Laat
hem nog dit jaar staan (17)
Lucas 13:1-9
In
zijn onderricht verbond Christus de waarschuwing
voor het oordeel met de uitnodiging van genade.
Hij is niet gekomen om te verderven maar om te
behouden. “Want God heeft zijn Zoon niet in de
wereld gezonden opdat Hij de wereld veroordele,
maar opdat de wereld door Hem behouden worde.” (Joh.
3:17) Zijn zending van barmhartigheid in
betrekking tot Gods gerechtigheid en oordeel wordt
geïllustreerd door de gelijkenis van de
onvruchtbare vijgeboom.
Christus had het volk gewaarschuwd voor de komst
van het koninkrijk van God en Hij had hun
onwetendheid en onverschilligheid scherp berispt.
Zij konden de tekenen aan de hemel, die het weer
voorspelden, duidelijk onderscheiden, maar de
tekenen der tijden, die zo duidelijk naar zijn
werk wezen, ontdekten zij niet.
Maar
de mensen in die tijd stonden, evenals nu, heel
vlug klaar met de bewering dat zij door God
begunstigd werden en dat de vermaning anderen
gold. De toehoorders vertelden Jezus een
gebeurtenis die zojuist grote opwinding had
veroorzaakt. Sommige maatregelen van Pontius
Pilatus, de stadhouder van Judea, hadden het volk
geërgerd. In Jeruzalem was grote opschudding
geweest en Pilatus had getracht hieraan met geweld
een einde te maken. Bij een bepaalde gelegenheid
waren zijn soldaten zelfs de voorhof van de tempel
binnengekomen en hadden enkele Galilese
tempelgangers die juist hun offers brachten,
neergeslagen. De Joden beschouwden rampen als een
oordeel over de zonde van de slachtoffers en zij
die over deze gewelddaad spraken, deden dat met
een zekere voldoening. In hun oog bewees hun eigen
voorspoed dat zij veel beter waren en daarom bij
God hoger in aanzien stonden dan deze Galileeërs.
Zij verwachtten dat Jezus woorden van veroordeling
zou hebben voor deze mensen die ongetwijfeld hun
straf hadden verdiend.
Christus' discipelen waagden het niet hun mening
te geven eer zij de mening van hun Meester hadden
gehoord. Hij had hun duidelijke lessen gegeven
over het oordelen over het karakter van andere
mensen en het uitmeten van straf naar hun beperkt
oordeel. Toch verwachtten zij dat Christus deze
mensen zou veroordelen als grotere zondaars dan
andere mensen. Hun verbazing over zijn antwoord
was groot.
Terwijl Hij Zich tot de scharen wendde, zei de
Heiland: “Meent gij, dat deze Galileeërs groter
zondaars waren dan alle andere Galileeërs, omdat
zij dit lot hebben ondergaan? Neen, zeg Ik u, maar
als gij u niet bekeert, zult gij allen evenzo
omkomen.” Deze schrikwekkende gebeurtenissen
waren bedoeld om hen ertoe te brengen zich te
verootmoedigen en zich te bekeren van hun zonden.
De storm van Gods toorn naderde om los te barsten
over allen die geen schuilplaats in Christus
hadden gevonden.
Terwijl Jezus met de discipelen en de schare
sprak, zag Hij met profetische blik hoe Jeruzalem
door legers omsingeld zou worden. Hij hoorde de
vijanden opmarcheren tegen de uitverkoren stad en
zag hoe tallozen omkwamen in het beleg. Veel Joden
werden net als deze Galileeërs gedood in de
voorhof van de tempel, terwijl zij aan het offeren
waren. Het lot dat enkele mensen had getroffen
gold als waarschuwing van God aan een volk dat
schuldig was. “Als gij u niet bekeert”, zei Jezus,
“zult gij allen evenzo omkomen.” De tijd van
genade was voor hen nog niet voorbij. Zij hadden
nog de gelegenheid de dingen te weten te komen die
tot hun vrede dienden.
Hij
ging door en vertelde: “Iemand bezat een vijgeboom,
die in zijn wijngaard was geplant en hij kwam om
vrucht daaraan te zoeken en vond er geen. En hij
zei tot de wijngaardenier: Zie het is nu al
driejaar dat ik vrucht aan deze vijgeboom kom
zoeken en ik vind ze niet. Hak hem om! Waarom zou
hij de grond nutteloos beslaan?”
