You are home- www.agp-internet.com/react- sermonroom Nederlands (overdenkingen & Bijbelstudies)

 

"Christus en de wet" (8)
 

Bijbelstudie nr. 8

 

Nader tot God te komen, moet ons enige motief zijn bij het bestuderen van Zijn Woord. Bij God is geen aanzien des persoons. Hij wil Zijn Heilige Geest geven aan ieder die Hem er maar om vraagt. Hij is gewillig om de waarheden van de Bijbel zowel aan de één als aan de ander duidelijk te maken.

Vrede en licht mogen in uw hart komen, door het­geen gesproken wordt vanaf de lesse­naar; maar indien u het Woord niet voor uzelf kent, dan zullen dat licht en die vrede niet in u blijven. De Heilige Geest sprak de woorden van de Bijbel; en slechts door de hulp van de Heilige Geest kan dat Woord worden verstaan. Ieder mens, die zichzelf wil onderwer­pen aan de Heilige Geest, kan de Bij­bel voor zichzelf begrijpen. Er is slechts één ware hulp tot het begrijpen van de Bijbel, namelijk de Geest van God. Als u uw ideeën over Christus en Zijn werk verkrijgt uit geschriften van an­dere mensen, ontvangt u het op z'n best uit tweede hand. Betrek uw licht rechtstreeks uit de Bijbel. Leer de bijbel uit de Bijbel zelf.

 

Wanneer ons verstand verlicht wordt door de Heilige Geest, zullen we in woorden die simpel mogen schijnen, tezelfdertijd hoogten en diepten ont­dekken, die ons met verwondering zul­len vervullen. Alle toekomende eeuwen zullen besteed worden aan de studie van het plan der verlossing, en hoe langer wij studeren, hoe meer wij zul­len ontdekken om te bestuderen. Gisteravond bracht onze studie ons tot het einde van het vijfde vers van het vijfde hoofdstuk. We zullen nu verder­gaan met het zesde vers: „Want Christus, toen wij nog krachteloos waren, Is te Zijner tijd voor goddelozen gestor­ven". Let op het woord krachteloos.

 

Op een vastgestelde tijd in de wereld­geschiedenis werd Christus geofferd aan het kruis van Golgotha. Maar dat was niet het enige moment waarop Christus Zich ten nutte maakte voor de goddelozen. Wie zijn de goddelozen? Dat zijn zij, die „krachteloos zijn." De menselijke familie is sinds de val krach­teloos, en ook heden is zij dat nog. Wanneer de mens erkent dat hij krach­teloos is, dan moet Christus verhoogd worden: Hij zegt, dat hij allen tot Zich trekken zal. Daarom kunnen wij heden op een gekruisigde en opgestane Hei­land blikken, nat zoals de discipelen dat konden.

 

Soms denken wij, dat wij terugzien op Christus, en dat de patriarchen en profeten vooruitzagen naar Hem. Is dat zo? Wij zien op naar Jezus, en dat deden zij ook. Wij zien op Christus als een lief­hebbende Verlosser naast ons, en dat deden zij ook. Mozes zeide tot de kin­deren Israels: „Het is niet in de hemel, zodat gij zoudt moeten zeggen: wie zal opstijgen ten hemel, het voor ons halen, en het ons doen horen opdat wij het volbrengen? Maar dit woord is zeer dicht bij u, in uw mond en in uw hart om het te volbrengen. Deut. 30:12-14, zie ook Rom. 10:6-8.

Het Woord, dat was Christus de Verlosser, was dicht bij hen, en Hij is dicht bij ons. Zij dronken allen uit de geestelijke Rots, die met hen ging, en die Rots was Christus.

De Israëlieten hoefden niet vooruit te zien op Christus. Hij was dicht bij hen. Hij was het Lam, dat geslacht' was, vanaf de grondlegging der wereld. Hij is een altijd tegenwoordige Zaligmaker geweest voor allen, die Hem ver­kozen. Voor Abel was Hij een directe Zaligmaker. „Door het geloof heeft Abel een beter offer gebracht dan Kaïn". „Door het geloof" in wat? In de Zoon van God, want er was voor hem niemand anders, waarop hij betrouwen kon. Op dezelfde wijze wandelde ook Henoch door het geloof met Christus. Hij zag niet naar een verre tijd in de toekomst voor de hulp van de Verlosser. Chris­tus was voor hem een Zaligmaker die aanwezig was en zij wandelden met elkaar.

