"Christus en de
wet"
(16)
Bijbelstudie nr. 16
Dit is de laatste avond die voor
onze bijbelstudie is
uitgetrokken. Het lijkt mij
daarom goed een klein overzicht
te geven van de waarheden, die
wij hebben bestudeerd. Dit
overzicht vinden wij beknopt
weergegeven in Openb. 14:6-12.
«En ik zag een anderen engel
vliegen in het midden des hemels
en hij had een eeuwig evangelie,
om dat te verkondigen aan hen,
die op de aarde gezeten zijn en
aan alle volk en stam en taal en
natie; en hij zeide met luider
stem: «Vreest God en geeft Hem
eer, want de ure van zijn
oordeel is gekomen, en aanbidt
Hem, die den hemel en de aarde
en de zee en de waterbronnen
gemaakt heeft».
En
een andere, een tweede engel,
volgde, zeggende: «Gevallen,
gevallen is het grote Babyion,
dat van den wijn van den
hartstocht zijner hoererij al
de volken heeft doen drinken.»
En
een andere engel, een derde,
volgde hen, zeggende met luider
stem: «Indien iemand het beest
en zijn beeld aanbidt en het
merkteken op zijn voorhoofd of
op zijn hand ontvangt, die zal
ook drinken van den wijn van
Gods gramschap, die ongemengd is
toebereid in den beker van zijn
toorn; en hij zal gepijnigd
worden met vuur en zwavel ten
aanschouwen van de heilige
engelen en van het Lam. En de
rook van hun pijniging stijgt op
in alle eeuwigheden; en zij
hebben geen rust, dag en nacht,
die het beest en zijn beeld
aanbidden, en al die het
merkteken van zijn naam
ontvangt. Hier blijkt de
volharding der heiligen, die de
geboden Gods en het geloof in
Jezus bewaren.»
Wij zijn gewoon, en dat is goed,
om over deze boodschappen te
spreken als van een drievoudige
boodschap.
Het woord dat hier weergegeven
wordt met «volgde», betekent
eigenlijk «ging mee met» of
«voegde zich bij». Op deze wijze
weergegeven, zou de tekst als
volgt luiden: «En de derde engel
ging met hen mee.» Het is
hetzelfde woord, dat gebruikt
wordt in 1 Cor. 10:4. «Want zij
dronken uit eenzelfde
geestelijke rots, welke MET HEN
MEDEGING, en die rots was de
Christus.
Dus riep de eerste engel, de
tweede voegde zich bij hen, en
de derde voegde zich bij de twee
vorigen; en samen gingen zij
alle drie uit om de boodschap te
verkondigen. Er is dus voor ons
maar één boodschap te overdenken
en die éne omvat ze alle drie.
De boodschap bereidt een volk
voor, dat in het twaalfde vers
als volgt wordt beschreven:
«Hier blijkt de volharding der
heiligen, die de geboden Gods en
het geloof in Jezus bewaren.»
Er
zijn dus drie dingen, die dit
volk kenmerkt: geduld (nieuwe
vertaling volharding), het
onderhouden van Gods geboden,
en het geloof in
(statenvertaling zegt 'van')
Jezus. Daar zij alle drie
verbonden zijn in één, geloof
ik dat wij ze ook in een andere
volgorde mogen overdenken, dan
waarin zij staan: geloof,
gehoorzaamheid en volharding.
Want geloof is het fundament
waarop alles gebouwd wordt en
van waaruit alles oprijst.
Geloof bewerkt gehoorzaamheid en
de kroon der genade is
volharding. Zoals de apostel
Jacobus zegt: «Maar die
volharding moet volkomen
doorwerken, zodat gij volkomen
en onberispelijk zijt en in
niets te kort schiet.» Jac. 1:4.
Als het geduld tot volkomenheid
is gebracht in de heiligen, dan
zijn zij zelf ook volkomen. Zo
brengt deze drievoudige
boodschap een volk voort, dat
volkomen is voor God. Ze zijn
juist zo als de Zaligmaker zei
dat zij zijn moeten: «Gij dan
zult volmaakt zijn, gelijk uw
hemelse Vader volmaakt is.»
Matth. 5:48.
Misschien zijn er enigen die
zich niet gerealiseerd hebben
dat wij gedurende onze vorige
bijbelstudies over de
Romeinenbrief, niets anders
gedaan hebben dan de derde
engelboodschap bestuderen.
Vanavond wil ik u aantonen dal
de derde engelboodschap geheel
besloten ligt in de prediking
van de apostel Paulus, zoals
beschreven in 1 Cor. 2:2: «Want
ik had niet besloten iets te
weten onder u, dan Jezus
Christus en dien gekruisigd.»
Dat was al hetgeen Paulus
predikte, en dat was vol van
kracht. Hij zegt: «Ook ben ik,
toen ik tot u kwam, broeders,
niet met schittering van woorden
of wijsheid, u het getuigenis
van God komen brengen ... Mijn
spreken en mijn prediking kwam
ook niet met meeslepende woorden
van wijsheid, maar met betoon
van geest en kracht.» 1 Cor.
2:1-4.
Dat wat Paulus predikte,
beschrijft hij in 1 Cor.
1:17-18: «Want Christus heeft
mij niet gezonden om te dopen,
maar om het evangelie te
verkondigen, en dat niet met
wijsheid van woorden, om niet
het kruis van Christus tot een
hollen klank te maken. Want het
woord des kruises is wel voor
hen, die verloren gaan, een
dwaasheid, maar voor ons, die
behouden worden, is het een
kracht Gods.»
Christus zond hem om het
evangelie te prediken, en hij
deed dat, niet door gebruik te
maken van wijsheid van
menselijke woorden, opdat zijn
prediking niet teniet gedaan
zou worden. Hij zegt: «om niet
het kruis van Christus tot een
hollen klank te maken.» Toen hij
dan ook onder de Corinthiërs
predikte, verkondigde hij niets
anders dan «Christus en dien
gekruisigd», dat was het
evangelie. Dat evangelie - het
kruis van Christus - is de
kracht Gods tot behoud van een
ieder die gelooft. Rom. 1:16.
Nu
rijst de vraag, of de boodschap
van de apostel Paulus enigermate
geleek op de derde
engelboodschap, op de
drievoudige boodschap die ons
is gegeven? Verschilde zijn
prediking van de prediking die
wij verkondigen? En als deze
prediking verschilt, prediken
wij dan wel hetgeen wij moeten?