Christus' toehoorders moesten de toepassing van
zijn woorden wel begrijpen. David had over Israël
gezongen als een wijnstok, die uit Egypte was
gebracht. Jesaja had geschreven: “De wijngaard van
de Here der heerscharen is het huis Israëls, en de
mannen van Juda zijn de planten waarin Hij vreugde
heeft.” (Jes. 5:7) De generatie tot wie de
Heiland was gekomen werd voorgesteld door de
vijgeboom in de wijngaard des Heren — binnen de
sfeer van zijn bijzondere zorg en zegen.
Gods
bedoeling met zijn volk en de heerlijke
mogelijkheden die voor hen lagen waren in de
volgende prachtige bewoording gesteld: “Opdat zij
genaamd worden eikebomen der gerechtigheid, een
planting des HEEREN, opdat Hij verheerlijkt
worde..” (Jes. 61:3 Statenvert.)
De
stervende Jakob had, bezield door de Geest der
inspiratie, van zijn meest geliefde zoon gezegd:
“Een jonge vruchtboom is Jozef, een jonge
vruchtboom aan een bron; zijn takken stijgen boven
de muur uit.” Verder zei hij: “De God uws vaders,
die zal u helpen, en de Almachtige zal u zegenen
met zegeningen des hemels van boven, met
zegeningen van de watervloed die beneden ligt.” (Gen.
49:22,25)
God
had Israël geplant als een vruchtbare wijnstok aan
de bronnen des levens. Hij had zijn wijngaard op
een vruchtbare heuvel geplant, deze omgespit, van
stenen gezuiverd en met edele wijnstokken
beplant. (Jes. 5:1,2)
“En
Hij verwachtte dat de wijngaard goede druiven zou
voortbrengen, maar hij bracht wilde druiven
voort.” (Jes. 5:2) Het volk scheen vromer te zijn
in de dagen van Christus dan de Joden uit vroeger
tijd, maar zij waren evenzeer verstoken van de
genadegaven van Gods Geest. De kostbare
karaktertrekken die het leven van Jozef zo
aangenaam maakten, waren niet zichtbaar in het
Joodse volk.
God
had door zijn Zoon vrucht gezocht, maar niets
gevonden. Israël besloeg onnut de grond. Zijn
bestaan was een vloek, want ze namen in de
wijngaard de plaats in waar een vruchtbare boom
had kunnen staan. Ze beroofden de wereld van de
zegen die God had willen geven. De Israëlieten
hadden God onjuist voorgesteld onder de volken.
Niet alleen waren zij nutteloos, zij vormden zelfs
een verhindering. In zekere mate was hun
godsdienst misleidend en bracht ondergang in
plaats van redding.
In
de gelijkenis trekt de wijngaardenier het vonnis,
dat de boom, als deze onvruchtbaar blijft,
omgehakt moet worden, niet in twijfel, maar hij
kent de belangstelling van de eigenaar in die
onvruchtbare boom en deelt deze belangstelling.
Niets zou hem meer vreugde kunnen bezorgen dan te
zien dat de boom vrucht zou dragen. Op de woorden
van de eigenaar zegt hij:
“Heer, laat hem nog dit jaar staan, ik zal er
eerst nog eens omheen graven en er mest bij
brengen, en indien hij het komende jaar vrucht
draagt, dan is het goed.”
De
tuinman weigert niet nog langer iets te doen aan
een boom die zo weinig belooft. Hij is bereid er
extra zorg aan te besteden. Hij zal alles zo
gunstig mogelijk maken en er alle mogelijke
aandacht aan schenken.
De
eigenaar en de tuinman zijn één in hun
belangstelling voor de vijgeboom. Ze waren Vader
en Zoon één in hun liefde voor het uitverkoren
volk. Christus zei tot zijn toehoorders dat zij
extra gelegenheden zouden krijgen. Alles wat Gods
liefde kon uitdenken, zou in het werk worden
gesteld, opdat zij bomen der gerechtigheid zouden
worden, die vrucht zouden dragen tot zegen voor de
wereld.
In
de gelijkenis sprak Jezus niet over het resultaat
van het werk van de tuinman. Op dat punt eindigde
zijn verhaal. De gevolgtrekking lag bij de
generatie die naar zijn woorden luisterde. Zij
kregen de ernstige waarschuwing: “Anders moet gij
hem omhakken.” Het hing van hen af of de
onafwendbare woorden uitgesproken zouden worden.