 

Zo is het gegaan in elke eeuw van de geschiedenis, als de mensen voelden, dat zij krachteloos waren, dan was Christus een Zaligmaker voor hen. Let eens op hoe duidelijk deze woorden zijn:

„Want Christus, toen wij nog krach­teloos waren, is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven". Abel was krach­teloos en Christus stierf vaar Hem.

 

Henoch was krachteloos en Christus stierf voor hem, Abraham en Sara waren krachteloos en Christus stierf voor hen. Voor hen allen was Zijn dood een werkelijkheid. Wat een merkwaardige kracht was Christus voor Abraham. Deze Chris­tus, de nog niet gekomen Messias, die zou komen door Abraham, deze zelfde Messias was zo krachtig dat het geloof in Hem Abraham en Sara een zoon gaf, opdat Hij mocht komen door die zoon. In elke periode van de wereldgeschie­denis is Christus een Zaligmaker ge­weest, die tegenwoordig was, die aan­wezig was voor hen, die krachteloos waren.

 

„Want niet licht' zal iemand voor een rechtvaardige sterven - maar misschien heeft iemand nog de moed om voor een goede te sterven", Romeinen 5:7. Het oor­spronkelijke woord dat hier weergege­ven is met „rechtvaardige" verschilt met het woord, dat vertaald is met „een goede". Het woord rechtvaardige betekent hier iemand die strikt eerlijk en oprecht is, maar die niets bijzonder aantrekkelijks bezit. Niet licht zal er één voor zo iemand sterven. Maar voor „een goede", iemand die vriendelijk en weldadig is, die alles wat hij heeft zou geven om de armen te voeden en de naakten te kleden, voor iemand van de­ze klasse zal er misschien iemand de moed hebben te sterven. Dit is wel het hoogste dat menselijke liefde kan berei­ken. „Niemand heeft grotere liefde dan die zijn leven inzet voor zijn vrienden", Maar let nu op de woorden van God.

 

„God echter bewijst Zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is."

Wij meten God en Zijn liefde maar al te vaak af aan onszelf en onze liefde. De Here zegt door David: „Gij beeldt u in dat Ik geheel ben als gij". Het onwedergeboren hart handelt zoals het door an­deren behandeld wordt, en beoordeelt God naar zichzelf, maar de liefde van God is geheel verschillend van de lief­de van mensen: Hij heeft Zijn vijanden lief. Hoe wonderlijk en hoe onvergelij­kelijk is de liefde van God, en in welke mate werd die liefde getoond door de dood van Zijn geliefde Zoon. Had de wereld zulk een goedheid van God ver­diend?  Zij had zich verbonden met de vijanden Gods; niets dan straf was ver­diend.

 

Sommigen zeggen, dat zij Chris­tus niet aanvaarden kunnen omdat zij het niet waard zijn. Mensen die vele jaren belijdende christenen geweest zijn, zullen zich beroven van de rijkdom van Gods genade doordat zij zeggen: „Ik ben het niet waard". Dat is waar! Zij zijn het niet waard. Niemand van ons is het waard.

 

Maar God bewijst Zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons stierf. Waarom stierf Hij? Om ons waardig te maken, om ons volkomen te maken in Hem. De moeilijkheid bij diegenen, die zeggen dat zij het niet waard zijn is, dat zij zich nog niet half genoeg on­waardig voelen. Zouden zij zich „'krach­teloos" voelen, dan zou de kracht van Christus hen kunnen helpen.

Het ge­hele geheim van de rechtvaardiging door het geloof, het leven en de vrede in Christus, liggen in het geloven van de Bijbel. We kunnen zeggen dat we in de Bijbel geloven; maar het is iets heel anders ieder woord in de Bijbel te aanvaarden, alsof het door de mond Gods persoonlijk tot ons gesproken werd.

 

In 1 Tim. 1:15 zegt Paulus: .„Dit is een getrouw woord en alle aanneming waard dat Christus Jezus in de wereld geko­men is om zondaren te behouden". Dat is precies waarvoor Hij kwam - om zon­daren te behouden. „Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden".

Oh, dat de mensen zich toch wilden realiseren, dat zij krachteloos zijn. Als zij dat punt bereiken, dan kunnen zij de kracht van Christus bezitten. Dat is de kracht die iets waard is, zij is alles waard.