Met andere woorden, moet onze
prediking iets meer inhouden,
dan die van de apostel Paulus?
Als dat zo is, wat het ook moge
zijn, dan kunnen wij ons daar
beter zo spoedig mogelijk van
bevrijden. Laten we eens zien
waarom! "Maar ook al zouden wij,
of een engel uit den hemel, u
een evangelie verkondigen,
afwijkend van hetgeen wij u
verkondigd hebben, die zij
vervloekt.» Dit zijn duidelijke
woorden, en hij herhaalt ze en
legt er de nadruk op. "Gelijk
wij vroeger reeds gezegd hebben,
zeg ik u thans nog eens: «Indien
iemand een evangelie predikt,
afwijkend van hetgeen gij
ontvangen hebt, die zij
vervloekt.» Gal. 1:8-9. Deze
woorden zijn niet tevergeefs
want er zijn mensen geweest die
een ander evangelie verkondigd
hebben of andere dingen er voor
in de plaats; ja meer dan dat,
er zijn engelen geweest, die een
ander evangelie gepredikt
hebben, andere dingen in plaats
van het evangelie. Wij zullen
nog beleven dat zulke gevallen
engelen tot ons komen met wat
zij het evangelie noemen, waarin
kracht is en met een verblindend
licht vergezeld gaat.
Maar de dingen die zij ons
zeggen, moeten wij vals, en
degenen, die ze ons prediken,
als vervloekt verklaren; want
het zal op bepaalde punten
verschillen van datgene wat
Paulus predikte.
Keren we nu terug naar Openb.
14:6, waar we lezen: «En ik zag
een anderen engel vliegen in het
midden des hemels, en hij had
een eeuwig evangelie om dat te
verkondigen aan hen, die op de
aarde gezeten zijn.…... en hij
zeide met luider stem: «Vreest
God en geeft Hem eer; want de
ure van zijn oordeel is
gekomen.»
Dit is een werk dat de mensen
voorbereidt op het laatste
oordeel, en derhalve een werk
dat alles omvat dat dient tot
volmaking van de mens, zoals wij
in het 12e vers zagen. Toch is
deze boodschap niets meer en
niets minder dan het eeuwig
evangelie.
De
tweede engel voegt zich bij de
eerste, en de derde weer bij de
twee vorigen en alle drie samen
roepen zij als met één stem. De
vraag rijst, indien de derde
engel erbij kwam en zijn stem
voegde bij de roep van de eerste
en de tweede engel, hebben wij
de wereld dan niet iets meer te
zeggen, dan diegenen die onder
de eerste boodschap werkten?
Zeker is, dat wij niet méér te
prediken hebben dan het eeuwige
evangelie. De tweede engel stelt
het feit vast, dat Babylon
gevallen is, vanwege haar afval
van het evangelie. Merk daarbij
op dat de tweede engel geen
nieuwe waarheid brengt; hij
stelt slechts vast dat er iets
heeft plaats gevonden.
De
derde engel kondigt de straf aan
die op hen zal vallen, die in
strijd zijn met de waarheid die
door de eerste engel verkondigd
wordt. De eerste engel blijft
roepen en de drie gaan tesamen;
daar nu de drie tesamen blijven
roepen en de eerste het eeuwig
evangelie verkondigt, dat de
mensen voorbereidt om
vlekkeloos voor God te staan, en
de derde de straf aankondigt
over diegenen, die dat
evangelie niet aanvaarden, moet
noodzakelijkerwijze de gehete
boodschap het eeuwig evangelie
zijn.
Let wel, de eerste engel
verkondigt het eeuwig evangelie;
de tweede verkondigt de val van
iedereen, die dat evangelie niet
gehoorzaamt, en de derde kondigt
de straf aan, die op de val
volgt van hen die niet
gehoorzaam zijn. Zo is derhalve
de derde reeds geheel in de
eerste besloten - het eeuwig
evangelie.
Ja
het eeuwig evangelie omvat de
gehele waarheid. Het is de
kracht van God. In het eeuwig
evangelie is dat alles
samengevat - Jezus Christus en
dien gekruisigd, en natuurlijk
opgestaan. In deze wereld hebben
wij aan de mensen niets anders
te verkondigen, wat we ook zijn,
predikers, bijbelwerkers,
colporteur of boekenevangelist,
of eenvoudige mensen die in de
bescheiden sfeer van hun eigen
thuis hun licht laten schijnen.
Alles wat wij in de wereld
kunnen uitdragen is Jezus
Christus en dien gekruisigd.
Iemand zegt misschien, dit is
een extreem standpunt; moeten
we dan alle andere
leerstellingen, die wij
gepredikt hebben, zoals - de
toestand der doden, de sabbat en
de wet, de straf van de
goddelozen - wegwerpen? Neen,
zeker niet. Verkondig deze,
gelegen en ongelegen; maar,
desalniettemin, verkondig niets
anders dan Jezus en dien
gekruisigd. Indien U deze
onderwerpen verkondigt zonder
Jezus Christus en dien
gekruisigd, dan zijn zij
ontdaan van hun kracht. Paulus
zegt dat de Here hem uitgezonden
heeft om het evangelie te
prediken, niet met woorden van
menselijke wijsheid, om niet het
kruis van Christus tot een
holle klank te maken.
De
prediking van het kruis, en dat
alleen, is de kracht van God. En
ik zeg het opnieuw, het
evangelie is de kracht Gods en
het kruis is het middelpunt van
het evangelie. «Maar ik moge er
voor bewaard blijven te roemen
anders dan in het kruis van
onzen Here Jezus Christus» Gal.
6:14. Voor Paulus was er niets
anders waard om in te roemen,
dan in het kruis van Jezus
Christus zijn Heer.
Wij willen nu enkele punten
bespreken van leerstellingen die
wij prediken, om te zien hoe wij
ze kunnen prediken en toch
tegelijkertijd alleen Jezus
Christus en dien gekruisigd te
prediken.
Ten eerste wat de leer van de
Bijbel betreft: De Bijbel is een
en al leer, «Indien iemand diens
wil doen wil, zal hij van deze
leer weten, of zij van God komt,
dan of Ik uit Mijzelf spreek.»
Joh. 7:17.
Het woord leer is afgeleid van
het werkwoord 'leren', d.w.z.
onderwijzen. Wij spreken van
leerstellige en van praktische
predikaties. Maar leren betekent
onderwijzen, en «indien iemand
de wil van God doen wil» zal hij
deze leer (onderwijzing)
verstaan. Onderwijzen moet
echter altijd op de praktijk
gericht zijn, anders is het
nutteloos.
