Het Hemels
Heiligdom
(15)
Waarom
wij het hemels
heiligdom moeten
begrijpen
Het aardse
heiligdom is
belangrijk,
omdat het Gods
aanschouwelijke
les is om de
verlossing in
het hemelse
heiligdom te
illustreren.
Maar het hemelse
heiligdom zelf
is het ware
heiligdom, “het
grote origineel”
(PP 357N), waar
het
verlossingswerk
werkelijk aan de
gang is. Hier
doet Jezus nu
Zijn laatste
bede tot de
Vader in het
belang van onze
verlossing.
Speciaal in deze
laatste uren van
de genadetijd
kan een ernstige
studie van dit
belangrijke
onderwerp
nauwelijks
ontbreken om een
levende
belangstelling
op te wekken
voor het
toekomstige
leven, waardoor
een sterke band
ontstaat die de
ijverige student
met de hemel zal
verbinden.
Bovendien, daar
het
verlossingsplan
“het grote
centrale thema”
van de Bijbel
is, is een
begrip van het
aardse zowel van
het hemelse
heiligdom van
fundamenteel
belang voor een
goed verstaan
van de Bijbel.
Zonder dit
zullen we het
licht verliezen
dat dit
onderwerp werpt
op vele delen
van de
Schriften, die
anders moeilijk
te begrijpen
zijn. Onze
studie moet
daarom nu zo
gericht zijn,
dat we inzicht
krijgen, zoveel
als maar
mogelijk is, in
het hemels
heiligdom, als
één grote
eenheid met
Christus als de
centrale Figuur
en de verlossing
als het centrale
onderwerp dat de
delen verbindt.
Een helder en
duidelijk
omschreven
uiteenzetting
van het
heiligdom
hierboven, zal
ons in staat
stellen Christus
te volgen waar
Hij nu dienst
doet voor de
verlossing van
de mens. Dit zal
ons geloof
versterken in
het
afsluitingswerk
van het
evangelie; het
zal ons helpen
dwaling te
ontdekken en te
vermijden en op
deze wijze een
anker voor de
ziel zijn.
Zonder deze
studie zullen we
niet in staat
zijn ons deel te
doen in
samenwerking met
Christus; en
speciaal in deze
tijd waarin het
ons eeuwig lot
beslist en dat
momenteel in het
hof hierboven
gaande is.
Zonder dit zal
men «onmogelijk
het geloof
kunnen oefenen
dat in deze tijd
noodzakelijk
is.» GC 488; GS
450.
Het aardse
heiligdom, een
type van het
hemelse
Toen God aan
Mozes
aanwijzingen gaf
voor het maken
van het aardse
heiligdom,
vermaande Hij
hem
herhaaldelijk
alle dingen te
maken in
overeenstemming
met het
voorbeeld dat
hem op de berg
getoond was
(Ex.25:9:10;
26:30; 27:8;
6:4; Hand.7:44;
Hebr.8:5). Dit
heiligdom moest
een exacte
afbeelding zijn
van dat wat aan
hem getoond was.
Men mocht niet
van het
voorbeeld
afwijken, omdat
ieder detail een
fase van het
verlossingswerk
van Christus
voorstelde. Het
is daarom
belangrijk, dat
we niet alleen
een helder
begrip krijgen
van dit
voorbeeld, maar
ook de relatie
waarin het staat
tot het hemels
heiligdom
duidelijk zien.
Omdat de twee
vertrekken in
het aardse
heiligdom een
afbeelding waren
van het ware of
hemels heiligdom
(Hebr.9:24),
hebben sommigen
verondersteld,
dat het hemels
heiligdom het
voorbeeld was
dat aan Mozes
getoond werd.
Anderen hebben
geconcludeerd,
daar het hemels
heiligdom “het
grote origineel
is” dat zij als
voorbeeld
diende. Paulus
maakt duidelijk
dat de
tabernakel die
Mozes bouwde een
schaduw was van
de hemelse
dingen en niet
“de gestalte
dier dingen
zelf.”
