|
GEDRAG IN HET HUIS VAN GOD
Voor de nederige,
gelovige ziel is het huis van God de poort
naar de hemel. De lofliederen, het gebed, de
woorden die gesproken worden door de
vertegenwoordigers van Christus, zijn Gods
aangewezen middelen om een volk voor te
bereiden op de gemeente boven, voor de
verheven aanbidding waar niets kan
binnenkomen dat verontreinigt.
Van het heilige karakter van
het aardse heiligdom kan de christen leren
hoe hij de plaats moet zien waar de Heer
Zijn volk ontmoet. Er is een grote
verandering gekomen, niet ten goede, maar
ten kwade, in de gebruiken en gewoonten van
het volk met betrekking tot godsdienstige
aanbidding. De kostbare, heilige zaken die
ons met God verbinden, verliezen snel hun
greep op ons verstand en ons hart, en zakken
af naar tot het niveau van het alledaagse.
De eerbied die het volk van ouds had voor
het heiligdom, waar zij met God samenkwamen
in de heilige dienst, is grotendeels weg.
Toch gaf God Zelf de orde aan voor deze
dienst, en verhief deze hoog boven alles van
tijdelijke aard.
Het huis is het heiligdom
voor het gezin, en de binnenkamer of het bos
de beste plaats voor afzondering ter
aanbidding, maar de kerk is het
heiligdom voor de gemeente. Er
moeten regels zijn voor de tijd, de plaats
en de wijze van aanbidding. Niets dat
heilig, niets dat betrekking heeft op de
aanbidding van God, mag met achteloosheid of
onverschilligheid behandeld worden. Om op
de best mogelijke wijze God te kunnen loven
en prijzen, moet de houding en het denken
van de mensen zodanig zijn, dat zij in
hun gedachten duidelijk onderscheid
maken tussen het heilige en het alledaagse.
Zij die veelzijdige ideeën, nobele gedachten
en aspiraties hebben, zijn degenen wier
gedachten het denken aan goddelijke zaken
sterkt. Gelukkig zijn zij die een heiligdom
hebben, of dat nu groot of klein is, in de
stad of in ruige berggrotten, in het
nederige hutje of in de wildernis. Als dit
het beste is dat zij voor de Meester kunnen
vinden, zal Hij die plaats heiligen met Zijn
aanwezigheid, en het zal een heilige plaats
voor de Heer der heerscharen zijn.
Wanneer de aanbidders de
plaats van samenkomst bezoeken, moeten zij
dat doen met inachtneming van decorum,
en rustig op hun plaats gaan zitten.
Als er een kachel in de zaal staat, is het
niet betamelijk om zich op onverschillige,
zorgeloze wijze rond de kachel te
verdringen. Alledaagse gesprekken,
gefluister en gelach moeten niet worden
toegestaan in het huis van aanbidding,
niet voor en niet na de dienst.
Een diepe eerbied
moet degenen die de plaats van aanbidding
bezoeken, kenmerken.
Als sommigen een paar
minuten moeten wachten voordat de
bijeenkomst begint, laten zij dan een ware
geest van toewijding aannemen door
stille meditatie, met het hart in
gebed verheven tot God, dat de dienst voor
hen van bijzonder nut mag zijn, en hen en
anderen tot overtuiging en bekering kan
leiden. Zij moeten bedenken dat
hemelse boodschappers in het huis zijn.
Er gaat veel van de lieflijke gemeenschap
met God verloren door onze rusteloosheid
en door het niet aanmoedigen van momenten
van overdenking en gebed. De geestelijke
conditie moet vaak onder de loep worden
genomen en het hart en het verstand moeten
naar de Zon der Gerechtigheid worden
getrokken. Als de mensen ware eerbied voor
de Heer hebben wanneer zij het huis van
aanbidding binnenkomen, en in gedachten
houden dat zij in Zijn aanwezigheid zijn,
dan zal er een aangename welsprekendheid
zijn in de stilte. Het gefluister
en gelach en gepraat, wat op een
alledaagse plek geen zonde zou zijn, moet
niet worden toegestaan in het huis waar
God aanbeden wordt. De geest moet
voorbereid zijn om het woord van God te
horen, zodat de waarde ervan ingezien kan
worden en het indruk op het hart kan
maken.