De
leer van de Bijbel, broeders, is
geheel op de praktijk gericht.
Welnu, indien wij de leer van de
Bijbel niet kennen of verstaan,
weten we ook niet in praktijk te
brengen wat de Bijbel leert.
Iets wat niet praktisch is, is
onpraktisch. Niemand van ons zal
echter beweren dat de leer van
de Bijbel onpraktisch is, iets
dat niet in praktijk gebracht
kan worden. Wij kunnen daarom
het onderscheid tussen
praktische en leerstellige
predikaties wel laten vervallen.
Een dienstknecht van God
behoort nooit iets anders te
prediken dan praktische preken.
Daar echter alle onderwijzing
of leer van de Bijbel op de
praktijk gericht is, is het
duidelijk, dat om werkelijk
praktische predikaties te
houden, wij niet anders dan de
juiste leer moeten verkondigen
en die leer is de leer van
Christus.
Wat nu de bijzondere punten in
de leer van Christus betreft,
willen wij eerst de Wet
overdenken. Ik behoef daarbij
alleen uw aandacht te vragen
voor het feit, dat Christus in
de Wet en de Wet in Christus is;
dat u deze twee niet van elkaar
kunt scheiden bewijst dat deze
twee samen gaan en dat een
prediking over de Wet zonder
Christus daarin geen kracht of
uitwerking op de harten der
mensen zal hebben. Dit heeft
onze studie over de
Romeinenbrief ons duidelijk voor
ogen gesteld. Wij doen de Wet
niet teniet door het geloof,
want het is alleen door het
geloof in Christus dat de Wet
bevestigd wordt in ons hart.
De
Wet veroordeelt de zondaar en
daardoor zal door de werken der
Wet geen vlees gerechtvaardigd
worden. Het is echter door de
gehoorzaamheid van Een dat velen
gerechtvaardigd zullen worden,
en die gehoorzaamheid kan de
onze worden door het geloof in
het Woord van God en door
Christus ons eigen te maken.
Christus ons eigen maken wil
zeggen Hem in ons leven
opnemen; en Hem in ons leven te
hebben, betekent het eeuwige
leven te bezitten. Christus is
de waarheid, en de Wet is in Hem
volmaakt Als wij Christus dag
aan dag in ons hart behouden,
hebben wij de Wet in al zijn
volmaaktheid in ons hart, zolang
wij niet weifelen.
Indien wij Christus bezitten is
Hij onze verlossing; wij moeten
Hem echter ieder moment van ons
leven bezitten. Eén geloofsdaad
is niet voor altijd toereikend;
«de rechtvaardige zal uit geloof
leven». Rom. 1:17. Wij leven
echter van moment tot moment, en
daar geloof onze verlossing is,
is het duidelijk dat wij van
moment tot moment gered worden.
Zonder Christus heeft de Wet
geen kracht, en de prediking van
de Wet zonder Christus daarin,
is slechts verdoemenis aan de
mens prediken, en geen hoop.
Doch Christus heeft mensen als
zijn ambassadeurs uitgezonden
om vrijheid aan de gevangenen te
prediken, en hen te verkondigen
dat zij hoop mogen koesteren.
Verkondigen wij de leer van
Christus, als wij de Wet
prediken zonder Christus, de Wet
die dan alleen maar veroordeelt?
Neen. Wij moeten hoop prediken.
Terwijl de zondaar de Wet wordt
voorgehouden met al de
verschrikkingen van Sinai, moet
zijn aandacht niet slechts op de
Wet gericht worden, maar op de
Wetgever, die zowel genade als
waarheid in zich verenigt.
Jes. 33:22.
Genade en waarheid zijn in Zijn
hand; en terwijl die Waarheid
de mensen veroordeelt, bevrijdt
de genade, die met dezelfde hand
wordt aangeboden, van de zonde.
Bezitten de mensen Christus, dan
bezitten zij Zijn gerechtigheid,
die door de Wet verlangd wordt.
Bovendien sluit de gerechtigheid
van Christus al het andere in
zich, want Hij heeft gezegd:
«Maar zoekt eerst Zijn
koninkrijk en Zijn
gerechtigheid, en dit alles zal
u bovendien geschonken worden».
Matth. 6:33. Dat is het enige
noodzakelijke, en als we dat
bezitten, bezitten wij het
gehele evangelie, want het is
Christus en Zijn gerechtigheid.
Hij is onze gerechtigheid, onze
verlossing en ons leven, beide
hier en in het hiernamaals.
DE
SABBAT.
De
bijzondere waarheid die in deze
laatste dagen hooggehouden moet
worden, is de Sabbat. Wij kunnen
haar niet te sterk geloven of
prediken. Juist daar is de grote
bres geslagen in de Wet Gods.
Hebt u er ooit al eens bij stil
gestaan en er over nagedacht,
waarom satan al zijn krachten
heeft geconcentreerd tegen het
vierde gebod? De kern van de
zaak lezen we in Hebr. 1:10.
Sprekende tot de Zoon zegt God
de Vader: «Gij, Here, hebt in
den beginne de aarde
gegrondvest, en de hemelen zijn
het werk uwer handen». Voorts
lezen we in Ps. 19:2 «De hemelen
vertellen Gods eer en het
uitspansel verkondigt het werk
zijner handen». Deze woorden
bewijzen ons duidelijk de kracht
die zich in Christus openbaart.
Johannes zegt: «In den beginnen
was het Woord en het Woord was
bij God en het Woord was God.
Dit was in den beginne bij God.
Alle dingen zijn door het Woord
geworden, en zonder dit is geen
ding geworden dat geworden is.»
Joh. 1:1-3. Alles wat gemaakt
is, is door Christus gemaakt. In
Ps. 111:2-4 lezen wij: «Groot
zijn de werken des Heren, na te
speuren door allen die er
behagen in hebben.
Majesteit en luister is zijn
doen, en zijn gerechtigheid
houdt eeuwig stand. Hij heeft
voor zijn wonderen een
gedachtenis gesticht; genadig en
barmhartig is de Here.»
Letterlijk, ook volgens de
joodse vertaling van het
hebreeuws, zou het eerste deel
van vers 4 moeten luiden: «Hij
heeft een gedenkteken voor Zijn
wonderbare werk opgericht». Wat
is Zijn werk? De hemelen zijn
het werk Zijner handen en Hij
legde de fundamenten der aarde.
