You are home- www.agp-internet.com/react- sermonroom Nederlands (overdenkingen & Bijbelstudies)

 

"Christus en de wet" (7)

 

Bijbelstudie nr. 7

 

Romeinen hoofdstuk 5 bevat een gedeeltelijke op­somming van de zegeningen, die de vrucht zijn van een geloof, zoals uitge­beeld in hoofdstuk 4. Het toont de ont­wikkeling van het christelijke leven van iemand die het geloof bezit van Abra­ham.

Er zijn twee woorden, die de grondtoon vormen van dit hoofdstuk: Veel Meer. Als U de heerlijheid, het ge­duld of de christelijke ervaring bezit, waarin gesproken wordt in dit of welk ander hoofdstuk ook, weet dan, dat God ze in voorraad heeft, en gewillig is om veel meer te geven, want Hij is ,,bij machte oneindig veel meer te doen, dan wij bidden of beseffen."

 

„Wij dan, 'gerechtvaardigd uit het ge­loof", d.w.z. door het geloof in overeenstemming gebracht met de wet, „hebben vrede met God door onze Here Jezus Christus."

De enige manier waar­op de mens in overeenstemming ge­bracht kan worden met de wet, en vrij kan zijn van de veroordeling, is het be­zitten van geloof in de beloften Gods.

In Christus is geen ongerechtigheid, en daarom is er niets dan gerechtigheid. Door het geloof in Christus bezit de christen de gerechtigheid van Christus. Maar zegt Jacobus niet dat er ook wer­ken moeten zijn, daar het geloof anders geen waarde heeft? Het is waar dat het geloof volkomen wordt door de wer­ken. Jac. 2:22.

Maar het is door het geloof en het geloof alleen, dat de mens gerechtvaardigd wordt. Dezelfde tekst waarin gezegd wordt dat Abraham ge­rechtvaardigd werd door het geloof, be­wijst ons dat de werken alleen maar het resultaat waren van fundamenteel geloof, en dat door deze werken het schriftwoord vervuld werd dat zegt: „Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend."

 

Wer­ken zijn net resultaat van het geloof „want God is het, die om Zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u bewerkt". Wij geven onszelf over in de handen van Christus. Hij komt en neemt Zijn intrek in ons. Wij zijn als klei in de handen van de pottebakker; het is Christus die alle goed werk in ons ver­richt en Hem behoort al de eer toe. ,,Wij hebben vrede met God". Wat voor vrede? Het is geen gevoel, het is een feit.

Velen denken, dat zij een zeker gevoel moeten ervaren, dat zij herkennen zul­len als „vrede met God".

 

Maar zij be­zaten nooit de vrede met God, en daar­om weten zij ook niet welk soort ge­voel het moet zijn. Satan kan een ze­ker gelukkig gevoel geven, en als een christen alleen af moest gaan op zijn gevoelens, dan zou hij misleid worden.

 

De Here heeft niets van doen met ge­voelens, alleen met feiten. Vrede is het tegenovergestelde van oorlog, strijd en naijver. Wij hebben of vrede met God, of wij staan op voet van oorlog met Hem. Als wij op voet van oorlog staan met God dan is dat, omdat wij voortgaan ons tegen Hem te verzetten. Hoe strij­den mensen tegen God? Door het na­volgen van zondige praktijken. Ieder die bewust voortgaat met één zondige praktijk staat op voet van oorlog met God.

 

God is een God van vrede. Chris­tus laat zijn vrede aan zijn navolgers. „En de vrede van Christus regere in uw harten. In de hemel is er tussen God en Zijn geliefde Zoon een "raad des vredes". Zij hebben „heilzaam over­leg" ten behoeve van de mens. Er is slechts één voorwaarde, waarop de mens deze vrede kan bezitten: onvoor­waardelijke overgave, alles overgeven aan God, en dan is er vrede in het hart, en het doet er niet toe welk gevoel wij bezitten. „Zij, die Uw wet liefhebben, hebben grote vrede, er is voor hen geen struikelblok."

 

„Och dat gij naar Mijn geboden luisterdet; dan zou uw vrede zijn als een ri­vier en uw gerechtigheid als de golven der zee". Welk een rijke troost ligt in deze woorden. „Jezus Christus is gis­teren en heden dezelfde en tot in eeuwigheid". Zo wordt Zijn vrede vergele­ken met een altijd stromende rivier, en het nooit eindigende golven der zee; het doet er niet toe wat ons gevoel is; indien wij al onze zonden beleden heb­ben, is God getrouw en rechtvaardig om ze te vergeven; dan hebben wij vre­de met Hem. De voorwaarde van de vrede is gerechtvaardigd te zijn door het geloof.

 

Door wie (Christus) wij ook de toegang hebben verkregen (in het geloof) tot deze genade (onverdiende vergeving en gunst), waarin wij staan, en roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods. Elke dag kan gerechtigheid in de mens tot stand gebracht worden op dezelfde wij­ze als Izaak geboren werd uit ouders, die in feite dood waren. Wanneer men­sen eerst deze ervaring verkrijgen, is de volgende stap dat zij niet anders kunnen dan verlangend uitzien naar de komst van de Heer.

 

Hoe dikwijls zien wij met vrees uit naar de komst van de Heer? Als wij ons in dit tegenwoordige leven niet verheugen in de Heer, dan hebben wij geen hoop, dat wij ons zullen verheugen in Hem in een toekomstig leven. Waarom zullen christenen „roemen in de hoop op de heerlijkheid Gods"? Omdat zij vrede hebben met Hem. Zevendedags Adventisten wordt bevolen ,,wanneer deze dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uw hoofden omhoog, want uw verlossing genaakt". Wij moeten Hem loven omdat Hij spoedig komt, het is één van de heerlijkste en meest blij­de verzekeringen die wij hebben.