Wanneer de predikant
binnenkomt, moet dit waardig en ernstig
gebeuren. Hij moet in stil gebed neerknielen
zodra hij de kansel betreedt, en God ernstig
om hulp vragen. Wat een indruk zal dit
maken! Er zal eerbied en ontzag bij de
mensen zijn. Hun predikant is in gesprek met
God; hij wijdt zich aan God voordat hij het
waagt voor de mensen te staan. Iedereen is
ernstig, en engelen van God zijn heel
dichtbij. Iedereen in de vergadering die
God vreest, moet eveneens met gebogen hoofd
samen met hem opgaan in stil gebed, zodat
God de vergadering kan zegenen met Zijn
aanwezigheid en kracht kan geven aan de
waarheid die van menselijke lippen
verkondigd wordt. Wanneer de
bijeenkomst met gebed wordt geopend, moet
elke knie zich buigen in de aanwezigheid van
de Heilige God, en ieder
hart moet in stille toewijding naar Hem
uitgaan. De gebeden van de getrouwe
aanbidders zullen gehoord worden, en de
dienst van het woord zal effectief blijken
te zijn. De futloze houding van de
kerkgangers in het huis van God is één van
de redenen waarom de bediening van het
evangelie niet meer goede dingen oplevert.
De klank van het lied, dat met een heldere,
duidelijke expressie uit vele harten
voortkomt, is één van Gods middelen in het
werk van het redden van zielen. De
gehele dienst moet gehouden worden met
eerbied en ontzag, ons bewust
zijnde dat wij in de zichtbare aanwezigheid
van de Meester van samenkomsten zijn.
Wanneer het woord wordt gesproken, moet u
bedenken, broeders en zusters, dat u naar de
stem van God luistert door Zijn gemachtigde
dienstknecht. Luister aandachtig. Val geen
moment in slaap, omdat door deze sluimering
u de woorden kunt missen die u het meest
nodig hebt -- juist die woorden die, wanneer
u er acht op zou slaan, u ervan zouden
weerhouden af te dwalen en verkeerde paden
in te slaan. Satan en zijn engelen zijn druk
bezig de zinnen in een verdoofde toestand te
brengen, zodat waarschuwingen en vermaningen
niet gehoord zullen worden, of wanneer ze
gehoord worden, ze geen effect zullen hebben
op het hart en het leven niet zullen
veranderen. Soms kan een klein kind zo de
aandacht van de toehoorders trekken, dat
het kostbare zaad niet in goede grond valt
om vrucht voort te brengen. Soms hebben
jonge mensen zo weinig eerbied voor het huis
en de dienst van God, dat zij ook gedurende
de preek voortdurend met elkaar blijven
praten. Als deze mensen de engelen van God
hadden kunnen zien die naar hen keken en hun
daden optekenden, zouden zij met schaamte
vervuld worden en zij zouden van zichzelf
walgen. God wil oplettende toehoorders. Toen
de mensen sliepen, zaaide Satan zijn
onkruid.
Wanneer de zegen wordt uitgesproken, moet
iedereen nog stil zijn, bang om de vrede
van Christus te missen. Laat iedereen naar
buiten gaan zonder drukte te maken of
luid te praten, met gevoel dat zij in de
aanwezigheid zijn van God, dat Zijn oog op
hen rust en zij zich moeten gedragen alsof
Hij zichtbaar aanwezig is. Blijf niet in
de gangpaden stilstaan om met elkaar te
kletsen, om zo de doorgang te blokkeren,
zodat niemand er meer langs kan. De kerk
en directe omgeving ervan moeten omgeven
zijn met een heilige eerbied. Het moet
niet tot een plaats worden gemaakt om
bekenden weer eens te zien en alledaagse
gedachten uit te wisselen of wereldse en
zakelijke dingen te regelen. Dit moet
buiten de kerk blijven. Het gebeurt maar
al te vaak dat God en engelen onteerd
worden door het onverschillige,
luidruchtige gelach en het geschuifel van
voeten, zoals in sommige plaatsen
voorkomt.