Ik wil uw aandacht vestigen op
drie woorden die de Psalmist
hier in zijn overdenking van de
schepping heeft samengevoegd,
namelijk «gerechtigheid, genade
en barmhartigheid». Wij zullen
aanstonds zien waarom.
Wat is het gedenkteken van God?
«Alzo werden voltooid de hemel
en de aarde en al hun heir. Toen
God op den zevenden dag het werk
voltooid had, dat Hij gemaakt
had, rustte Hij op den zevenden
dag van al het werk, dat Hij
gemaakt had. En God zegende den
zevenden dag en heiligde dien,
omdat Hij daarop gerust heeft
van al het werk, dat God
scheppende tot stand had
gebracht.» Gen. 2:1 -3.
Wat is dus het gedenkteken? - De
zevende dag - dat is de Sabbat.
Het is de kroondag van de week,
een gedenkteken van een
voltooide schepping, een
schepping waarin de kracht van
Gods Woord geopenbaard werd.
«Want Hij sprak en, het was er,
Hij gebood, en het stond er.»
Ps. 33:9. Indien u het Woord van
God en de kracht van het Woord
van God in uw gedachten wilt
vasthouden, dan lijkt het mij
toe, dat het u niet moeilijk zal
vallen om te begrijpen, waarom
David genade, barmhartigheid en
gerechtigheid bijeen voegt,
tesamen met het werk van Gods
handen.
Het is het Woord van God dat de
hemelen en de aarde schiep. De
Sabbat is een gedenkteken,
gegeven opdat wij de kracht van
Gods Woord zouden gedenken en
overpeinzen.
In
Ezech. 20:20 zegt God, dat de
Sabbat een teken moet zijn
«tussen Mij en u, opdat gij
weet, dat Ik de Here uw God
ben». Let wel, het is een teken,
opdat wij weten dat de God des
hemels onze God is. Als we nu
Jer. 10:10-12 opslaan, lezen
wij: «Doch de Here is de
waarachtige God, Hij is de
levende God en een eeuwige
Koning;... Zo zult gij tot hen
zeggen: De goden die de hemel en
de aarde niet gemaakt hebben,
zullen vergaan van de aarde en
van onder den hemel. Hij maakt
de aarde door zijn kracht, Hij
bereidt de wereld toe door zijn
wijsheid en breidt de hemel uit
door zijn verstand». Vervolgens
lezen wij in Ps. 96:5: «Want
alle goden der volken zijn
afgoden, maar de Here heeft de
hemel gemaakt.»
Welnu, alles wat de mens doet
beseffen of in herinnering roept
van het feit, dat de God die wij
dienen de SCHEPPER is, zal
tevens bewijzen dat alle andere
goden valse goden zijn. Want de
macht om te scheppen is de
kenmerkende eigenschap, het
eeuwige privilege van de God des
hemels. Hij kan scheppen, en al
het andere, dat zich aanmatigt
waardig te zijn aangebeden te
worden, bewijst vals te zijn,
omdat het niet kan scheppen.
Maar waarom vraagt God dat wij
Hem als God gedenken? Wat voor
bijzonders wil God dat wij in
gedachten houden, als wij Hem
als God gedenken? Het antwoord
op deze vragen vinden wij in
Hebr. 11:6:
«Maar zonder geloof is het
onmogelijk Hem welgevallig te
zijn. Want wie tot God komt,
moet geloven dat Hij bestaat en
een beloner is voor wie Hem
ernstig zoeken.» Wij moeten
geloven dat God bestaat; en aan
de gedachte van het bestaan van
God is onafscheidelijk de
gedachte aan beloning en hulp
verbonden van de God aan wien
wij geloven.
Als we God niet beschouwen als
een beloner, als een nooit
falende hulp in moeilijkheden,
dan kennen wij Hem niet als God.
Als wij niet erkennen dat Hij
werkelijk is, die Hij zegt, dat
Hij is, dan kennen wij Hem niet.
Aangezien de Sabbat een
gedenkteken van Gods wonderwerk
der schepping is, en gegeven is
opdat wij weten dat Hij God is,
is de Sabbat gegeven opdat wij
mogen weten, dat God een beloner
is, niets anders dan een beloner
van hen die Hem ernstig zoeken.
Dit wordt nadrukkelijk bewezen
in Ezech.20:12. «Ook gaf Ik hun
mijn sabbatten als een teken
tussen Mij en hen, opdat zij
zouden weten, dat Ik, de HERE
ben, die hen heilig.»
Het doel dus van het geven van
de sabbat aan de mensen was, dat
zij zouden weten, dat God die
hem gaf, een God was die hen
heiligt.» De gedachte van
heiligen is in dit verband het
belangrijkste. Misschien kan
worden opgemerkt dat de sabbat
werd gegeven vóór de val van de
mens, op het moment dus, dat de
mens geheiligd was, en Christus
niet nodig had om hem van zonde
te verlossen. Door de Heer werd
Adam in de Hof van Eden
geplaatst waar hij in
smetteloze reinheid leefde. Hij
kon echter deze reinheid slechts
behouden door geloof in God.
Het was de kracht Gods die hem
staande hield Adam bezat geen
leven in zichzelf. Ja. toen hij
het dacht te kunnen, viel hij.
Zolang hij voor vallen bewaard
bleef, was dat door de kracht
van God en het Woord van God.
Hij had de kracht van God nodig
om voor vallen bewaard te
blijven, maar ook nadat hij
gevallen was, had hij de kracht
van God nodig om van zonde gered
te worden, die hij bedreven had,
én om hem van verder zondigen te
weerhouden.
Wij maken dezelfde fout met
betrekking tot de tijd wanneer
de genadetijd voorbij is. Wij
denken, omdat er dan geen
Middelaar meer is tussen God en
de mens, dat wij dan in eigen
kracht moeten staande blijven.
Er komt een tijd dat er geen
Middelaar meer is maar zij die
dan staan, doen dat niet in
eigen kracht, maar in de kracht
van Christus, die ons in die
tijd zal bewaren; omdat wij
zonder zonde zullen zijn
behoeven wij weliswaar geen
Middelaar, maar zullen toch
ieder moment een Heiland nodig
hebben.
Christus «zal u ook bevestigen
ten einde toe, zodat gij
onberispelijk zult zijn op den
dag van onzen Here Jezus
Christus». 1 Cor. 1:8.