De dag der wrake naderde. In de rampen waardoor
Israël reeds was getroffen waarschuwde de Eigenaar
van de wijngaard hen genadig dat de onvruchtbare
boom vernietigd zou worden.
Die
waarschuwing klinkt door de eeuwen heen tot in
onze tijd. Bent u, zorgeloos mens, een
onvruchtbare boom in de wijngaard des Heren?
Zullen de woorden van ondergang binnenkort over u
worden uitgesproken?
Hoe
lang hebt u zijn gaven ontvangen? Hoe lang heeft
Hij u gadegeslagen en uitgezien naar antwoord op
zijn liefde?
Hoeveel voorrechten hebt u, geplant in zijn
wijngaard onder de oplettende zorg van de tuinman!
Hoe vaak heeft de evangelieboodschap uw hart
ontroerd! U draagt de naam van Christus, in naam
bent u lid van de gemeente, die zijn lichaam is en
toch bent u zich niet bewust van een levende
verbinding met het hart vol liefde. De stroom van
zijn leven stroomt niet door uw leven. De genade
van zijn karakter, de vrucht des Geestes, is niet
zichtbaar in uw leven.
De
onvruchtbare boom ontvangt regen en zonneschijn
naast de zorg van de tuinman. Hij onttrekt voedsel
aan de bodem. Maar de onvruchtbare takken
verduisteren alleen de grond, zodat
vruchtdragende planten niet gedijen in de
schaduw. Zo betekenen ook Gods gaven, die u
overvloedig ontvangt, geen zegen voor de wereld. U
berooft anderen van voorrechten die zonder u hun
deel hadden kunnen zijn.
U
beseft vaag dat u onnut de grond beslaat. Toch
heeft God u in zijn grote barmhartigheid niet
weggedaan. Hij ziet niet onverschillig op u neer.
Hij wendt Zich niet onverschillig van u af om u
over te laten aan het verderf. Terwijl Hij op u
neerziet, roept Hij, zoals Hij lang geleden over
Israël uitriep: “Hoe zou ik u prijsgeven, Efraïm,
u overleveren, Israël?…... Ik zal mijn brandende
toorn niet ten uitvoer brengen. Ik zal Efraïm
niet verder verderven. Want Ik ben God en geen
mens.” (Hosea 11:8,9) De medelijdende Heiland zegt
van u: Laat hem nog dit jaar staan, ik zal er
eerst nog eens omheen graven en er mest bij
brengen.
Hoe
onvermoeid en liefdevol diende Christus het volk
Israël in die extra proeftijd! Aan het kruis bad
Hij: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet
wat zij doen.” (Luc. 23:24)
Na zijn hemelvaart werd het evangelie het eerst
gepredikt in Jeruzalem. Daar werd de Heilige Geest
uitgestort. Daar openbaarde de eerste gemeente de
macht van een opgestane Heiland. Daar verkondigde
Stefanus, wiens gelaat straalde als dat van een
engel, zijn getuigenis en gaf zijn leven. Alles
wat God kon geven, werd gegeven. “Wat was er nog
aan mijn wijngaard te doen”, zei Christus, “dat Ik
er niet aan gedaan heb?” (Jes. 5:4) Zijn zorg en
arbeid voor u zijn dus niet minder geworden, maar
vermeerderd. Nog steeds zegt Hij: “Ik de Heer,
zijn behoeder, zal hem aldoor drenken; opdat niets
hem beschadige, zal Ik hem dag en nacht behoeden.”
(Jes. 27:3)
Indien hij vrucht draagt, dan is het goed, maar
anders…... Het hart dat geen gehoor geeft aan Gods
invloed wordt verhard tot het niet langer gevoelig
is voor de invloed van de Heilige Geest. Dan zal
worden gezegd: “Hak hem om. Waarom zou hij
onnodig de grond beslaan?” (Luc. 13:7)
Heden nodigt Hij u uit: “Bekeer u, Israël, tot de
Here, uw God…... Ik zal hun afkerigheid genezen,
Ik zal hen vrijwillig liefhebben, want mijn toorn
keert zich van hem af…... Ik zal zijn als de dauw
voor Israël, hij zal bloeien als een lelie, en
zijn wortelen uitstrekken als de Libanon ... Zij
die in zijn schaduw wonen, zullen weer koren
verbouwen. Ja, zij zullen bloeien als een
wijnstok…... aan Mij is uw vrucht te danken.” (Hosea
14:2-9)
("Lessen uit het Leven van Alledag" - E.G. White)