 

Het is iets geweldigs om te geloven, dat Christus stierf voor de goddelozen. Soms voelen wij onszelf bijna Ontmoe­digd en lijkt de hemel boven ons van koper, en alles wat wij doen of zeggen komt tot ons terug, alsof het niets waard was. Dan denken wij dat onze gebeden niet hoger stijgen dan ons eigen hoofd. Wat moet u in zo'n geval doen? U moet God danken. Hem danken voor wat? Ik heb geen zegen, ik heb helemaal niet het gevoel dat ik Zijn kind ben; waar moet ik Hem dan voor danken? Dank Hem dat Christus voor de godde­lozen stierf.

 

Als dit de eerste keer niet veel voor u betekent, herhaal de woor­den dan, herhaal ze steeds weer. Dan zal er spoedig licht dagen. U voelt dat u één van die goddelozen bent; dan is de belofte voor u en Christus stierf voor u. U bevindt zich op uw knieën voor Hem omdat u een zondaar bent, en daarom kunt u baat vinden bij Zijn dood. Wat is het nut van Zijn dood? „Veel meer zullen wij derhalve, thans door Zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van den toorn". „Want als wij, toen wij vijanden waren, met God verzoend zijn door de dood Zijns Zoons, zullen wij veel meer, nu wij verzoend zijn, behouden worden, door­dat hij leeft". Vers 9 en 10.

 

Velen han­delen en praten alsof Christus dood was, onherroepelijk dood. Zeker, hij stierf; maar hij stond weer op, en leeft voor altijd. Christus is niet in het nieuwe graf van Jozef. Wij hebben een opgesta­ne Heiland. Wat doet de dood van Christus voor ons? Die verzoent ons met God. Het is de dood van Christus die ons tot God brengt. Hij stierf, de Rechtvaardige voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God kan brengen.

Let nu op! Het is de dood van Chris­tus, die ons tot God brengt; wat is het dat ons daar houdt? Het is het leven van Christus. „Wij worden behouden door Zijn leven". Vers 10.

 

Welnu, houdt deze woorden vast in uw gedachten -„Wij, verzoend zijnde, worden behou­den door Zijn leven". Waarom werd het leven van Christus gegeven? „Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven, hebbe". Joh. 3:16. Dus Christus gaf Zijn leven opdat wij het leven zouden hebben.

Waar is dat leven? Wat is dat leven? En waar kun­nen we dat verkrijgen? In Joh. 1:4 le­zen wij ,,In het Woord (Christus) was le­ven, en het leven was het licht der men­sen". Hij alleen heeft leven en Hij geeft dat leven aan allen die het willen aan­vaarden. Dus Christus heeft het leven, Hij is de enige die het heeft, en Hij is bereid het ons te geven. Welnu, wat is dat leven? „Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus die Gij gezon­den hebt! Heeft iemand die Christus kent eeuwig leven? Dat zegt Gods woord inderdaad.

 

Opnieuw zegt Hij in Joh. 3:36, „Wie de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven." Dit zijn de woorden van de Here Jezus Christus. Hoe weten wij dat wij dit le­ven hebben? Dit is een belangrijke vraag. „Wij weten dat wij overgegaan zijn uit de dood in het leven, omdat wij de broeders liefhebben. Wie niet lief­heeft, blijft in de dood. Een ieder die zijn broeder haat is een mensenmoorder en gij weet dat geen mensenmoorder eeuwig leven blijvend in zich heeft". 1 Joh. 3:14-15.

 

Iemand zegt, „Wij weten dat wij het eeuwig leven eens zullen krijgen." Ja, dat is waar, maar het is nog veel beter: wij krijgen het nu. Dit is niet louter een theorie, het is het Woord van God. Laat mij dat eens illustreren: er zijn twee mensen - broers - ze lijken in alle opzichten op elkaar, maar de één is een christen, de ander niet. Nu bezit de één die een christen is, hoewel hij uiterlijk niets heeft om dit waar te nemen, een leven dat de ander niet heeft. Hij is overgegaan van de dood - de toe­stand waarin de ander zich nog bevindt, -in het leven. Hij bezit iets, dat de an­der niet heeft, en dat is eeuwig leven. De woorden „Geen mensenmoorder heeft eeuwig leven blijvend in zich", zouden niets betekenen als er niemand anders bestond, die wel eeuwig leven blijvend in zich bezat.