Indien Adam nooit was gevallen,
zou de Sabbat gebleven zijn als
een gedenkteken van de macht van
God om hem voor vallen te
bewaren van de toestand en
plaats waar God hem gesteld had.
En dat is nu ook exact datgene
waar de Sabbat voor dient Het is
om te bewijzen dat God onze
heiliging is, dat Hij Zijn
gerechtigheid in en over ons
brengt door hetzelfde Woord
waarmee Hij de hemel en de aarde
geschapen heeft.
Het doel van de Sabbat is dus de
kracht van God te overpeinzen,
en te gedenken, dat dezelfde
kracht, die de aarde geschapen
heeft, de kracht is die ons
weerhoudt te zondigen, tot de
zaligheid welke gereedligt om
geopenbaard te worden in den
laatsten tijd. 1 Petr.1:5.
In
Col.1:11-19 lezen wij: «Zo wordt
gij met alle kracht bekrachtigd
naar de macht zijner
heerlijkheid tot alle
volharding en geduld, en dankt
gij met blijdschap den Vader,
die u toebereid heeft voor het
erfdeel der heiligen in het
licht. Hij heeft ons verlost uit
de macht der duisternis en
overgebracht in het koninkrijk
van den Zoon zijner liefde, in
wien wij de verlossing hebben,
de vergeving der zonde.
Hij is het beeld van den
onzichtbaren God, de
eerstgeborene der ganse
schepping, want in Hem zijn alle
dingen geschapen, die in de
hemelen en die op de aarde zijn,
de zichtbare en de onzichtbare,
hetzij tronen, hetzij
heerschappijen, hetzij
overheden, hetzij machten; alle
dingen zijn door Hem en tot Hem
geschapen, en Hij is vóór alles
en alle dingen hebben hun
bestaan in Hem; en Hij is het
hoofd van het lichaam, de
gemeente. Hij is het begin, de
eerstgeborene uit de doden,
zodat Hij onder alles de eerste
geworden is. Want het heeft de
ganse volheid behaagd in Hem
woning te maken.»
De
apostel stelt Christus voor als
degene in wien wij de verlossing
verkregen hebben. Waarom? Omdat
door Hem alle dingen geschapen
werden. Deze gedachte geeft
antwoord op de tegenwerping die
zo dikwijls gehoord wordt in
verband met de Sabbat, n.l. dat
de verlossing groter is dan de
schepping; en wel, omdat
VERLOSSING = SCHEPPING; het is
en kan ook niets anders zijn.
Het is dezelfde kracht en het is
hetzelfde werk. Door het Woord
des Heren zijn de hemelen
gemaakt, en door het Woord des
Heren worden wij gerechtvaardigd
verklaard.
Door het Woord het universum tot
aanzijn roepen, was een
scheppingsdaad; door het Woord
het hart van een boos mens
rechtvaardig maken, is eveneens
een scheppingsdaad. Christus
wordt ons voorgesteld als de
Schepper, opdat wij Zijn kracht
zouden erkennen om te verlossen,
de Kracht van Zijn Woord.
De
Sabbat is de dag die Gods
wonderwerken in herinnering
brengt. Op die dag moeten wij
meer dan op andere dagen in het
bijzonder het werk van Gods
handen overdenken. En als wij op
die dag de werken Zijner handen
overdenken, en de wonderbare
kracht die aan het universum
ten grondslag ligt, dan
overdenken wij eveneens Zijn
kracht om ons van zonden te
redden, want het is volledig
dezelfde kracht. Daarom is het
nodig dat wij onze kinderen van
hun vroegste jeugd af leren de
schepping te zien als de kracht
van God. Als we dat doen zullen
in hun verstand beginselen vast
gelegd worden, die geen
ongelovige drogredenen kunnen
veranderen.
In
het elfde hoofdstuk van de
Hebreeën vestigt Paulus de blik
op de kracht van het geloof in
het werk der gerechtigheid, en
het zal u opvallen, dat de
eerste gedachte die tot
uitdrukking komt, is «door het
geloof verstaan wij dat de
wereld door het woord Gods tot
stand gebracht is». Door het
verstand van de jeugd te richten
op de kracht Gods in het
scheppen van het universum,
zullen zij door geloof verstaan,
en hun verstand zal de gedachte
kunnen vatten, dat Hij, die
alles wat zij zien, gemaakt
heeft, een beloner is van wie
Hem ijverig zoeken.
Hoe duidelijk is het waarom
satan al zijn krachten heeft
samengetrokken tegen het vierde
gebod: omdat dit ene gebod boven
alle andere de kracht van onze
Here Jezus Christus aan het
licht brengt. Satan is de
anti-christ en hij doet niets in
deze wereld dat niet tegen
Christus is gericht. Dat is de
reden waarom hij het vierde
gebod bedekt heeft, - om de
gedachten van de mensen af te
wenden van God in Christus als
Schepper. Omdat als de mensen de
scheppende kracht uit het oog
verliezen, die in Christus rust,
zij evenzo Zijn kracht om te
verlossen uit het oog verliezen.
Verkondig de Sabbat dus meer en
meer, want door dat te doen,
bent u er zeker van Christus en
dien gekruisigd te verkondigen
als de Verlosser van zonde.
«Indien gij niet over den Sabbat
heen loopt door uw zaken te doen
op mijn heiligen dag, maar den
Sabbat een verlustiging noemt,
den heiligen dag des Heren van
gewicht, en dien eert door noch
uw gewone bezigheden te doen,
noch uw zaken te behartigen, of
ijdele taal uit te slaan, dan
zult gij u verlustigen in den
Here.» Jes. 58:13-14.
Dus het volmaakt houden van de
Sabbat, zoals God het wenst, is
het zich verlustigen in de Here;
maar dit kunnen wij niet als wij
Christus niet kennen en Hem tot
onze vreugde maken.
DE
ERFENIS DER HEILIGEN
Wij willen nu de erfenis der
heiligen overdenken en zien of
wij ook niet hierin Christus en
dien gekruisigd kunnen
prediken. Aan Abraham en zijn
zaad werd een erfenis beloofd.
Aan hem en zijn zaad werd
beloofd dat zij erfgenamen van
de wereld zouden zijn. Dat zaad
is Christus en allen die in
Christus zijn. Het onderpand,
de belofte, van die erfenis is
de Geest van God.