Hebr.10:1-5. Zo
zijn de twee
vertrekken, met
handen gemaakt
(het heilige en
het heilige der
heiligen van het
aardse
heiligdom),
afbeeldingen van
het ware
(Hebr.9:11). Dus
niet alleen de
dingen in het
aardse
heiligdom, maar
ook het gebouw
zelf was een
schaduw of
afbeelding van
het hemelse (PP
308N). Het is
waar, dat God
aan Mozes op de
berg een gezicht
toonde van het
hemelse
heiligdom, maar
dit werd niet
gegeven als een
afbeelding, maar
om hem beter
begrip te geven
van de relatie
die er bestaat
tussen het
aardse en het
hemels
heiligdom, en om
hem daardoor
beter de
heiligheid en
het belang van
zijn taak in het
maken van alle
dingen, in
overeenstemming
met het
voorbeeld hem
getoond, te doen
inzien (PP 345E;
PP 313,308N).
Het heiligdom
waarin Jezus
dienst doet ten
behoeve van ons,
is het grote
origineel
waarvan het
heiligdom dat
Mozes bouwde een
afbeelding was.
Maar “een
schaduw” is
natuurlijk geen
spiegelbeeld,
het heeft een
gelijkenis en is
altijd aan de
zijde der
werkelijkheid
maar nooit
daaraan gelijk.
Zo stierf Jezus
op Golgotha en
niet op een
hemels
brandofferaltaar.
Zo is de aarde
de voorhof
(Openb.11:2) en
is deze niet in
de hemel. Deze
aarde, waar het
ware Offer werd
geofferd op
Golgotha, is de
voorhof van het
hemels
heiligdom. De
afbeelding van
de hemelse
dingen werd
gereinigd met
het bloed van
kalveren en
bokken, maar de
hemelse dingen
zelf met betere
offeranden dan
deze
(Hebr.9:19,23).
Wat is dan
precies het
voorbeeld? Dat
is eigenlijk
heel eenvoudig.
God toonde aan
Mozes het hemels
heiligdom en
liet daar licht
op vallen en zei
toen tegen Mozes:
“Nu moet je de
schaduw
nabouwen.” “De
schaduw” werd
het model. En zo
bouwde Mozes een
“miniatuur” van
de hemelse
tempel (PP
308N). En dit
was “de schaduw”
van de hemelse
dingen
(Hebr.10:1). Het
was een
afbeelding en
schaduw van de
hemelse dingen
(Hebr.8:5;
Hebr.9:23-24).
“Het plan, dat u
daarvan op de
berg getoond
werd.” Ex.26:30.
Geen
zinnebeeld in de
hemel
Uitgaande van
teksten waarin
staat dat
Johannes de ark,
het gouden
reukofferaltaar
en de
zevenarmige
kandelaar in de
hemel zag,
hebben sommigen
verondersteld,
dat Johannes
deze artikelen
zag, zoals zij
in het aardse
heiligdom waren.
Wij zullen op
dit punt niet
verward worden
indien we in
gedachten houden
dat er in de
hemel geen
zinnebeelden
zijn,... deze
behoren allen
tot het aardse
heiligdom. In de
hemel zijn de
werkelijke
dingen, hun
tegenbeelden.
Ieder ding met
het aardse
verbonden was
een
aanschouwelijke
les om het
hemelse te
illustreren.
Toen dus
Johannes de
zeven vurige
lampen voor de
troon zag
branden
(tegenbeeld van
de zevenarmige
kandelaar)
verklaarde hij
onmiddellijk dat
het de zeven
Geesten van God
waren
(Openb.4:5). Als
wij
veronderstellen,
dat er een
gouden kandelaar
in het hemels
heiligdom is,
zoals het
zinnebeeld in
het aardse, dan
zouden we
concluderen dat
het doel van een
kandelaar is om
licht te geven.
Van welk nut zou
dan een
kandelaar of
kandelaren in de
hemel zijn, waar
de heerlijkheid
van God de hele
stad zo
verlicht, dat
zelfs de zon al
zou zij zeven
maal sterker
schijnen niet
nodig is?
(Openb.22:5;
21:23;
Jes.30:26).
De Bijbel vloeit
over van
beeldspraak. Om
ons iets
duidelijk te
maken wordt ons
soms eerst het
silhouet, het
schaduwbeeld,
getoond. En als
wij daarmee
vertrouwd zijn
kunnen wij de
rest begrijpen.