 

„Wie in de Zoon van God gelooft, heeft het getuigenis in zich; wie God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar ge­maakt, omdat hij niet geloofd heeft in het getuigenis, dat getuigd heeft van zijn Zoon". 1 Joh. 5:10.

 

God kan niet liegen, en als we dus zeggen dat de woorden Gods niet waar zijn, dan ma­ken wij leugenaars van onszelf. Welnu, volgens deze tekst, maken wij God tot een leugenaar, als wij het getuigenis niet geloven, dat God van zijn Zoon gegeven heeft.

Wat moeten wij derhal­ve geloven, opdat wij ons mogen vrij­waren van deze beschuldiging, - van het niet geloven van het getuigenis - en zo God tot leugenaar te maken?

De volgende tekst verklaart het: „En dit is het getuigenis: God heeft ons eeuwig leven gegeven, en dit leven is in zijn Zoon".

 

Sommige mensen zijn bang dat deze leer van de gerechtigheid door het ge­loof en het eeuwige leven, de mensen zal afbrengen van het onderhouden van de geboden. Maar niemand anders dan degene die gerechtvaardigd is door het geloof - die het leven van Christus bezit - houdt de geboden; want als God zegt, dat wij gerechtvaardigd worden door het geloof, en wij zeggen dat het niet zo is, dan geven wij een vals getui­genis van Hem, en overtreden wij het gebod.

 

In het vers dat wij zojuist aangehaald hebben wordt ons verteld, dat wij ge­loven moeten, opdat wij bevrijd mogen worden van de beschuldiging God een leugenaar te maken. Wij moeten gelo­ven dat God ons het eeuwige leven geschonken heeft in Christus. Zolang wij de Zoon van God bezitten, hebben wij het eeuwige leven. Door geloof in het woord van God brengen wij Christus in ons hart. Is Hij een dode Christus? Neen, Hij leeft en kan niet gescheiden worden van Zijn leven. Dan is het dus zo, dat wanneer wij Christus in ons hart ontvangen wij daar leven ontvangen. Hijzelf brengt dat leven in ons hart als Hij daar komt. Hoe dankbaar moeten wij God hiervoor zijn.

 

Toen Christus naar Bethanië ging, zei Hij tot Martha: ,,Ik ben de opstanding en het leven". Joh. 11:25. Wij hebben reeds gelezen over de overgang van de dood in het leven; hoe is dat tot stand gekomen? Alleen door een opstanding. In Christus hebben wij een opstanding tot een nieuw leven. Let op het volgen­de: Paulus bidt dat hij Hem moge ken­nen, en de „kracht van Zijn opstan­ding". Fil. 3:10.

Wat is de kracht van die opstanding? In Efez. 4:7 le­zen wij: „God echter, die rijk is aan er­barmen, heeft, om Zijn grote liefde, waarmede Hij ons heeft liefgehad, ons, hoewel wij dood waren door de over­treding mede levend gemaakt met Chris­tus, - door genade zijt gij behouden". Let wel, Hij heeft dit gedaan, en Hij „heeft ons mede opgewekt, en ons mede een plaats gegeven in de hemelse gewesten, in Christus Jezus". Wij waren dood, wij zijn levend gemaakt en wij zijn opgewekt om met Christus Jezus een plaats te hebben in de hemelse gewesten. Wij moeten en wij kunnen het leven van Christus heden bezitten, want als Hij komt, zal Hij ons vernederd li­chaam veranderen, door dezelfde kracht waarmee Hij ons hart heeft veranderd. Het hart moet nu veranderd worden. Het kan echter alleen veranderd wor­den tenzij het leven van Christus erin binnentreedt, erin blijft.

Maar als Chris­tus in het hart is, dan kunnen wij het leven van Christus leven, en als Hij dan komt, zal de heerlijkheid geopenbaard worden. Hij was Christus toen hij hier op aarde was, hoewel Hij geen gevolg van engelen en heerlijkheid om zich heen had. Hij was Christus toen Hij de man van smarten was. Bij Zijn hemel­vaart werd de heerlijkheid geopenbaard. Zo ook met ons. Christus moet nu in ons hart wonen en als Hij wederkomt ver­andert Hij ons lichaam, en dan zal de heerlijkheid geopenbaard worden.

