Christus en de wet" (1)
Studie nr. 1
De brief
aan de Romeinen is één van de mooiste
boeken van de Bijbel. In de komende 16
bijbelstudies zal het voor ons alleen
maar mogelijk zijn, dit boek in grote
lijnen te behandelen. We moeten er
mee rekening houden, dat wij er dingen
in zuilen vinden, die wij niet kunnen
begrijpen, net zomin als we kunnen
begrijpen, hoe de oneindige God het
universum in stand houdt door het
woord Zijner kracht. Datgene, wat wij
niet kunnen begrijpen, nemen wij in
het geloof aan, omdat de Here het
zegt.
Wanneer
wij de Bijbel op deze manier
benaderen, dan plaatsen wij ons daar,
waar God ons de verborgenheden van
Zijn woord kan openbaren.
Hoofdstuk 1 : 1-15. Deze 15 verzen
zijn de inleiding tot de brief: de
eerste 7 verzen omvatten de
begroeting, de volgende 8 zijn een
persoonlijke verklaring. Toch zijn in
deze verzen reeds enkele van de
mooiste passages van de Bijbel te
vinden; neem b.v. vers 12,waarin
Paulus verklaart dat hij niet alleen
verwacht tijdens zijn bezoek de
gemeente te dienen, maar dat hij ook
hoopt door haar gesterkt te worden.
Beiden zouden vertroost worden door
hun. „onderling geloof".
Dit
beoogt een toestand in de gemeente,
waarbij de prediker geen tijd behoeft
te verspuien aan het bestrijden van
dwalingen en het rechtzetten van
geschillen tussen broeders.
Verzen
16 en 17. Dit is de kern van de brief.
Het gehele boek is een uiteenzetting
van deze verzen. In de resterende
verzen van hoofdstuk 1, vinden we een
getuigenis van Gods rechtvaardigheid
in het straffen van goddelozen, en van
de consequenties die voortvloeien uit
een zich afscheiden van God.
Wij zijn
er toe geneigd, het ons ongeveer zo
voor te stellen: wij bezitten de derde
engelboodschap, die uit een systeem
van waarheden bestaat, met als
onderwerpen de Wet, de Sabbat, de
natuur van de mens, de wederkomst,
enz., en dat wij daar een beetje
evangelie aan toegevoegd hebben, dat
van de gerechtigheid door het geloof.
Er is echter slechts één leefstuk dat
wij moeten prediken, namelijk, het
evangelie van Christus. Mark. 16:15,
16.
Dit is
onze opdracht. Zij die het evangelie
geloven zulten gered worden. Is er dan
behalve het evangelie niets anders dat
geleerd moet worden? „Het is de kracht
Gods tot behoud". Wat hebben we nog
meer nodig dan onze behoudenis?
Waar
kunnen we nog meer om vragen? Het
evangelie brengt ons gerechtigheid. De
gerechtigheid Gods is iets, wat God
doet, het is Zijn manier van doen. In
overeenstemming, in harmonie met Hem
te zijn wil zeggen, dat wij Zijn
manier van handelen tot de onze maken.
Het
evangelie openbaart ons de weg (Rom. 1
:17), en niet alleen dit, het
evangelie is de kracht Gods, Zijn
manier van handelen in ons gestalte
geven. De Bijbel is een uiteenzetting
van Gods handelwijze, en deze is
samengevat in de Tien Geboden, die een
verklaring zijn van Zijn
gerechtigheid. Jes. 51 : 6, 7.
In
Matth. 6:33 verklaart Christus dat
deze gerechtigheid het enige is, wat
wij nodig hebben. Waarom?
Gerechtigheid is leven: en de mens die
Gods gerechtigheid bezit heeft alles
in déze wereld, én in de wereld die
te komen staat. Vers 17. „De
rechtvaardige zal uit geloof leven".
Niets anders? Door geloof en werken!
„Doe
niets aan Zijn woorden toe, opdat Hij
u niet terechtwijze en gij een
leugenaar bevonden wordt". Spr. 30:6.
Gerechtigheid bezitten betekent
rechtvaardig zijn, en een rechtvaardig
mens zal rechtvaardige daden doen.
Dat is de vrucht der gerechtigheid.
Maar hoe volbrengt hij deze werken?
Uit het geloof. Joh. 6:28, 29. „Dit is
het werk Gods, dat gij gelooft". Het
is mogelijk dat wij een te beperkt
begrip hebben van wat geloof is.
„De
rechtvaardige zal uit geloof leven".