B.v. Johannes
verklaart, dat
hij vier beesten
zag of levende
creaturen; één
aan elke zijde
van de troon;
een leeuw, een
os, een
vliegende
adelaar en één
die een gelaat
had als van een
mens
(Openb.4:6,7).
Maar wat stelt
dit dan voor?
Hij verklaart
later, dat het
verlosten van
deze aarde waren
(Openb.5:8,9).
Wat Johannes in
werkelijkheid
zag waren geen
beesten, maar
menselijke
wezens, die zo
gerangschikt
waren, dat de
groepen op deze
creaturen leken.
Op dezelfde
wijze zag hij de
ark, de
kandelaar, het
gouden
wierookaltaar,
niet als
zinnebeelden
maar als hun
tegenbeelden.
Twee
afdelingen in
het hemels
heiligdom
Zoals in het
aardse heiligdom
twee
onderscheiden
plaatsen waren,
het heilige en
het heilige der
heiligen, zo
heeft ook in het
tegenbeeld elke
afdeling van
Christus’ werk
haar bepaalde
plaats in het
hemels heiligdom
(PP 357E; PP
321N). Toen
Christus ten
hemel voer,
nadat Hij
Zichzelf als een
offerande op
aarde geofferd
had, ging Hij
direct binnen
het eerste
voorhangsel; de
deur in het
heilige van het
hemels
heiligdom, waar
Hij als
Hogepriester
gezalfd werd, om
Zijn werk als
Middelaar te
beginnen. Aan
het einde van de
2300 jaardagen
verplaatste Hij
Zich naar de
ruimte achter
het “tweede
voorhangsel.”
Hebr.9:3.
Hij ging het
heilige der
heiligen, de
tweede afdeling
van het
heiligdom
binnen, waar Hij
Zijn werk als
Priester in het
dienstwerk van
de Grote
Verzoendag, dus
ook als rechter,
begon in 1844
(Dan.7:9,10,13).
Daar pleit Hij
nog voor de
Vader met Zijn
bloed, in het
belang van
zondaars (GC
429; GS 400). Zo
werd Hij onze
rechter-advocaat
en zet Zijn werk
zó voort, tot
aan het einde
van de
genadetijd. Dan
gaat het decreet
uit: “Wie
onrecht doet,
hij doe nog meer
onrecht. Wie
rechtvaardig is,
hij bewijze nog
meer
rechtvaardigheid.”
Openb.22:11. Dan
is ook het lot
van heel het
mensdom bepaald
(zie GC 429 met
betrekking tot
hoofdstuk 23).
Een
veilige gids
tegen dwaling
De veiligste en
zekerste weg om
de duisternis
der dwaling te
verdrijven, is
het zoeklicht
der waarheid
erop te richten,
wat een helder
bijbels begrip
geeft. Dit
beginsel is ook
van toepassing
op het
heiligdom. Laten
wij eens een
paar dwalingen
onderzoeken om
dit te
illustreren. Ten
eerste: daar
zijn zij die
veronderstellen
dat, toen
Christus als
onze voorloper
Zijn werk als
Hogepriester
begon, Hij dit
direct deed in
de tweede
afdeling, het
heilige der
heiligen achter
het voorhangsel
(Hebr.6:19,20).
Zij zien
klaarblijkelijk
het feit over
het hoofd, dat
er twee
afdelingen waren
en twee
voorhangsels.
Het voorhangsel
aan de ingang
van het heilige
der heiligen was
“het tweede
voorhangsel.”
Hebr.9:3. Zij
vergeten ook,
dat de
hogepriester
slechts eenmaal
per jaar achter
het tweede
voorhangsel
kwam, aan het
einde van zijn
jaarlijkse
bediening; niet
aan het begin
daarvan
(Hebr.9:1-8).
Laat ons de
teksten
onderzoeken die
sommigen verward
hebben. In
Hebr.9:11,12
zegt Paulus, dat
Christus bij
Zijn hemelvaart
“eens en voor
altijd het
heiligdom
binnenging.” De
uitdrukking hier
vertaald als
“heiligdom” is
letterlijk
“heilige
plaatsen.” Het
is hetzelfde
woord dat
vertaald is met
heilige der
heiligen in
Hebr.9:8, en
“heiligdom” in
Hebr.8:2, waar
het eenvoudig
verwijst, niet
naar enige
afdeling van het
heiligdom, maar
naar de ware
tabernakel in de
hemel.