 

Wij leven in de tegenwoordige tijd, niet in de toekomst. Lees 1 Petr. 1:5-9. De zaligheid behoort ons nu evenveel.toe als wanneer we in het koninkrijk Gods zijn. Niemand, behalve wijzelf kan ons daarvan beroven. Petrus zegt: „verkrij­gende het einddoel uws geloofs, name­lijk de zaligheid der ziel".

Onze tegenwoordige zaligheid is onze enige hoop op een toekomstige zaligheid. ,,Die in de kracht Gods bewaard wordt" is de uitdrukking die Petrus gebruikt, zij duidt op precies dezelfde toestand als het vijfde hoofdstuk van de Romeinen –“gerechtvaardigd zijnde door het geloof.”

 

Dezelfde kracht, die de mensen onster­felijk zal maken in het toekomende le­ven, rechtvaardigt hen, brengt hen in overeenstemming met de wet, door ie­dere dag rnet haar in overeenstemming te zijn. Paulus zegt in de Philippenzen brief hoofdstuk 3:21: ,,die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan Zijn verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen aan Zich kan onder­werpen."

 

In Efez. 3:16 bidt Paulus een geïnspireerd gebed, dat zij gestrekt mogen worden door Zijn Geest in de inwendige mens, ,, naar de rijkdom Zijner heerlijkheid". De genade Gods is gelijk aan de heerlijkheid Gods. Gods troon is een troon der heerlijkheid, en de genade waarin wij staan wordt ondersteund door de heerlijkheid Gods.

 

„En niet alleen hierin, maar wij roemen ook in de verdrukkingen, daar wij weten, dat de verdrukking volharding (ge­duld) uitwerkt". Sommigen zeggen dat verdrukking ongeduld uitwerkt. Dat is niet waar.

Als een mens niet gerechtvaardigd is door het geloof, dan zal ver­drukking het ongeduld, dat zich in hem bevindt, tot ontwikkeling brengen. Hoe zit het dan met verdrukking, die vol­harding uitwerkt?

Laat de volgende teksten hierop antwoord geven: ,,Werpt al uw bekommernis op Hem want Hij zorgt voor U."

1 Petr. 5:7. „Werp uw be­kommernis op de Here, Hij zal voor u zorgen."

Psalm 55:23. „Komt tot Mij. allen die vermoeid en belast zijt, en ik zal u rust geven". Matth. 11:28.

 

Hij neemt de zware last weg. Wat is die last? Alles dat ons bezwaardt of knelt. Werpt het op de Here. We ver­blijden ons in de verdrukking, omdat wij Christus bij ons hebben, en wij wer­pen onze hele last op hem. Hij is in staat om hem te dragen. Hij heeft hem reeds gedragen voor de gehele wereld, dus we kunnen niets aan Zijn last toe­voegen.

 

Hoe worden wij bevrijd van onze moei­lijkheden? Geef ze aan Christus, en zeg dan: „ze zijn van Hem". En ze zijn werkelijk van Hem, of u zich nu anders voelt of niet. Dan zult u de waarheid ervaren van de woorden: ,,En ik zal u rust geven". Dan is er rust, zelfs al wor­den we gekweld door lichamelijke pij­nen. Want Christus draagt de verdruk­king, en u wordt opgeheven boven al­le pijn.

 

Hoe konden de martelaren met liederen van vreugde op hun lippen naar de pijnbank en de martelpaal gaan? Was dat bravour?

 

Neen, Christus droeg hun last en in Hem hadden zij vrede. En uit een hart, dat vervuld was met lof, prezen zij Hem. Op deze wijze waren zij gelukkig en blij, en bemerkten de pijn nauwelijks terwijl het vuur om hen heen hoog op­vlamde. Ook wij zullen door „grote ver­drukking" moeten gaan. Misschien komt de zweep over ons naakte vlees, of misschien krijgen wij de duimschroeven aan. De menselijke natuur deinst terug voor zulke pijnigingen. In Christus kun­nen wij het verdragen. Verkrijg nu er­varing met Hem, en in de tijd der be­proeving zal Hij u niet verlaten. Hij kan die grote last evengoed dragen als een kleine.

 

Dan zal Christus evenals nu de onze zijn, en het leven dat wij leven zal in Hem zijn. Geen mens op deze wereld zal in staat zijn, om in die tijd staande te blijven als hij de les des geloofs niet van tevoren geleerd heeft. Het is nu de tijd, dat de les geleerd kan worden on­der gemakkelijke omstandigheden. Hoe groot de verdrukking van die tijd ook mag zijn, we zullen haar met vreug­de doorstaan. Die vreugde moet nu ge­leerd worden. „Maar de volharding moet volkomen doorwerken, zodat gij volko­men onberispelijk zijt". Volharding en geduld bewijzen dat wij volmaakte men­sen zijn.

 

„De volharding werkt beproefdheid", vers 3-4. Het is de christelijke ervaring waarover hier gesproken wordt. Erva­ring betekent, dat mensen die ze be­zitten, beproefd en getoetst zijn. Zij heb­ben God aangenomen en hebben Hem beproefd.

 

Ervaring, of het feit dat wij God dage­lijks beproeven, ontwikkelt hoop - hoop bij God. Als God elke dag beproeft, dan is er elke dag hoop. d.w.z. Wij hebben reden de dingen te verwachten die wij wensen. Wij bezitten een tegenwoordige verlossing, en daarom roemen wij in de hoop op een eeuwige verlossing. Dit is inderdaad een hoofdstuk van hoop en blijdschap.     (E.J. Waggoner)  

<1>