd is voor ons in deze dagen van sluwe verleiding om aan
wereldsgezindheid, aan zelfverzekerdheid, aan het opgaan in trots, hebzucht,
valse leer en een onzedelijk leven toe te geven (RH 24 juli, 1888).
-
-
(Hooglied 6:10; Jes.
1:16-19). Hoop op hervorming.-- De gemeente moet en zal stralen als de
maan, helder als de zon, geducht als krijgsscharen. Gods dienstknechten
moeten, door met Christus samen te werken, de vloek wegnemen die de gemeente
zo lauw heeft gemaakt (Openb. 3:15-19 aangehaald). De kastijding openbaart de
hoop op hervorming (vs. 20, 21 aangehaald) (Brief
-
130, 1902).
-
-
De oproep tot Laodicea draagt
vrucht. -- Ik zag dat deze oproep tot de gemeente van Laodicea zielen zal
beïnvloeden. God vraagt van ons een passende ijver. Wij moeten ons bekeren,
ons gevoel dat wij gezond zijn, wegdoen, beseffen dat wij verlaten zijn, goud
kopen om rijk te worden, ogenzalf om te kunnen zien en witte klederen om
bekleed te worden (Brief 2, 1851).
-
-
(Mat. 25:1-12). Hoop voor de
Laodicenzen. -- (Openb. 3:15-17 aangehaald). Toch is de zaak van hen die
bestraft worden, niet hopeloos; ze ligt niet buiten het bereik van de grote
Middelaar. Hij zegt: “Ik raad u aan van Mij te kopen goud, dat in het vuur
gelouterd is, opdat gij rijk moogt worden, en witte klederen, opdat gij die
aandoet en de schande uwer naaktheid niet zichtbaar worde; en ogenzalf om uw
oogleden te bestrijken, opdat gij zien moogt.” Hoewel de belijdende
volgelingen van Christus in een beklagenswaardige toestand verkeren, bevinden
zij zich niet in een even hopeloze toestand als de dwaze maagden, van wie de
lampen waren uitgegaan en die geen tijd hadden om hun vaten weer met olie te
vullen. Toen de bruidegom kwam, gingen zij die gereed waren, met hem in de
bruiloftszaal binnen, maar toen de dwaze maagden kwamen, was de deur gesloten
en zij waren te laat om binnen te gaan.
-
-
Maar de raad van de waarachtige
Getuige stelt niet diegenen die lauw zijn, voor als hopeloze gevallen. Er is
nog gelegenheid om verbetering in hun toestand aan te brengen en de boodschap
aan Laodicea is vol bemoediging, want de afgedwaalde gemeente kan nog het goud
van geloof en liefde kopen, kan nog het witte kleed van Christus gerechtigheid
verkrijgen, zodat de schande van hun naaktheid niet zichtbaar is. Reinheid van
hart, zuiverheid van drijfveer kan toch nog degenen kenmerken, die nu
halfslachtig zijn en er naar streven God en de mammon te dienen. Zij kunnen de
klederen van hun karakter nog wassen en witmaken in het bloed van het Lam (RH
28 aug. 1894).
-
-
Er bestaat hoop voor onze
gemeenten als ze acht willen slaan op de boodschap die aan de Laodicenzen
gegeven is (MS 139, 1903).
-
-
20 (Openb. 22:17: Spr.
1:23-33). Zult u Gods talenten verspillen? -- De waarachtige Getuige zegt:
“Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop.” Elke waarschuwing, elke vermaning en
smeekbede in Gods Woord of door Zijn boodschappers is een klop op de deur van
het hart; het is de stem van Jezus die vraagt toegelaten te worden. Telkens
als geen acht wordt geslagen op dit kloppen, wordt uw voornemen om open te
doen zwakker en zwakker. Als niet dadelijk gehoor wordt gegeven aan de stem
van Jezus, gaat die stem op in tal van andere stemmen, de zorgen en zaken van
de wereld nemen de aandacht in beslag en de overtuiging sterft. Het hart wordt
minder ontvankelijk en valt terug in een gevaarlijke onbewustheid van het
feit, dat de tijd kort is en van de eeuwigheid die wacht.
-
-
De hemelse Gast staat aan uw
deur, terwijl u hinderpalen op- stapelt om Hem te belemmeren binnen te komen.
Jezus klopt door de voorspoed die Hij u geeft. Hij overlaadt u met zegeningen
om uw trouw te beproeven zodat zij naar anderen kunnen overstromen. Zult u
toelaten dat uw zelf zucht overwint? Zult u Gods talenten verspillen en uw
ziel verliezen door een afgodische liefde voor de zegeningen die Hij u heeft
gegeven? (RH 2 nov. 1886).
-
-
Geen ontmoedigende boodschap
voor de gemeente. -- Wij hebben geen ontmoedigende boodschap voor de
gemeente. Hoewel vermaningen, waarschuwingen en correcties zijn gegeven, heeft
de gemeente toch dienst gedaan als Gods werktuig om het licht te verspreiden.
Het gebodenhoudend volk van God heeft een waarschuwing doen horen aan de
wereld, aan alle talen en geslachten. Gods gemeente is een levende getuige,
een voortdurende getuigenis om mensen te overtuigen als zij het willen
aannemen, om hen te veroordelen als zij het weerstaan en verwerpen (Unbound MS
37).
-
-
21. Zie EGW over Rorn.
8:17; Gal. 6:7, 8; Hebr. 4:15.
|
|