Ouders, houdt bij uw kinderen de
christelijke waarden hoog; help hen om
Christus met hun leven te verweven; leer hun
de grootst mogelijke eerbied te hebben voor
het huis van God en te begrijpen dat,
wanneer zij het huis van de Heer betreden,
het met een hart moet zijn dat verzacht en
onderworpen is door gedachten als: 'God is
hier; dit is Zijn huis. Ik moet zuivere
gedachten koesteren en geheiligde motieven
hebben. Ik moet geen trots, afgunst,
jaloezie, boze gedachten, haat of bedrog in
mijn hart hebben, want ik begeef mij in de
aanwezigheid van de heilige God. Dit is de
plek waar God met Zijn volk samenkomt en hen
zegent. De hoge en heilige God, die de
eeuwigheid bewoont, kijkt naar mij,
doorzoekt mijn hart en leest mijn meest
geheime gedachten en drijfveren in mijn
leven.'
Broeders en zusters, wilt u niet eens over
dit onderwerp nadenken en kijken hoe u
zich in het huis van God gedraagt, en wat
u doet om met woord en daad uw kinderen
eerbied bij te brengen? U wentelt zware
verantwoordelijkheden af op de
predikant, en houdt hem verantwoordelijk
voor de zielen van uw kinderen, maar u
beseft niet uw eigen verantwoordelijkheid
als ouders en opvoeders, om zoals Abraham
uw huis na u te gebieden de weg des Heren
te bewaren. Uw zonen en dochters worden
verdorven door uw eigen voorbeeld en lakse
houding, en ondanks dit gebrek aan
huiselijke opvoeding, verwacht u van de
predikant uw dagelijkse doen ongedaan te
maken en fantastische resultaten te
bereiken door uw kinderen deugd en
godsvrucht bij te brengen. Nadat de
predikant alles voor de gemeente gedaan
heeft wat hij maar doen kan met getrouwe
en liefdevolle, geduldige discipline en
vurig gebed om de ziel terug te winnen en
te redden, en toch geen succes heeft,
geven de ouders hem vaak de schuld dat hun
kinderen niet bekeerd zijn, terwijl het
vanwege hun eigen verzuim kan zijn.
De last ligt bij de ouders, maar zullen
zij het werk aanvaarden dat God hun heeft
toevertrouwd, en het trouw ten uitvoer
brengen? Zullen zij gaandeweg hoger
klimmen en er op nederige, geduldige en
vasthoudende wijze naar streven zelf een
verheven niveau te bereiken, en hun
kinderen op hetzelfde niveau te brengen?
Geen wonder dat onze gemeenten zwak zijn
en niet die diepe, oprechte vroomheid
bezitten, die zij zouden moeten hebben.
Onze huidige gewoonten en gebruiken, die
God onteren en het heilige en hemelse
omlaag halen naar het alledaagse, werken
ons tegen. Wij hebben een gewijde,
beproevende en heiligende waarheid, en
als onze gewoonten en gebruiken niet in
overeenstemming zijn met de waarheid,
zondigen wij tegen het grote licht, en
zijn wij dienovereenkomstig schuldig. Het
zal voor de heidenen veel dragelijker zijn
op de dag van Gods vergeldend recht dan
voor ons.
Er zou een grootser werk verricht kunnen
worden met het doorgeven van het licht
en de waarheid, dan wij nu doen. God
verwacht van ons dat wij veel vrucht
dragen. Hij verwacht van de leden van de
gemeente grotere geloofsijver en
getrouwheid, meer hartgrondige en
oprechte inzet voor hun naasten die niet
in Christus zijn. Ouders moeten hun werk
beginnen met hoge doelstellingen voor
ogen. Iedereen die de naam van Christus
draagt, moet de volledige
wapenuitrusting aan doen, en smeken,
waarschuwen en zijn best doen om zielen
uit de zonde te bevrijden. Breng zoveel
mogelijk mensen ertoe naar de waarheid
te komen luisteren in Gods huis. Wij
moeten veel meer doen dan nu het geval
is om zielen uit het vuur te rukken.
Het is maar al te waar dat eerbied voor
het huis van God bijna verdwenen is.