Het woord
“heilige der
heiligen”, in
Hebr.9:3
vertaald, is een
ander woord en
verwijst naar de
meest heilige
plaats van het
aardse
heiligdom. Wij
moeten voor ogen
houden, dat de
aardse
hogepriester
gedurende het
hele jaar diende
in het heilige,
en aan het einde
van het jaar
ging hij het
heilige der
heiligen binnen.
Het is dus voor
de hand liggend,
dat Christus
(het tegenbeeld
van de aardse
hogepriester),
Zijn bediening
als Hogepriester
in de eerste
afdeling van het
hemels heiligdom
begon en niet in
de tweede. Omdat
in het hemels
heiligdom niet
de letterlijke
zinnebeelden der
dingen van het
aardse zijn,
verklaren
anderen, dat er
helemaal geen
heiligdom in de
hemel is. Zo’n
verklaring is
geheel zonder
bijbels gezag,
maar duidelijk
een misverstand,
gebaseerd op een
onjuist begrip
betreffende de
aard van de ware
tabernakel. Een
juist begrip van
de aard van het
aardse heiligdom
als afbeelding
van het ware
heiligdom, zou
ons kunnen
helpen om zulke
dwaling te
vermijden. Geen
heiligdom in de
hemel?
Onmogelijk! Het
heiligdom is
onontbeerlijk
voor het
verlossingswerk
en dat werd in
het aardse
heiligdom
uitgebeeld. Maar
we moeten altijd
in gedachten
houden, dat het
ware heiligdom
groter en
volmaakter is,
niet gemaakt met
mensenhanden,
dat is; niet van
onze
bouwmaterialen
die met handen
gemaakt worden
(Hebr.9:11,24).
Zo zijn de
dingen in het
aardse heiligdom
niet de gestalte
der dingen zelf,
voor wat betreft
het hemels
heiligdom
(Hebr.10:1),
maar een schaduw
en miniatuur van
deze dingen.
Inplaats van dat
er geen
heiligdom in de
hemel zou zijn,
is het hemels
heiligdom
evenwel groter
dan het aardse,
zoals een gebouw
groter is dan
zijn blauwdruk.
Zonder twijfel
zou het
begrijpen van de
geestelijke
betekenis van
het aardse
heiligdom, en
zijn relatie tot
het “ware”
heiligdom, het
joodse volk
ervan weerhouden
hebben Christus
te verwerpen.
Evenzo zal het
Gods huidige
volk sparen voor
dwaling en
nederlaag.
De
grotere en meer
volmaakte
tabernakel
Omdat de dingen
in het aardse
heiligdom niet
de letterlijke
uitbeelding zijn
van het hemelse
heiligdom en
omdat de heilige
plaatsen met
handen gemaakt
(dat is het
gebouw zelf),
slechts een
zinnebeeld waren
van de ware
tabernakel,
waarop lijkt dan
het hemels
heiligdom?
Paulus
beschrijft het
als een groter
en meer
volmaakte
tabernakel, niet
met mensenhanden
gemaakt
(Hebr.9:11). Het
was dan ook niet
bedekt met
dassenhuiden,
huiden van
rammen en
geweven
geitenhaar en
linnen met
geborduurde
cherubijnen-figuren.
Echter totaal
verschillend! In
de grotere en
meer volmaakte
tabernakel, zijn
geen geborduurde
engelen maar
echte engelen.
De afbeelding of
schaduw van de
hemelse dingen,
aan Mozes op de
berg getoond,
was even
verschillend van
de ware
tabernakel als
het patroon van
een kleed
verschilt van
het werkelijke
kleed. Het was
slechts een
schaduw van het
ware, gegeven om
de mens in staat
te stellen het
werkelijke
heiligdom in de
hemel te
begrijpen. Dat
wat God aan
Mozes toonde was
een zinnebeeld,
een model van
het ware, een
schaduw of
silhouet met
uitdrukkelijke
aanwijzingen.