«In Hem zijt ook gij, nadat gij
het woord der waarheid, het
evangelie uwer behoudenis hebt
gehoord; in Hem zijt gij, toen
gij gelovig werdt, ook
verzegeld met den Heiligen
Geest der belofte, die een
onderpand is van onze erfenis,
tot verlossing van het volk, dat
Hij zich verworven heeft tot lof
zijner heerlijkheid.» Efez.
1:13-14.
De
Geest van God is de
vooruitbetaling op onze erfenis,
en daarom bidt Paulus om:
«verlichte ogen uws harten,
opdat gij weet welke hoop zijn
roeping wekt, hoe rijk de
heerlijkheid is zijner erfenis
bij de heiligen, en hoe
overweldigend groot zijn kracht
is aan ons, die geloven, naar de
werking van de sterkte zijner
macht, die Hij heeft gewrocht in
Christus, door Hem uit de doden
op te wekken», vs. 18-20.
Het evangelie heeft betrekking
op de erfenis der heiligen. Die
erfenis wordt verkregen, niet
door de wet, maar door het
geloof in Jezus Christus. Indien
wij van Christus zijn, zijn wij
erfgenamen overeenkomstig de
belofte.
Welke inhoud heeft de prediking
van de erfenis der heiligen als
wij Christus niet verkondigen
als degene, door wie de erfenis
wordt verkregen? Hij is degene
in wien wij ook het erfdeel
ontvangen hebben». Efez. 1:11.
De
belofte aan Abraham was, dat in
hem al de geslachten der aarde
gezegend zouden worden. Door
deze belofte aan Abraham te
doen, predikte God aan hem het
evangelie. Dit zegt Paulus in
Gal. 3:8. Kunnen wij Christus
verkondigen in verbinding met de
opstanding? De opstanding hangt
tesamen met de belofte van de
erfenis.
Toen God aan Abraham de belofte
gaf, twijfelde Abraham niet
door ongeloof, «in de volle
zekerheid, dat Hij bij machte
was hetgeen hij beloofd had ook
te volbrengen.» Rom. 4:20-21.
Hij geloofde dat God de doden
kan opwekken en dat geloof werd
tenvolle geopenbaard toen hij
Izaak offerde op het altaar.
Hebr.11:18-19. Zijn geloof m de
belofte was gebaseerd op zijn
geloof in Christus als DE
opstanding en HET leven. In
Christus is de wet en de sabbat,
in Hem is ook de erfenis. De
gekruisigde en opgestane
Christus is hel middel waardoor
wij dat heerlijke tehuis kunnen
verkrijgen.
DE
ONSTERFELIJKHEID VAN DE ZIEL
Kan Christus verkondigd worden
als wij spreken over een
onderwerp als de
onsterfelijkheid van de ziel?
Ja, want er bestaat geen ander
leven dan door Christus. Door
Christus bezitten wij leven en
er bestaat geen andere manier
waarop wij leven verkrijgen
kunnen. Het is mogelijk dat wij
met beslistheid uit de bijbel
bewijzen, dat er geen
bewustzijn is in het graf, en
dat de mens sterfelijk is. Doch
dit behoeft nog niet te
betekenen dat wij de juiste
principes met betrekking tot de
onsterfelijkheid van de ziel
begrijpen. Sommigen zeggen, dat
als de mensen begrijpen dat de
mens sterfelijk is, zij
beveiligd zijn tegen spiritisme.
Is dat waar? Neen, want er zijn
vele mensen die dat erkend
hebben, en toch aan het
spiritisme ten offer gevallen
zijn. Waardoor? Omdat Christus
niet in hun leer verankerd was.
«Hij die de Zoon heeft, heeft
het leven, en Hij, die de Zoon
niet heeft, heeft het leven
niet» 1 Joh. 5:12. «Wie in de
Zoon gelooft, heeft eeuwig
leven» Joh. 3:36; 6:47. Christus
heeft leven voor ons gekocht en
wij kunnen dat leven bezitten
door Zijn woord te geloven. Joh.
5:39-40; 6:63. Buiten Christus
is er geen leven, en buiten Hem
kunnen wij geen leven bezitten.
In
Ezech. 13:22 lezen wij: «Omdat
gij het hart van den
rechtvaardige bedroefd hebt met
leugen, terwijl Ik hem geen
smart aandeed, en de handen van
den goddeloze gesterkt heb,
door hem het leven te beloven,
zodat hij zich niet van zijn
boze weg afkeerde». (King James
versie). De reden waarom de
mensen opgesloten zijn in hun
ongerechtigheid en in verderf
ten onder gaan, is, dat hun
leven beloofd wordt, waar geen
leven is zolang zij in hun
zondige toestand blijven.
«Duisternis bedekt de aarde en
donkerheid de natiën, en het zal
zijn als in de dagen voor de
zondvloed, toen al de gedachten
van de harten der mensen ten
alle tijde boos waren.» De reden
is dat zij geloven leven te
kunnen bezitten zonder Christus.
Christus moet als het enige
middel tot leven worden
gepredikt, en dat dat leven
slechts tot ons komt, door het
geloof; het enige middel tot
verkrijging van gerechtigheid,
opdat de mensen mogen erkennen
dat «het door één daad van
overtreding voor alle mensen
tot veroordeling gekomen is, zo
komt het ook door één daad van
gerechtigheid voor alle mensen
tot rechtvaardiging ten leven».
Rom. 5:18.
Dat leven is het leven van
Christus. Zij die
gerechtvaardigd zijn, zullen
gered worden, en zij, die niet
gerechtvaardigd zijn zullen
verloren gaan, en de enige weg
om gerechtvaardigd te worden is
door het leven van Christus.
Daarom verkondigen wij
rechtvaardiging door Christus -
leven in Hem en dood zonder Hem.
Want hij die de Zoon niet heeft,
heeft het leven niet en zal het
leven niet zien, en alles wat
voor hem overblijft is de
eeuwige dood, de straf voor de
goddelozen. Daarom is het voor
ons onmogelijk de kwestie van de
onsterfelijkheid van de ziel op
een andere wijze naar voren
brengen dan door Christus. Doen
we dat niet, dan zal het niet
met kracht gepaard gaan; want de
prediking van het kruis is de
kracht Gods, en niets anders.
SPIRITISME.
Laten wij het spiritisme
overdenken. Iemand mag erkennen
dat de mens sterfelijk is, en
dat hij bij zijn dood niet
direct naar de hemel gaat. Maar
wanneer hij hiervan niet de
kracht en de zekerheid kent, is
hij niet veilig voor het
spiritisme.