Geheiligde dingen en plaatsen
onderscheidt men niet meer, en er is
geen waardering meer voor het heilige en
verhevene. Ligt hier niet de oorzaak
voor het gebrek aan echte godsvrucht in
onze gezinnen? Is het niet vanwege het
feit dat de verheven waarden van het
geloof verzinken in het stof? God heeft
aan Zijn oude volk regels gegeven voor
volmaakte en nauwkeurige orde. Is zijn
karakter veranderd? Is Hij niet de grote
en machtige God die de hemel der hemelen
regeert? Zouden wij niet beter af zijn
als wij eens wat vaker de aanwijzingen
zouden lezen die God Zelf aan de
Hebreeën gegeven heeft, zodat wij, op
wie het licht van de heerlijke waarheid
schijnt, hun eerbied voor het huis van
God kunnen navolgen? Wij hebben reden te
over om een vurige en toegewijde geest
in de aanbidding van God te handhaven.
Wij hebben zelfs reden om nòg attenter
en eerbiediger in onze aanbidding te
zijn dan de joden. Er is echter
een vijand aan het werk om ons geloof in
de heiligheid van de christelijke
aanbidding te vernietigen.
De plaats die aan God toegewijd is moet
geen zaal zijn waar wereldse zaken
worden afgehandeld. Als de kinderen
samenkomen om God te aanbidden in een
zaal die door de week wordt gebruikt als
klaslokaal of als opslagplaats, is het
niet meer dan menselijk dat hun gewijde
gedachten vermengd worden met gedachten
aan hun studie of de dingen die in de
afgelopen week zijn gebeurd. De
opvoeding en scholing van de jeugd moet
van een zodanige aard zijn dat heilige
dingen daardoor worden verheven en
zuivere toewijding aan God in Zijn huis
wordt aangemoedigd. Velen die belijden
kinderen te zijn van de hemelse Koning,
hebben geen echte waardering voor het
heilige karakter van eeuwige dingen.
Bijna iedereen moet worden bijgebracht
hoe men zich dient te gedragen in het
huis van God. Ouders moeten hun kinderen
niet alleen leren, maar ook gebieden het
heiligdom ernstig en eerbiedig binnen te
gaan.
De morele smaak van de kerkgangers in Gods
heiligdom moet worden verheven, verfijnd
en geheiligd. Deze zaak is jammerlijk
verwaarloosd. Het belang ervan is over het
hoofd gezien, met als gevolg dat wanorde
en oneerbiedigheid de boventoon zijn gaan
voeren en God is onteerd. Wanneer
leidinggevenden, predikanten en leden,
vaders en moeders, in de gemeente deze
zaak niet hoog hebben opgevat, wat kan dan
van de onervaren kinderen verwacht worden?
Zij zitten vaak in groepjes bij elkaar,
gescheiden van de ouders die op hen moeten
letten. Ondanks dat zij in de
aanwezigheid van God zijn, en Zijn oog
op hen rust zijn zij lichtzinnig en
oppervlakkig bezig, lachen en fluisteren,
hebben een onverschillige en oneerbiedige
houding en letten niet op. Hun wordt
zelden bijgebracht dat de predikant Gods
ambassadeur is, dat de boodschap die hij
brengt één van Gods aangewezen middelen
is voor de redding van zielen, en dat deze
boodschap voor iedereen die daarnaar kan
luisteren een levensgeur is ten leven, of
een doodsgeur ten dode.
De tere en gevoelige geest van de jeugd
krijgt zijn opvatting van het werk van
Gods dienstknechten door de wijze waarop
de ouders met deze zaak omgaan. Heel wat
hoofden van gezinnen onderwerpen thuis de
eredienst aan kritiek, waarbij zij aan
enkele dingen hun goedkeuring geven, maar
andere dingen veroordelen. Zo wordt de
boodschap van God aan de mensen
bekritiseerd en in twijfel getrokken, en
tot een lichtzinnig onderwerp gemaakt.
Welke indruk zo op de jeugd wordt gemaakt
met deze ondoordachte, onverschillige
opmerkingen, zullen alleen de boeken van
de hemel openbaren. De kinderen zien en
begrijpen deze dingen veel sneller dan
ouders geneigd zijn te denken. Hun moreel
gevoel krijgt zo een verkeerd vooroordeel,
dat nooit volledig door de tijd wordt
weggenomen. De ouders klagen over de
hardheid van het hart van hun kinderen en
over de moeilijkheid hun morele gevoelens
te wekken om gehoor te geven aan de eisen
van God. De boeken met de hemelse
verslagen wijzen echter foutloos de ware
oorzaak aan. De ouders waren niet bekeerd.