Het
hemelse
heiligdom volgt
het aardse op
De eerste
tabernakel
(Hebr.9:2), was
door Mozes te
Sinaï gemaakt.
De tempel van
Salomo, en later
de tempel van
Zerubbabel en de
tempel van
Herodes, waren
met hun
kenmerkende
indeling, naar
het zelfde
voorbeeld
gebouwd.
Dit waren alle
aardse
heiligdommen.
Het aardse
heiligdom was in
al haar delen
een afbeelding
van het hemelse,
de ware
tabernakel die
de Heer heeft
opgericht en
niet een mens
(Hebr.8.2). Het
type ging over
op het antitype
met de dood van
Christus toen
het voorhangsel
van de tempel
scheurde. Dit
was de
aankondiging van
de hemel, dat
het werk van het
aardse heiligdom
geëindigd was en
dat de dienst
van het hemels
heiligdom haar
plaats had
ingenomen.
Christus’
bediening als
Hogepriester in
het hemels
heiligdom begon
niet voordat
Zijn offer was
gebracht. Toen
Hij aan het
kruis luid
uitriep: “Het is
volbracht”
Joh.19:30,
ontmoetten al de
offers van de
voorhof hun
tegenbeeld in
Hem, het ware
offer. Het offer
van Christus in
de voorhof van
de aarde
gebracht, maakte
een einde aan al
het
bloedvergieten
voor de zonde
(Hebr.9:12). De
zinnebeeldige
offers, hoewel
voor een tijd
door de
ongelovige Joden
voortgezet,
hielden
automatisch op
het ware offer
te
verzinnebeelden.
En dat werd met
de uitspraak van
Christus vervuld
kort voor Zijn
verraad, met
Zijn uit het
hart komende
pathos:
“Jeruzalem,
Jeruzalem, dat
de profeten
doodt en stenigt
welke tot u zijn
gezonden, hoe
dikwijls heb Ik
uw kinderen
willen
vergaderen,
gelijk een hen
haar kuikens
onder haar
vleugels
vergadert, en
gij wilde het
niet. Zie uw
huis wordt aan u
overgelaten.”
Matt.23:37,38.
Nooit meer werd
de heerlijkheid
van God in het
aardse heiligdom
gemanifesteerd.
Nooit meer zou
het de
woonplaats van
God op aarde
zijn. De dienst
van het hemels
heiligdom stond
op het punt het
aardse op te
volgen.
De weg
tot de ware
tabernakel
opengelegd
Voordat de aarde
werd
gegrondvest,
hadden de Vader
en de Zoon een
verbond gesloten
om de mens te
verlossen,
indien hij door
satan werd
overwonnen (DA
834; WdE 732).
Het was in die
geheime raad,
dat Christus het
Lam van God,
Zichzelf offerde
om de losprijs
voor hen te zijn
(Zach.6:13; GC
416,417; GS
389). Maar allen
zullen het er
over eens zijn,
dat Christus
niet eerder werd
geslacht dan aan
het kruis. Op
deze wijze werd
in die raad des
vredes iedere
voorziening voor
‘s mensen
complete
verlossing
gemaakt.
In Zijn
oneindige liefde
en voorkennis
plande de Vader
het hemels
heiligdom,
waarin de gehele
hemel zou
samenwerken (PP
63,64E; PP
37,38N) en op de
aangewezen tijd
zou dit
heiligdom
werkelijk gaan
functioneren, of
te wel, de weg
daarheen zou
worden
opengelegd.
Zolang de eerste
tabernakel nog
bestond lag de
weg naar het
hemels heiligdom
nog niet open
(Hebr.9:8).
Zolang het
zinnebeeld (het
aardse
heiligdom) Gods
doel vervulde,
was er geen
behoefte aan een
tegenbeeld. Het
beeld ontmoette
zijn tegenbeeld
bij de dood van
Christus, toen
ook het
voorhangsel
scheurde. De
Here richtte de
ware tabernakel
in de hemel op.
Toen lag de weg
naar het hemels
heiligdom open;
op dat moment
maakte het
aardse heiligdom
plaats voor het
hemels
heiligdom. Toen
werd het aardse
priesterschap
opgevolgd door
het
priesterschap
van Christus en
de bediening van
het aardse ging
over naar het
hemelse
heiligdom (WdE
130; DA 166).