Indien hij de kracht van het
leven van Christus niet kent,
dan is er niets dat hem kan
beveiligen tegen de verlokkingen
van deze vreselijke misleiding.
Maar wanneer hij de zwakheid
van de mens kent, en erkent dat
hij geen leven heeft in
zichzelf, maar dat er leven is
in Christus en door het geloof
dat leven zijn eigendom maakt,
dan heeft hij een bescherming.
Hebt u wel eens een mens ontmoet
die de tekst: «de doden weten
niets», Prediker 9:5, geloofde,
en toch verstrikt raakte in het
spiritisme? Ik veronderstel van
wel, ik tenminste wel.
Indien dus mensen deze tekst
gekend en geloofd hebben, en
nochtans tot spiritisme
vervallen zijn, dan is er in het
geloof dat de doden niets weten,
geen kracht om ze voor het
spiritisme te vrijwaren. Ik heb
mensen gekend, die deze tekst
geloofden en gepredikt hebben,
maar toch tot het spiritisme
vervallen zijn. Ik heb ze horen
prediken, en nadien heb ik
gehoord dat dezelfde mensen
later het meest godslasterlijke
spiritisme predikten.
Indien het vaste geloof, dat de
mens sterfelijk is, de mens zou
vrijwaren van de strikken van
het spiritisme, waarom konden ze
dan toch spiritisten worden?
Omdat zij het geheim van het
leven in Christus niet kenden.
Christus zegt: «Wie met Mij niet
is, die is tegen Mij, en wie met
Mij niet bijeenbrengt, die
verstrooit». Matth. 12:30. Er is
geen tussenweg.
Het is of
Christus, of satan. Het is of
Christus, of anti-christ.
Alles wat niet vóór Christus is,
is wat? Tegen Christus. Anti =
tegen Christus. Gedreven door de
geest van de antichrist.
«Indien iemand de Geest van
Christus niet heeft, die
behoort hem niet». Rom. 8:9.
Als hij de Geest van Christus
niet heeft, welke geest heeft
hij dan? Hij moet de geest van
de anti-christ bezitten. Er zijn
slechts twee machten in deze
wereld, die elkaar bestrijden:
De macht van Christus en de
macht van de anti-christ - de
Geest van Christus en de geest
van de anti-christ.
«Ook u, hoewel gij dood waart
door uw overtredingen en zonden,
waarin gij vroeger gewandeld
hebt overeenkomstig den loop
dezer wereld, overeenkomstig
den overste van de macht der
lucht, van den geest, die thans
werkzaam is in de kinderen der
ongehoorzaamheid.» Efez. 2:1-2.
Wie is de overste van de macht
der lucht? Satan. Dan is het de
geest van de satan die thans
werkzaam is in de kinderen der
ongehoorzaamheid. Dan is de
erkenning van het feit dat een
mens sterfelijk is, zonder meer,
geen garantie tegen spiritisme.
Hij moet weten en erkennen dat
alleen Christus ons leven is en
dat wij zonder Hem geen leven
bezitten. De kennis alleen van
dit feit zal de mens niet baten,
hij moet dit weten door een
persoonlijke ervaring. Christus
moet in hem leven en Christus
alleen; en ook dan alleen zal
hij niet worden aangezet door de
geest van de anti-christ, want
de Verlosser der wereld zegt
dat de overste van deze wereld
geen deel aan Hem heeft. Joh.
14:30.
Wat is het geheim van het
spiritisme? Scheiding van
Christus; en ieder mens die
Christus niet in zich opneemt -
of hij nu beleidt de Sabbat te
geloven, in de wederkomst van de
Heer, en dat de mens sterfelijk
is - ondanks dat alles, zal hij,
indien hij niet Christus in zijn
eigen hart opneemt, vroeg of
laat door deze grote misleiding
van satan gebonden en
meegesleept worden.
Tot hen, die de liefde tot de
waarheid niet hebben aangenomen,
zal God een geest van grote
dwaling zenden, zodat zij de
leugen zullen geloven; 2 Thess.
2:11-12; zodat allen die de
waarheid niet geloofd hebben,
maar de ongerechtigheid hebben
liefgehad, veroordeeld worden.
Het is dus mogelijk dat ik al de
verschillende leerpunten van de
tegenwoordige waarheid, vervat
in de derde engelboodschap
erken; toch heb ik, zolang ik
ongerechtigheid heb in mijn
hart, er de kiemen van het
spiritisme.
Alle ongerechtigheid is het werk
van de anti-christ. Is die
ongerechtigheid in mij, dan
heeft satan daardoor gelegenheid
zijn werk van misleiding in mij
te volvoeren. Het is de
verleiding der ongerechtigheid.
Het is niet de verleiding der
onwetendheid, maar de verleiding
der ongerechtigheid. De enige
bron van veiligheid ligt in het
geloof in Christus als MIJN
leven en in de
rechtvaardigmaking door het
geloof. Het alles moet zijn
Christus en dien gekruisigd als
onze gerechtigheid, ons leven,
onze vreugde, ons alles wat wij
wensen; ja meer dan wij zouden
kunnen verlangen of zelfs
bedenken - de Enige die ons kan
vrijwaren van de anti-christ.
«Geliefde, vertrouwt niet
iedereen geest, maar beproeft de
geesten of zij uit God zijn;
want vele valse profeten zijn in
de wereld uitgegaan. Hieraan
onderkent gij den Geest Gods:
iedere geest, die belijdt dat
Jezus Christus in het vlees
gekomen is, is uit God.» 1 Joh.
4:1-2.
Welnu, wat wil
dat zeggen «belijden dat Jezus
Christus in het vlees gekomen
is»? Alleen maar een
lippenbekentenis? Neen! Te
geloven, bij alles wat waarde
heeft. Wat betekent dat? God
openbaarde zich in het vlees.
God was in Christus de wereld
met zichzelf verzoenende. God
zond Zijn Zoon in de gelijkheid
van het zondige vlees, en dat
voor de zonde, zodat Hij de
zonde veroordelen zou in het
vlees.
1 Tim. 3:16; 2
Cor. 5:19; Rom. 8:3.
«Want wij hebben geen
hogepriester, die niet kan
mede-voelen met onze zwakheden,
maar een, die in alle dingen op
gelijke wijze (als wij) is
verzocht geweest, doch zonder te
zondigen». Hebr. 4:15.