 

Christus gaf zijn leven voor ons. Joh. 10:10-11. Hij gaf alles wat van Hem was. Wat was dat? Zijn leven! Hij gaf het voor onze zonden. Gal. 1:3-4. Wij wor­den behouden door Zijn leven. Het is het leven van Christus, dat in ons werkt en dat ons bevrijd van de zonden van deze tegenwoordige boze wereld. Het is een regelrechte omwisseling. Hij stierf voor onze zonden. Daarna gaf Hij Zijn leven aan zondaars die in ruil voor hun zonden Zijn leven ontvangen. Hebt u zonden? Zo ja, dan kunt U ze inwis­selen voor het leven van Christus.

 

In Hebr. 5:2 lezen wij, dat het werk van de hogepriester een werk van tegemoetkomendheid (nieuwe vertaling) was een werk van medelijden (Staten ver­taling). Dat is de reden waarom de man­nen, die de naam van priester droegen toen de zaligmaker hier op aarde was, in werkelijkheid geen priesters waren. Zij hadden geen medelijden. Het waren boze, hebzuchtige mannen. Eén liet een man links liggen, die aan de kant van de weg lag, nadat hij door rovers geplunderd was.

Christus had medelij­den, „Daarom moest Hij in alle opzich­ten aan zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen". Hebr. 2:17.

 

Wat wordt tot stand gebracht door het medelijden van Christus? Kracht wordt ons gegeven. Welk nut heeft het medelijden van Christus voor ons? Hij weet de kracht die wij nodig hebben. Hij weet hoeveel wij nodig heb­ben, wanneer wij het nodig hebben, en op welke wijze wij het nodig hebben. Het enige doel van het werk van Chris­tus als priester, is dus, - om ons te be­vrijden van zonden. Wat is de kracht van het priesterschap van Christus? Hij is hogepriester geworden „Niet naar de wet van het vleselijk gebod, maar naar de kracht van een onvergankelijk leven".Hebr. 7:16. (Staten vertaling, de nieuwe vertaling zegt: een onvernietig­baar levert). Dat is de kracht waardoor Christus u en mij bevrijdt van zonde, vandaag op dit uur, 'en ieder moment dat wij in Hem geloven.

 

Christus was onsterfelijk voordat Hij naar deze aarde kwam. Hij was God. Wat is de wezenlijke eigenschap van de godheid? Leven. Als Christus onster­felijk was en daarom leven had, hoe kon Hij dan sterven? Ik weet het niet.

Dat is een verborgenheid, maar ik ben zo blij, dat iemand voor ons stierf, die leven had dat door niets aangetast kon worden, en dat succesvol was om de aanvallen van de vijand te weerstaan. Ja. zo machtig was Hij, dat Hij zijn le­ven af kon leggen en het weer op kon nemen. Joh. 10:17-18.

Waarom kon nie­mand het leven van Christus afnemen? Omdat hij zondeloos was, en wanneer er ooit iemand anders op deze aarde zonder zonde geleefd had, zou ook Hij nooit hebben kunnen sterven. Maar er was nooit iemand dan die Ene, die vol­maakt zondeloos was, en dat was Je­zus Christus van Nazareth. Niemand kon het leven van Christus afnemen. De bo­ze had geen kracht om Hem te doden, Hij legde Zijn leven af. Als Hij niet ver­kozen had om dat te doen, zou niemand anders Hem ooit Zijn leven af hebben kunnen nemen.

 

God wekte Hem op ,,De smarten des doods ontbonden hebbende, alzo het niet mogelijk was, dat Hij door den dood zou gehouden worden" Hand.2:24 (Staten vertaling). Het was niet mogelijk, dal de dood Christus vasthield. Hij had een kracht in zijn leven, die de dood trot­seerde. Hij legde Zijn leven af, en nam de dood op zich, opdat Hij Zijn macht over de dood mocht tonen. Hij trotseer­de de dood, Hij ging het rijk van de dood binnen - het graf - om te laten zien, dat Hij er macht over had.

Chris­tus legde Zijn leven af, en toen de tijd gekomen was om het weer op te nemen, nam Hij het weer op. Waarom kon de dood Hem niet vasthouden? Omdat Hij zondeloos was.