Hierin ligt alles besloten. Er kan
niets toegevoegd worden aan de
prediking van de gerechtigheid Gods
door het geloof in Jezus Christus. En
leerstellingen zoals de Sabbat,' de
onsterfelijkheid enz., dan? Omdat
alleen het koninkrijk Gods en Zijn
gerechtigheid van belang zijn, en er
niets in de Bijbel staat dat
onbelangrijk is, zijn al deze andere
leerstellingen eenvoudig onderdelen,
afhankelijk van dat ene. Alle worden
samengevat in dat ene onderwerp: de
gerechtigheid door het geloof. Wij
kunnen niets anders prediken, omdat
alles wat zich daarbuiten bevindt,
zonde is.
Vers 18.
Toorn wordt geopenbaard over diegenen
„die de waarheid ten onder houden in
ongerechtigheid". Verbindt deze tekst
met hoofdstuk 10 vers 3.
God is
een levende God. Zijn troon is een
levende troon. Daar is het water des
levens, en de boom des levens, alles
is leven. Daarom is Zijn
gerechtigheid actief, leven.
Sommigen, die onbekend zijn met deze
gerechtigheid weigeren zich eraan te
onderwerpen, en weerstaan haar. God
zal de mensen straffen. Waarom? Omdat
zij zich vereenzelvigen met de
ongerechtigheid. Zij zijn ermee
doordrengt.
En
wanneer de ongerechtigheid wordt
tenietgedaan - want zonde moet worden
vernietigd - worden zij mee
vernietigd. Het wil eenvoudig zeggen,
dat er bij God geen aanzien des
persoons is.
Vers 19
en 20. is God onrechtvaardig? Nee,
want sinds de schepping getuigen Zijn
werken van Hem. Velen erkennen niet,
dat de wereld niet uit zichzelf kon
ontstaan, maar men kan het weten.
Vers 21
- 32. Hoe komt het, dat de mensen het
niet weten ? Ze weten toch zoveel!
„Bewerend wijs te zijn, zijn zij dwaas
geworden", Het meest onredelijke ding
in het universum is het menselijk
verstand. Het is uitermate dwaas bij
God. 1 Cor 1:19-21.
Paulus
zegt dat degenen, die de dingen doen,
welke in het laatste gedeelte van dit
hoofdstuk beschreven worden, weten dat
zij de dood verdiend hebben, en u zult
nooit iemand ontmoeten die dit niet
weet. Het heidendom waarvan Paulus
hier spreekt, zoals dit zich voordeed
in Athene en elders, was niet onbekend
met de dingen van deze wereld.
Er waren
mensen bij wier werken van kunst en
wetenschappen heden tendage nog
bestudeerd worden. Een mens kan
kennis bezitten buiten God, net zoals
een beest iets kan kennen; het
verschil is slechts gradueel? er
bestaat geen wijsheid buiten God. Dat
is het, wat Paulus bedoelt als hij
zegt: „Ziet toe dat niemand
u
meeslepe door zijn
wijsbegeerte……naar de eerste
beginselen der wereld, en niet naar
Christus". Coloss. 2:8. Zie ook 1 Cor.
1:18, Coloss. 2:3.
We horen
heel wat over „natuurlijke moraal",
en over „wetenschappelijke moraal",
een moraal die alle mensen eigen is.
Dat is hetgeen Paulus hier beschrijft.
Het is heidendom. De populaire
voorstelling van heidendom is niet
juist. Een heiden is een mens die God
niet kent. Hij kan een godsdienstig
mens zijn, maar God is niet de bron
van zijn wijsheid. In Marc 7. 22-23
beschrijft Christus de bron van de
„natuurlijke moraal".
De
harten van alle 'mensen zijn gelijk;
wij zijn uit „enen bloede gemaakt",
om de aarde te bewonen. Heidenen waar
ze ook wonen, zijn mensen die de
dingen doen waarvan in het eerste
hoofdstuk van de Romeinen wordt
gesproken. Mensen in de Verenigde
Staten of in Engeland die de
neigingen van hun natuurlijke hart
volgen, zijn niet beter dan zij die
dezelfde dingen doen m China. Gal. 5:
19-21. Vergelijk 2 Tim. 3:1-7 met het
laatste deel van Rom. 1. Ze zijn
bijna Identiek. Dat betekent, dat de
mensen in het laatst der dagen pure
heidenen zullen zijn - die zichzelf
overgeven aan de werken van het vlees.
Dit helpt ons om vele uitspraken in
het Oude Testament te begrijpen, waar
God spreekt over het oordelen der
heidenen. Het betekent dat allen die
vernietigd zullen worden, heidenen
zijn. Wie zijn heidenen? Rom. 2:1.
„Want gij die oordeelt bedrijft
dezelfde dingen". Hebben wij ooit iets
gedaan waar we ons voor schamen om
over te spreken? Waarin verschillen
wij dan van de heidenen? Hier is
plaats genoeg voor het evangelie. Het
is een schande te spreken over de
dingen, die door ons in het geheim
gedaan zijn, maar „ik schaam mij het
evangelie van Christus niet, want het
is een kracht Gods voor een ieder die
gelooft".
(E.J.
Waggoner)