Dus, terwijl het
hemels heiligdom
vanaf de dagen
van de
eeuwigheid werd
ontworpen, zou
men ook gepast
kunnen zeggen,
dat het heeft
bestaan vanaf de
eeuwigheid en
dat het niet
werkelijk kon
gaan
functioneren dan
na de dood,
opstanding en
hemelvaart van
Christus, toen
Hij tot
Hogepriester
gezalfd werd.
Hierover zegt
M.L. Andreasen
in zijn boek,
het Boek der
Hebreeën blz.
328, bij
Hebr.9:8. Het
betekent, dat de
weg naar het
ware heiligdom
(in de hemel)
nog niet open
lag, zolang de
mozaïsche dienst
van de aardse
tabernakel nog
in Gods plan
functioneerde.
Op blz 330
verklaart hij
verder: «De weg
naar het hemels
heiligdom zou
geopend worden,
zodra het aardse
heiligdom zijn
aangewezen
functie vervuld
had.»
Het
hemels heiligdom
gezalfd
De éénjarige ram
die de priester
‘s morgens en ‘s
avonds offerde,
als een
toewijding van
Israël aan God,
verzinnebeeldde
Christus aan het
begin van Zijn
aardse leven,
toen Hij de
voorhof van de
aarde
binnenging, om
het Offer te
worden dat God
voor de wereld
gaf (Joh.3:16).
De ram van
toewijding, een
volwassen
mannelijk
schaap, dat
Mozes offerde
toen het aardse
heiligdom werd
opgezet,
verzinnebeeldde
Christus, als
offer aan God
aan het einde
van Zijn aardse
leven. De dienst
in het aardse
heiligdom kon
pas beginnen,
toen dit laatste
offer gebracht
was, en toen
zowel het
heiligdom als de
priesters waren
gezalfd
(Ex.40:9-15,29).
Zo kon ook de
dienst in het
hemels heiligdom
niet eerder
beginnen, dan
nádat Christus
het ware
Offerlam, op
Golgotha was
geofferd en Hij
was opgevaren;
en tot
Hogepriester was
gezalfd en “iets
allerheiligst”
het hemels
heiligdom
gezalfd was
(Dan.9:24). Dit
was de laatste
profetische
gebeurtenis voor
het einde van de
70 weken.
De ware
tabernakel
opgezet
De Here Zelf
richtte de ware
tabernakel op
(Hebr.8:2).
Zoals Mozes, die
het beeld Gods
was, de eerste
tabernakel te
Sinaï oprichtte,
zo ook richtte
God de ware
tabernakel op;
het tegenbeeld.
God richtte de
ware tabernakel
op, hetgeen
betekent: “Hij
organiseerde
alle hemelse
machten om met
Christus samen
te werken in het
verlossingswerk.”
Heel de hemel
was daarbij
betrokken. Dit
is een heel
ander idee dan
van een tent die
werd gezet of
het optrekken
van een gebouw.
Indien het een
tent was of een
ander soort
bouwwerk, hoe
groot moest het
dan wel zijn om
die geweldige
menigte engelen
die rond de
troon zijn te
bevatten? En met
wat voor soort
dak dan wel? Het
aardse heiligdom
was slechts een
zwakke
afschaduwing van
het hemelse, van
zijn grootsheid
en heerlijkheid,
die geen aardse
gebouw kon
evenaren (GC
414; PP 357E; PP
321N; GS 388).
Dit heiligdom,
waar Christus na
Zijn hemelvaart
binnenging,
wordt de hemel
zelf genoemd
(Hebr.9:24).
Christus is niet
de “heilige
plaatsen door
mensenhanden
gemaakt,” d.w.z.
het aardse
heiligdom
binnengegaan
(welke beelden
zijn van het
ware), maar in
de hemel zelf,
in het hemels
heiligdom. En in
dit heiligdom,
niet met handen
gemaakt, maar
door God
opgericht, begon
Christus Zijn
bediening als
onze hemelse
Hogepriester.
De hemel
zelf
In Hebr.9:24
wordt, als er
een vergelijking
gemaakt wordt
tussen het
aardse en
hemelse
heiligdom,
gezegd, dat
Christus “in de
hemel zelf” is
binnen gegaan.