De zonde had al zijn krachten op Hem verbruikt, maar had Hem niet in het minst bevlekt, Zij had niet de geringste smet op zijn ka­rakter gelegd. Zijn leven was een zon­deloos leven, en daarom had het graf geen macht over Hem. Het is hetzelfde leven, dat wij bezitten wanneer wij ge­loven in de Zoon van God.

 

Er ligt over­winning in die gedachte. Wij kunnen het bezitten door in de Zoon van God te geloven. Geef uw zonden aan de Here, en neem dat zondeloze leven er­voor in de plaats. Hij heeft dat leven ervoor gegeven, waarom zouden we dan de prijs die ervoor betaald is niet aanvaarden? U wilt de zonden niet heb­ben, en het leven in Christus zal zo kostbaar voor u zijn. Het zal uw harten met vreugde en blijdschap vervullen.

 

Wij zijn verzoend door Zijn bloed, laten we nu behouden zijn door Zijn leven. Het leven van Christus is goddelijke kracht. In de ure der verzoeking is de overwinning van tevoren behaald. Wan­neer Christus in ons woont, zijn wij gerechtvaardigd door het geloof, en heb­ben wij Zijn leven blijvend in ons. En in dat leven behaalde Hij de overwin­ning over alle zonde. De overwinning is dus reeds de onze voordat de ver­zoeking komt.

Wanneer Satan dan komt met zijn verzoekingen, heeft hij geen kracht, want wij bezitten het le­ven van Christus, en dat leven in ons wijst hem steeds terug. O hoe heerlijk is de gedachte, dat er leven is in Chris­tus en dat wij het kunnen bezitten.

 

De rechtvaardigen zullen door het ge­loof leven omdat Christus in hen leeft. „Met Christus ben ik gekruisigd en toch leef ik, (dat is), niet meer mijn ik, maar Christus leeft in mij. En voor zover ik nu nog in het vlees leef, leef ik door het geloof in de zoon van God, die mij heeft liefgehad, en zich voor mij heeft overgegeven". Gal. 2:20.

Ja, wij zijn ge­kruisigd met Christus, maar is Chris­tus dood? Neen, Hij is weer opgestaan; dan zijn wij met Hem opgestaan. Maar wij zijn in het vlees. Dat is waar, maar in het vlees kan het goddelijke leven zijn, dat in Christus was, toen Hij in het vlees was.

 

Wij kunnen deze dingen niet begrijpen. Zij zijn de verborgenheid van het evangelie. De verborgenheid van Christus geopenbaard in het vlees. Alles wat door de hemel voor de mens is gedaan, is een verborgenheid. Eens was er een ar­me vrouw, die aan bloedvloeiing leed. Temidden van een dichte menigte raakte zij de zoom van het kleed van de Meester aan. Christus zei: „Ik heb kracht van Mij voelen uitgaan". Luc.8:46. Welnu, deze vrouw had een werkelijke ziekte, en toen zij Zijn kleed aanraakte was zij werkelijk genezen. Wat had haar gezond gemaakt?

 

Er was een werkelijke kracht van Jezus uitge­gaan en bij haar binnengegaan, en dat had haar gezond gemaakt. Deze wonderen werden opgeschreven ten behoeve van ons. Waarom werden zij opgeschreven? „Deze zijn geschre­ven, opdat gij gelooft dat Jezus is de Christus, de Zoon van God, en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn naam". Hetzelfde leven en dezelfde kracht, die van Christus uitgingen en het lichaam van de vrouw genazen, gingen uit om haar ziel te genezen. Jezus is willig en bereid vandaag het­zelfde te doen. Deze dingen werden op­getekend opdat wij mogen weten, dat dezelfde goddelijke kracht en hetzelfde leven, die het lichaam der mensen bin­nenging om hen te genezen, de ziel bin­nenkomt van hen die geloven. Wij kun­nen datzelfde leven in onze ziel opne­men om de verzoekingen van de vijand te weerstaan. Er is slechts één leven, dat de zonde kan weerstaan, en dat is een zondeloos leven, dat éne zondeloze leven is het leven van de Zoon van God. Hoevelen van ons hebben ernaar ge­streefd om uit zichzelf zondeloos te worden. Het was een verloren zaak. Maar wij kunnen het leven van Chris­tus bezitten, en dat is een zondeloos leven.

Dankzij God voor Zijn onuitsprekelijke gave.

 (E.J. Waggoner)