Zij waren niet in harmonie met de hemel of
het werk ervan. Hun lage, alledaagse
opvattingen over het heilige karakter van
de bediening van Gods woord en over het
heiligdom van God werden met de opvoeding
van de kinderen verweven. Het is de vraag
of iemand die jarenlang aan deze
verderfelijke invloed heeft blootgestaan,
ooit nog een gevoelige eerbied en een hoge
achting voor de bediening van het woord
zal krijgen, en voor de middelen die God
voor de redding van zielen heeft
aangewezen. Over deze dingen moet met
eerbied gesproken worden, met gepaste taal
en met een fijne gevoeligheid, zodat u aan
iedereen met wie u omgaat kunt laten zien
dat u de boodschap van Gods dienstknechten
beschouwt als een boodschap voor u, van
God Zelf.
Ouders, let op welk voorbeeld en welke
opvattingen u aan uw kinderen geeft. Hun
geest is kneedbaar en indrukken zijn snel
gemaakt. Wat de dienst in het heiligdom
betreft, als de spreker een gebrek heeft,
wees dan terughoudend dit te noemen.
Spreek alleen over de goede dingen die hij
doet, over de goede ideeën die hij
aandraagt, waar u gehoor aan moet geven
als aan een boodschap die door Gods
dienstknecht gegeven is. Het is duidelijk
waarom kinderen zo weinig onder de indruk
zijn van de bediening van het woord, en
waarom zij zo weinig eerbied hebben voor
het huis van God. Hun opvoeding is wat dit
betreft in gebreke gebleven. Hun ouders
hebben dagelijks contact met God nodig.
Hun eigen opvattingen moeten verfijnd en
veredeld worden; hun lippen moeten worden
aangeraakt met een vurige kool van het
altaar; dan zullen hun gewoonten en hun
gebruiken thuis een goede indruk
achterlaten op de geest en het karakter
van hun kinderen. De waarden van het
geloof zullen zeer verhoogd worden. Zulke
ouders zullen een groot werk voor God
doen. Zij zullen minder wereldsgezind,
minder zinnelijk zijn en thuis meer
beschaving en geloofsgetrouwheid
bezitten. Het leven zal een sfeer
openbaren, waarvan zij zich nauwelijks
een voorstelling hebben kunnen maken. Er
zal niets meer gekleineerd worden dat
betrekking heeft op de dienst en
aanbidding van God.
Wanneer ik het huis binnenkom waar God
aanbeden wordt, doet het mij vaak pijn de
slonzige kleding te zien van zowel mannen
als vrouwen. Als de uiterlijke
verschijning een afspiegeling was van het
hart en het karakter, zou er zeker niets
hemels aan zijn. Zij hebben geen idee van
de orde, de netheid en het verfijnde
gedrag dat God vraagt van iedereen die in
Zijn aanwezigheid komt om Hem te
aanbidden. Wat voor indruk maken deze
dingen op ongelovigen en op de jeugd, die
zo leergierig is en zo gretig hun
conclusies trekt?
De gedachten van velen met betrekking tot
het huis van God zijn niet heiliger dan
over de meest alledaagse plek. Sommigen
komen de plaats van aanbidding binnen met
hun hoed nog op, en met smerige en
stoffige kleren. Zulke mensen realiseren
zich niet dat zij op het punt staan God en
heilige engelen te ontmoeten. Wat deze
zaak betreft moet er een radicale
verandering plaatsvinden in al onze
gemeenten. De predikanten zelf moeten dit
hoger opvatten en een meer verfijnde
opvatting hierover hebben. Het is een
aspect van het werk dat jammerlijk
verwaarloosd is. Vanwege het gebrek aan
eerbied in houding, kleding en gedrag, en
een tekort aan een aanbiddingsgezinde
geest, heeft God vaak Zijn gezicht
afgewend van hen die samenkwamen om Hem te
aanbidden.