In vers 23 wordt
echter gesproken
(2 keer) over
“de hemelse
dingen” die
gereinigd moeten
worden. Nu zijn
er mensen die
menen dat “de
hemel zelf” het
heiligdom is,
want, beweren
zij; Hij ging
“in de hemel
zelf om ons ten
goede voor God
te verschijnen.”
Ik denk echter
dat er geen
enkele
moeilijkheid is.
Als Washington
en Moskou met
elkaar
overleggen weet
iedereen, dat
daarmee de
regeringsleiders
bedoeld worden.
Paulus, die
zoveel moeite
doet om ons
duidelijk te
maken dat er een
heiligdom
bestaat, dat hij
even later “in
de hemel zelf”
noemt, wil
zeggen dat
hiermee het
heiligdom
bedoeld wordt en
niet iets
anders. Ter
vergelijking:
Bonn en Den Haag
praten immers
ook met elkaar?
Het
priesterschap
van het hemels
heiligdom
Niet alleen de
twee afdelingen
van het aardse
heiligdom en de
zich daarin
bevindende
dingen waren
zinnebeelden van
de ware
tabernakel, maar
ook de aardse
hogepriester was
een type van
Christus, de
hemelse
Hogepriester.
Tot aan Zijn
hemelvaart, was
er geen echte
priester in de
hemel. Tot die
tijd was het
priesterschap
beperkt tot het
aardse
heiligdom. Bij
Zijn hemelvaart
begon Christus
Zijn werk als
Hogepriester, en
werd er een
volledig
representatief
priesterschap
gevestigd. Hij
werd vergezeld
door
“gevangenen”
(Ef.4:8), die
uit hun graven
kwamen na Zijn
opstanding
(Matt.27:52,53)
en met Hem naar
de hemel
trokken. Zij
doen nu dienst
als priesters
voor God
(Openb.5:9,10).
Verlossing vóór
Golgotha
Daar er vóór
Golgotha geen
priester was in
de hemel, en
daar er geen
vergeving is
zonder
bloedstorting
(Hebr.9:22), hoe
verkreeg men dan
verlossing vóór
Golgotha en
vóórdat Christus
Hogepriester
werd? Op dit
punt moeten we
bedenken, dat
Christus het Lam
is dat werd
geslacht sinds
de grondlegging
der wereld,
(Openb.13:8),
vanaf de tijd,
dat er overleg
plaatsvond
tussen de Vader
en Zijn Zoon
(Zach.6:13),
vóór de
schepping der
wereld (PP 63E;
PP 37N). Hij,
het beloofde
Offer, is de
verborgenheid
die nu (door
Zijn werkelijk
offer) aan de
heiligen is
geopenbaard tot
onze
heerlijkheid
(Col.1:26; 1
Cor.2:7). Het
was in die
geheime raad met
de Vader, “Voor
de grondlegging
der wereld”, dat
Christus als een
Offerande werd
voorbestemd (1
Petr.1:18-20).
Vóór de wereld
begon werd ons
verlossing in
Christus gegeven
(2 Tim.1:19).
Toen al offerde
Christus Zijn
leven, om de
mens te
verlossen indien
de nood dit zou
vereisen. De
nood ontstond in
de hof van Eden,
toen onze eerste
ouders onder
heerschappij van
satan kwamen.
Vanaf die tijd,
tot aan het
kruis, kreeg de
gevallen mens
verlossing en
vergeving door
het geloof in
het beloofde
bloed van
Christus; sinds
Golgotha heeft
hij verlossing
en vergeving
door het geloof
in Zijn vergoten
bloed.
De
bediening in het
hemels heiligdom
heden ten dage
Omdat er geen
zinnebeelden in
de hemel zijn is
het duidelijk,
dat toen
Johannes een
visioen van het
hemels heiligdom
kreeg, hem de
levende troon
van God werd
getoond; het
tegenbeeld van
de ark met het
verzoendeksel en
de cherubijnen.