Broeders, te bekennen dat
Christus in het vlees gekomen
is, betekent dat wij Christus
aanvaarden moeten zoals Hij in
het vlees kwam, en voor alles
wat Hij in het vlees kwam doen.
Hij kwam in het vlees, opdat de
gerechtigheid der wet in ons
vervuld zou worden, opdat wij
Zijn gerechtigheid en Zijn
oneindig leven zouden bezitten.
Elke geest die loochent dat
Christus het enige middel tot
leven en gerechtigheid is, is de
geest van de anti-christ.
Wel beoordeel eens uzelf en zie
hoe het met u staat. Is het de
Geest van Christus die in ons
werkt als we zeggen dat wij
zullen overwinnen als Christus
ons een beetje wil bijstaan? Als
we zeggen dat we in de hemel
komen door onze eigen werken,
tenminste voor een deel; dan
loochenen wij Christus, en
loochenen wij dat Hij gekomen is
in het vlees. Dat is de geest
van de anti-christ, die in ons
werkt. In het pausdom erkennen
wij een vorm van de anti-christ.
Het pausdom leert dat het geheim
om leven te ontvangen, niet
Christus is en Zijn leven, maar
boetedoening, het klooster en
de maagd Maria.
Dus is de geest die iemand er
toe brengt in het klooster te
gaan, het vlees te kastijden en
boete te doen, eenvoudig het
logische gevolg van de gedachte,
dat WIJ iets moeten doen om ons
van de zonde te bevrijden. Het
is de geest die leert, dat wij
niet alles aan Christus kunnen
toevertrouwen en Hem onze eigen
gerechtigheid laten uitwerken.
Derhalve wordt alles, dat niet
volkomen aan Christus
onderworpen is, aangedreven door
de geest van de anti-christ.
«En iedere geest, die Jezus niet
belijdt, is niet uit God. En dit
is de geest van den anti-christ,
waarvan gij gehoord hebt, dat
hij komen zal, en hij is nu
reeds in de wereld. Gij zijt uit
God, kinderkens, en gij hebt
overwonnen; want Hij, die in u
is, is meerder dan die in de
wereld is». 1 Joh. 4:3-4.
Wij overwinnen de anti-christ
alleen door Christus in ons te
bezitten. Christus is het begin
en het einde en altijd; Christus
in de Wet, en de Wet in
Christus; Christus in de Sabbat,
als Heer van de Sabbat, omdat
Hij hem gemaakt heeft en omdat
de Sabbat eenvoudig de kracht
van het Woord van Christus
bewijst, door welke de hemelen
gemaakt zijn, en door welke zij
in stand gehouden worden.
De
kracht van het Woord van
Christus bewerkt ook de
gerechtigheid in ons. De
prediking van het kruis van
Christus biedt leven en
onsterfelijkheid aan de mensen.
Het is de prediking van het
kruis van Christus dat de mensen
voor de vernietiging
waarschuwt. Het bevrijdt ons uit
de strikken der wereld, het
verleent ons toegang tot de
genade waarin wij staan en ons
verheugen in de hoop der
heerlijkheid Gods.
Door het prediken van het kruis
van Christus worden wij bekend
met alles wat Christus ons leren
wil. Het openbaart ons de
heerlijkheid van de erfenis der
heiligen en het waarschuwt ons
voor de gevaren van de laatste
dagen.
Laten wij, getrouw aan de derde
engelboodschap en aan alle
leerpunten, die ons van de
wereld onderscheiden, besluiten
niets anders te weten, dan
Christus en dien gekruisigd.
Het is de kracht Gods tot
behoud. Het is het eeuwige
evangelie, dat de mensen moet
voorbereiden op het oordeel, dat
reeds zitting houdt. En, O, als
die eerste engel verkondigde:
«Vreest God en geeft Hem
heerlijkheid, want de ure van
Zijn oordeel is gekomen»,
hoeveel te meer zouden wij die
boodschap verkondigen, dat
eeuwig evangelie, nu, daar dat
oordeel niet alleen gekomen is,
maar reeds bijna ten einde is.
Ik
dank God dat Hij ons de
waarheden uit Zijn Woord
openbaart en dat Hij ons getoond
heeft, dat de derde
engelboodschap het gehele
evangelie van Jezus Christus
onze Heer is. Waarom weten wij
zoveel meer uit niet Woord van
God? Omdat God aan en in ons
Christus openbaart. Alles wat
wij weten van de kracht van
Christus, weten wij uit het
woord, en zijn daardoor
gereinigd van de zonde. Ons
geloof klemt zich aan Christus,
en Hij wordt een realiteit in
ons hart en ons leven.
Als wij een sterk geloof hebben
dat Christus blijvend in ons
woont, dan kunnen wij voorwaarts
gaan met kracht voor anderen te
werken en onze stemmen
verenigen met die van de
engelen in de hemel, en dan zal
de boodschap met een luide roep
weerklinken. De oorzaak dat het
nog niet met een luide roep
gebeurt, is, omdat wij het niet
in zijn totaliteit hebben
begrepen. In het verleden hebben
velen van ons de kern van de
boodschap «Christus in alles»
niet bezeten.
Bezitten wij Christus, dan
bezitten wij alles en kennen wij
de kracht die in Hem is. Dan
onderwerpen wij ons aan Hem en
zal de kracht op ons rusten en
zal het woord dat wij
verkondigen machtig zijn en tot
een luide roep aanzwellen. Ik
verheug mij vanavond in het
geloof dat de luide roep nu
begint.
De
grote vervulling zal spoedig
daar zijn als Christus zal
komen. Dan zullen wij Hem zien,
die wij niet gezien hebben en
toch zo lief hebben; Hem in wien
wij geloven, ofschoon wij Hem
niet zien en ons verheugen met
een onuitsprekelijke vreugde en
volle heerlijkheid. Op die
blijde dag zullen wij Hem gelijk
zijn, want wij zullen Hem zien,
gelijk Hij is.
Moge God
schenken, dat die dag spoedig
daar is. God schenke, dat
iedereen in dit huis zijn hart
aan Hem moge geven, en bereid en
in staat is te zeggen: «Hier ben
ik, Heer, neem mij; ik ben van U
en Gij zijl van mij; gebruik mij
Heer, op Uw eigen wijze, opdat
ik onder de heidenen bekend
moge maken, welke de
onuitsprekelijke rijkdom is in
Christus.
(E.J. Waggoner)