Allen moeten leren, zich netjes, schoon en
betamelijk te kleden, maar evenmin
toegeven aan uiterlijke versiering, die
geheel ongepast is voor het heiligdom. Er
moet geen uiterlijk vertoon zijn, want
dit moedigt oneerbiedigheid aan. De
aandacht van de mensen wordt vaak
getrokken door dit of dat fraaie
kledingstuk, en zo worden gedachten
opgeroepen waarvoor geen plaats zou moeten
zijn in het hart van de kerkgangers.
God moet het onderwerp van de gedachten,
het voorwerp van aanbidding zijn, en alles
wat de gedachten afleidt van de ernstige,
heilige dienst is een aanstoot voor Hem.
Het vertoon van strikken en
linten, geplooid kant en veren, gouden en
zilveren sieraden, is een voorwerp van
afgoderij en volkomen ongepast in
de heilige dienst van God, waar de ogen
van iedere kerkganger uitsluitend op Zijn
heerlijkheid gericht moeten zijn. Er moet
zorgvuldig gewaakt worden over alles wat
kleding betreft, waarbij de bijbelse regel
gevolgd moet worden. Mode is de
godin die buiten, in de wereld
regeert, en vaak sluipt zij de kerk
binnen. De gemeente moet het woord van God
tot haar maatstaf maken, en ouders moeten
wat dit onderwerp aangaat hun verstand
gebruiken. Wanneer zij zien dat hun
kinderen geneigd zijn de wereldse mode te
volgen, moeten zij evenals Abraham hun
huis resoluut gebieden de weg des Heren te
bewaren. Breng hen in contact met God, in
plaats van hen met de wereld te verenigen.
Laat niemand Gods heiligdom onteren door
een opzichtig uiterlijk. God en de engelen
zijn daar. De Heilige God van Israël heeft
door de apostel gezegd: "Uw
sieraad zij niet uitwendig: het vlechten
van haar, het omhangen van goud of het
dragen van gewaden, maar de verborgen mens
uws harten, met onvergankelijke tooi van
een zachtmoedige en stille geest, die
kostbaar is in het oog van God."
Wanneer een gemeente is opgericht en hen
op dit punt niets is bijgebracht, heeft
de predikant zijn plicht verzuimd en zal
hij aan God rekenschap moeten afleggen
over de heersende opvattingen die hij
heeft laten bestaan. Als de mensen geen
juiste opvattingen over ware aanbidding en
ware eerbied worden bijgebracht, zal men
steeds meer de neiging hebben het heilige
en eeuwige op hetzelfde niveau te plaatsen
als het alledaagse, en zij, die de
waarheid belijden, zullen God een aanstoot
zijn en een aanfluiting voor het geloof.
Zij zullen met hun ongecultiveerde
opvattingen nooit een reine en heilige
hemel kunnen waarderen, of voorbereid zijn
samen op te gaan met degenen die in de
hemel God aanbidden, waar alles zuiver en
volmaakt is, waar ieder wezen een
volmaakte eerbied heeft voor God en Zijn
heiligheid.
Paulus beschrijft het werk van Gods
ambassadeur als een middel om ieder mens
in Christus volmaakt te doen zijn.
Zij die de hemelse waarheid omhelzen,
moeten erdoor verfijnd, veredeld en
geheiligd worden. Het zal heel
wat moeite kosten om het niveau van ware
geestelijke volwassenheid te bereiken, dat
God ons stelt. De onregelmatig gevormde
stenen die uit de groeve worden gehouwen,
moeten met beitels bewerkt worden, hun
ruwe kanten moeten glad worden. Deze tijd
typeert zich door oppervlakkig werk, door
een manier van doen die weinig moeite
vergt, door geveinsde heiliging die veraf
staat van de maatstaf die God voor het
karakter heeft aangelegd. Alle
binnenwegen, alle sluiproutes, alle
beweringen die de wet van God niet hoog
houden als de maatstaf voor het
christelijk karakter, zijn verwerpelijk.
Volmaaktheid van karakter is een
levenswerk, onbereikbaar voor hen die niet
bereid zijn ervoor te vechten op de wijze
die door God is bepaald, en wel moeizaam
stap voor stap. Wij kunnen ons in deze
zaak niet veroorloven enige vergissing te
begaan, maar wij willen van dag tot dag
opgroeien om dichter bij Christus onze
levende Leidsman, te komen.
(E.G.
White, Testimonies 5, p. 490-500/
Getuigenissen 5, blz.401-409)
|
|