Hem werd Jezus
als middelaar
getoond, Zijn
gerechtigheid
voor de troon
als een
liefelijke
wierook
aanbiedende. Dit
was het
tegenbeeld van
het gouden
wierookaltaar
met haar
wierookbrander,
die beiden te
maken hadden met
het offeren van
wierook, dat de
gerechtigheid
van Christus
voorstelde. Hem
werden de zeven
geesten Gods
(het tegenbeeld
van de gouden
kandelaar
getoond),
brandende voor
de troon. In het
hemelse
heiligdom van
vandaag zijn
alle personen
van de Godheid
verenigd.
(Vader, Zoon en
Heilige Geest).
De engelen
gehoorzamen Hun
stem, Die als
donderslagen uit
de troon komen,
en zij spoeden
zich als
bliksemlichten
(Openb.4;5),
verlangend om
als dienende
geesten
uitgezonden te
worden voor hen
die het heil
zullen beërven
(Hebr.1:14).
Deze engelen
zijn het
tegenbeeld van
de cherubijnen
die geborduurd
waren in de
wanden, de
overdekking en
de gordijnen van
het aardse
heiligdom. Nu de
tijd met snelle
passen naar het
einde spoedt,
bemiddelt de
Geest van God
voor ons met
onuitsprekelijke
verzuchtingen
(Rom.8:26). Denk
daaraan!
Speciaal nu, nu
de bestemming
van de mensheid
in de weegschaal
ligt. Zo groot
is de bezorgheid
van de Heilige
Geest voor uw
verlossing en de
mijne, dat het
niet onder
woorden is te
brengen. Slechts
diep
“verzuchten” kan
de bezorgdheid
van de Geest
uitdrukken. Dit
werk van de
Vader, Zoon en
Heilige Geest,
tezamen met dat
van de engelen,
is het werk dat
nu aan de gang
is in het
levende
heiligdom, in de
grotere en meer
volmaakte
tabernakel die
niet met handen
werd gemaakt: de
ware tabernakel
welke de Heer
oprichtte en
niet een mens
(Hebr.9:11;
8:2).
Overzicht:
Laten we in een
duidelijke
opstelling de
opvallende
kenmerken
weergeven van
het hemelse
heiligdom, zoals
verzinnebeeld in
het aardse.
Ten eerste:
Dat er geen
voorhof in de
hemel is, maar
dat de aarde
waar Jezus, ‘het
ware
Slachtoffer’,
leed en waar Hij
Zijn bloed
stortte en
stierf, de
voorhof van het
hemelse
heiligdom
symboliseert.
Ten tweede:
Dat de grotere
en meer
volmaakte
tabernakel in de
hemel zelf is,
waarvan de
grootheid en
heerlijkheid
niet in een
aards gebouw met
handen gemaakt
te
verzinnebeelden
is.
Ten derde:
Dat het
heiligdom twee
afdelingen, twee
vertrekken
heeft: “het
heilige”, waar
Jezus zijn werk
als Hogepriester
begon. En het
“heilige der
heiligen”, waar
Hij nu dienst
doet als Rechter
en Priester.
Ten vierde:
Dat er geen
zinnebeelden in
de hemel zijn.
Het aardse
gebouw en de
voorwerpen
daarin zijn niet
het letterlijke
beeld van de
dingen in de
hemel, maar
slechts een
schaduw daarvan.
Ten vijfde:
Dat in het
hemelse
heiligdom de
dingen werkelijk
en levend zijn,
tegenbeelden van
de dingen die
met handen
gemaakt zijn.
Ten zesde:
Dat het hemelse
heiligdom niet
met handen werd
gemaakt, maar
door God werd
opgericht en
waarin de dienst
ná de
bloedstorting op
Golgotha begon!
Ten zevende:
Dit is het meest
belangrijke punt
van alles. Het
laatste werk
voor ‘s mensen
verlossing, door
de Vader, de
Zoon, de Heilige
Geest en de
engelen, is nu
in het hemels
heiligdom aan de
gang en spoedig
zal dit zijn
afgerond. Dan
zal de oogst
welke “het einde
van de wereld
is” (Matt.13:39)
voorbij zijn.
Het koren (de
verlosten) zal
bijeen gezameld
worden in de
hemelse schuur
en het kaf zal
worden verbrand
(Matt.3:12).
(“HET PAD NAAR
DE TROON VAN
GOD” Sarah E.
Peck)